JavaScript is required for this website to work.

In Vlaanderen Vlaams!

Dirk Rochtus12/7/2014Leestijd 4 minuten
TitelIn Vlaanderen Vlaams!
AuteurCéline Préaux
UitgeverPelckmans
ISBN978-90-289-6904-9
Onze beoordeling
Aantal bladzijden234
Prijs€ 22.5

Céline Préaux is historica en bestuurder van het tweetalige Studiecentrum Franstaligen in Vlaanderen. In haar boek onderzoekt ze hoe de Franstaligen een dominante positie verwierven in Vlaanderen en gaat ze de vraag na in hoeverre de frustratie bij de Nederlandstaligen hierover zou hebben geleid tot de wens van dezen om de samenleving in Vlaanderen te ‘heroveren’ (p. 92). Préaux laat de tegenstelling tussen het voormalige unitaire België en de zich ontwikkelende regio’s Vlaanderen en Wallonië samenvallen met de tegenstelling Gesellschaft und Gemeinschaft (Maatschappij en Gemeenschap), een begrippenpaar dat uit de koker van de Duitse socioloog Ferdinand Tönnies (1855-1936) stamt.

Maar waar Tönnies de kapitalistische (Angelsaksische) Gesellschaft plaatste tegenover een warme, harmonieuze, organische gegroeide Gemeinschaft zoals die in het Duitsland van eind 19e eeuw zou moeten ontstaan, beschouwt Préaux België als de civiele natie, de overkoepelende Gesellschaft voor de twee organische Gemeinschaften (de Vlaamse en de Waalse). Préaux licht de begrippen van Tönnies uit hun socio-economische context om er een communautair-culturalistische invulling aan te geven. De Gesellschaft staat bij Préaux voor het civiele, de Gemeinschaft voor het etnische nationalisme. De aanhangers van het civiele nationalisme beseffen echter niet dat hun nationalisme in feite ook een etnisch nationalisme is dat een civiel kleedje heeft aangetrokken, in die zin dat ze de dominantie van een bepaalde taal (en dus ook taalgroep) rechtvaardigt met een beroep op de beschaving en de Verlichting. In die zin klopt het niet om de tegenstelling Gesellschaft versus Gemeinschaft te transponeren op het nationalisme en de onderscheiden invulling ervan. Zo ziet Préaux een breuk optreden tussen de Vlaamse Gemeinschaft en de Belgische Gesellschaft omdat deze laatste de natie wilde verenigd zien door ‘eenheid van taal’ (met het Frans als overkoepelende taal) zonder de nationale dualiteit te respecteren. Een ander punt van kritiek op Préaux is dat ze in haar boek de indruk wekt als zouden de doelstellingen van de Vlaamse Beweging ingegeven zijn door een schematische kijk op de wedijver tussen Frans en Nederlands. In de achteruitkijkspiegel lijkt het alsof er een doelbewuste strategie achter de Vlaamse Beweging zou hebben gescholen ter ‘verdrijving’ van de Franstalige elite in Vlaanderen (p. 88).

Préaux beschrijft in het hoofdstuk ‘Naar het eentalige Vlaanderen’ vanaf de jaren ’20 van vorige eeuw ‘de verschillende stappen […] in de opbouw van het Vlaamse maatschappelijke project dat erop gericht is Vlaanderen eentalig te maken’ (p. 81). De eigenzinnige interpretatie van Tönnies’ begrippenpaar als zou de Gesellschaft een civiel en de Gemeinschaft een etnisch nationalisme belichamen, blijkt uit de volgende citaten: ‘Vlaanderen zal een etnische opvatting van het Nederlands omhelzen, die de Franstaligen dwingt hun Franstalige identiteit te verzaken als voorafgaande voorwaarde voor hun integratie in de Vlaamse Gemeinschaft’ (p. 90) en de te creëren Vlaamse natiestaat ‘zal etnisch moeten zijn en de Franstaligen uitsluiten.’ (p. 93). Doordat ze niet altijd de voorwaardelijke wijze gebruikt, wekt Préaux soms de indruk als zou de Vlaamse Beweging er naar hebben gestreefd de Franstalige cultuur in Vlaanderen te ‘vernietