fbpx


Zonder categorie

Stroef en droef

Titel
Eerst is eerst
Auteur
Jan Roskams
Uitgever
Paris Books
ISBN
9789492883803
Onze beoordeling
Aantal bladzijden
335
Prijs
€ 22.50
Koop dit boek op doorbraakboeken.be

Ik heb een wee gevoel. Wat is dat toch met oudere heren die na hun beroepsloopbaan de idee opvatten een heuse thriller te gaan schrijven? Blijkbaar volstaat een leven tussen de proefbuisjes of de journaalposten of de bekeuringen om de Nederlandse taal en de grondregels van het spannend verhaal naar de filistijnen te helpen. Ik zie ze elk jaar toenemen, de promotoren en hell’s grannies van het seniorennet.

Edele amateurs

Sommigen hebben schrijfcapaciteiten maar missen een leidende redacteurshand (Bert Bergs, voormalig hoogleraar natuurkunde), anderen wanen zich groter dan hun ego (Ronny Van Rompuy, voormalig hoofdinspecteur bij de politie), nog anderen houden zich kranig met zelfbetaalde print-on-demand-thrillers (Luc Vos, no pun intended) of hanteren de vanouds beproefde formule om met een drukker in zee te gaan (Wim Menheer).

Nog anderen zijn verstandig genoeg om begeleiding te zoeken (Jan Smets, oud-gouverneur van de Nationale Bank). Lovenswaardig, dat zeker. Hun inspanningen wekken bewondering en vertedering op. Mijn sympathie gaat, toegegeven, onwillekeurig en als vanzelf uit naar de verlopenen, de verwaarloosden, de edele amateurs, de soms aandoenlijke liefhebbers. Maar ik mag me niet laten meeslepen door compassie. (Hobby)kennis volstaat niet om de vaak fantaisistische omgang met en inbreuken op stijl, spraakkunst, plotopbouw, dialogen, correct taalgebruik en eenheid van aanpak te vergeven.

Cursus creatief schrijven

Voor mij ligt Jan Roskams (ik bedoel zijn boek), naar eigen zeggen ‘de oudst-debuterende thrillerauteur’ van het westelijk halfrond (en Suriname inbegrepen). Hij is 75. Hij woont achter het kasteel van ’s-Gravenwezel, en dat moet allicht een verdienste zijn. Want ‘hieruit putte hij inspiratie voor zijn eerste boek’, én ‘hij leidt een druk leven’. Ik ken er nog zo’n paar. Eerst is Eerst lijkt zo uit een cursus ‘Creatief Schrijven’ van de Schrijversacademie te komen: een skelet van een verhaal, zonder vlees, maar nogal slordig omhangen met flarden, en pezen, met ongeloofwaardige personages en een al even ongeordend verhaalverloop. Een kladderaar van een schrijver. De adel speelt een grote rol (ze leven in een kasteel, tenslotte) en de zielenadel haalt het voorspelbaar op de titeladel.

Dat er wat aan de knikker is, wordt snel duidelijk

De oudheidkundige en egyptoloog met de voorbestemde naam Phillip d’Anvers keert naar België terug, in gezelschap van zijn geniale student Thomas – die eerder puberaal uit de verf komt, durf ik te zeggen – en natuurlijk de veel jongere oud-studente Jessica (verliefdheid kan niet uitblijven), omdat hij onmisbaar is bij de opgravingen aan de Kipdorpbrug in Antwerpen. Archeologen hebben het duidelijk niet eenvoudig, want ze kunnen evengoed zand verleggen in Egypte als in de oertijd duiken als de Antwerpse zestiende eeuw beheersen.

Hij krijgt in Michigan, waar hij doceert, enkele anonieme waarschuwingen dat de dood rondwaart – achteraf zal blijken dat er geen echt causaal verband bestaat tussen het moorddadig complot dat zich aftekent op het kasteel en de snippers –­ wat reëel wordt wanneer zijn oude, vereerde vader overlijdt. Het was toch geen verdachte dood zeker? In elk geval komt er verontrustend nieuws uit ’s-Gravenwezel, want de vader was daar nog bij zijn jongere broer Joseph geweest. Een erfeniskwestie? Een adellijk dispuut? En wat doen die motorrijders aan beide kanten van de oceaan (achteraf blijken de enen Outlaws, de anderen Hells Angels te zijn, maar wel goeie maatjes; ik durf mijn hand daarvoor niet in het vuur te steken).

En dus nodigt Phillip zichzelf uit bij zijn neef Louis, die nu de grafelijke titel draagt. Louis laat zich bijstaan door de (wel opvallend zeer) verdachte jonkheer Charles. Dat er wat aan de knikker is, wordt snel duidelijk. De ene moord volgt op de andere, en blijkbaar is er onenigheid over wie de eerstgeborene was van de gravenfamilie. Stof genoeg dus, zeker als er ook nog een geheim genootschap (nu ja, als je het kunt afluisteren is er weinig geheims aan), een cryptogram, inbraken, duistere gangenstelsels en verdacht personeel aan te pas komen. Waarom de nummers van de kamers absoluut onderaan de deur moeten hangen is voor mij het grootste raadsel van dit boek gebleven.

Eendimensionaal en plat

Het vervelende is evenwel dat geen enkel personage wat diepgang krijgt. Ze drijven eerder op clichématige voorstellingen, en zijn geschreven in een eendimensionale rol van het drama, zonder zelf erop te wegen. Flat characters. De gemoedswisselingen moet de schrijver aangeven met bijvoeglijke naamwoorden (nog zo’n futiel radertje in het verkopersbargoens). Vrijwel elk hoofdstukje – en het zijn er nogal wat: 61, mét proloog en epiloog (maar wil ik wel weten of Phillip en Jessica vijf kinderen krijgen? Wat baten condoom en bril?) – moet ‘de spanning opdrijven’ met een cliffhanger.

Telkens één enkele zin die de lezer waarschuwt voor wat er kan aankomen: ‘Toch had ik het gevoel dat er vrij snel meer stond te gebeuren’ – logisch, we zitten nog maar op bladzijde 17 en anders moet je geen boek schrijven; ‘Was ik ook verliefd?’ – o jee; ‘Niets zou me afleiden van mijn taak hier, dacht ik …’ – de plaag van de overbodige gedachtenpuntjes; ‘Ik moest onmiddellijk naar Michigan!’ – doe dat dan; (we zitten intussen nog maar op bladzijde 48); ‘Stel dat de briefschrijver gelijk had!’; ‘Ik rook de uitlaatgassen die ze (de motorrijders) hadden achtergelaten, maar ik schonk er verder geen aandacht aan’ – op die aandacht gaat hij nooit in; ‘Er waren kapers op de kust!’ – het hadden ook geldwolven kunnen zijn natuurlijk; ‘Ik voelde dat er problemen in de lucht hingen’ – heb je hem, die spanning?; ‘Hier kon ik kop noch staart aan krijgen. Wat moesten die van mij?’ En dat draaft zo maar door, zoals de beo in Aldous Huxley’s Island, die te pas en te onpas snerpt: ‘Attention! Let op! Kijk uit!’

Een psychiater kan daar zeker een etiket op kleven

Nog dramatischer zijn de dialogen. Ze komen regelrecht uit het amateurtoneel, geschreven door de onderwijzer uit een Kempisch gehucht. Op Phillips flat: ‘Jessica, dat is vreemd. Mijn appartement is niet meer zoals daarstraks … er zijn dieven in huis geweest’. ‘Dat is me wat Phillip! Is er iets verdwenen?’ ‘Op het eerste gezicht niet.’ (…) ‘Phillip, ik denk dat jij het gemis van Pierre vertaalt in het ontbreken van iets in jouw vertrouwde omgeving. Een psychiater kan daar zeker een etiket op kleven.’ Alledaags taalgebruik, logische spagaten, jumping to conclusions. Nu ja, vranke dames die spontane liefdesverklaringen afleggen: ‘Ik kom vooral terug voor jou, want ik heb meer dan ooit het vaste voornemen jouw hart te komen veroveren.’ Ja, dat windt een mens op. De auteur had er ons op de achterflap nog zo voor gewaarschuwd: ‘de ondeugende erotische accenten sluiten naadloos aan bij het verhaal’. Een Nabokov of Anais Nin is aan Roskams niet verloren gegaan. Dat heb je natuurlijk met veramerikaanste Vlamingen die als ze iets gaan drinken naar een kartonnen beker van Starbucks grijpen. Mateloosheid, de peper van de misdaad, het is iets wat onze auteurs deerlijk ontgaat. Mickey Spillane, kom terug, ‘four fingers of rye.’

Al even droevig zijn de schetsmatige voorstelling van de corruptie en kruiperigheid bij de politie, de ‘deugden van de adel,’ die herhaaldelijk geciteerd worden, de ongeloofwaardige volta die Phillip in een oogwenk van beschuldigde verdachte tot hooggeachte getuige maakt, het anticommunistische sausje en de geur van Opus Dei die voor gezonde burgerlijkheid moeten doorgaan, de loze suggesties die de lezer voor een simpele geest houden (op blz. 231 broedt Phillip nog altijd op de drijfveer: ‘Drugs, drank?’, terwijl wij al makkelijk twintig hoofdstukken eerder doorhebben dat het met de erfenis te maken heeft).

Boute uitspraken

En dan heb ik het nog niet over de slordigheden gehad. Er staat zelfs een verschrikkelijke dt-fout in (blz. 146: ‘Jeanine heeft zich bekommert om de taarten’). Gallicismen ontsieren niet alleen de namen (tja, die adel), van ‘kost wat kost’ tot ‘fysisch’ waar ‘fysiek’ bedoeld wordt (natuurkunde is nu eenmaal zelden nodig om op zoek te gaan in de doolhof van het kasteel, om maar eens een ‘boute uitspraak’ te doen – blz. 247, 249, 243), ‘hij was akkoord’, zet een ‘handteken’ (blz. 213), ach, een aandachtige eindredacteur zal wel niet te vinden geweest zijn.

Dat heeft dus allemaal niks vandoen met leeftijd, alleen met overmoed. Of eigenliefde. Het is jammer dat mijn vriend Rudy Soetewey uitdrukkelijk bedankt wordt voor zijn in-/opleiding tot het schrijven van een misdaadverhaal, want zelf is hij een meester van de gebalde en vrolijke suggestie. Het is jammer voor de schrijver dat hij met een faux pas begint (een tweede ligt al klaar, ik durf er niet aan te denken). ‘Onbeholpen’ was het vriendelijkste woord dat ik na lectuur kon bedenken. Een collega-recensente, die stukken beleefder is dan ik, antwoordde gevat: ‘Nog zacht uitgedrukt.’ Misschien toch eerst Coppers lezen of Den Tex? Of het gewoon bij Nicci French houden.

Aangeboden door de Vrienden van Doorbraak


steun doorbraak

Dit artikel, cartoon of podcast wordt u aangeboden door de Vrienden van Doorbraak

Door een jaarlijkse of maandelijkse bijdragen financieren de Vrienden van Doorbraak de publicatie van de gratis toegankelijke artikels, podcasts, cartoons of video-uitzendingen op doorbraak.be. Onze vrienden krijgen ook korting in de Doorbraak winkel en exclusieve uitnodigingen.

Hartelijk dank voor uw steun als Vriend van Doorbraak.

Lukas de Vos

Lukas De Vos is senior journalist van de VRT.

Dit artikel delen of afdrukken




Commentaren en reacties


Kijk vooraf even op onze Spelregels en technische problemen
Reacties - klik hier
Talk

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *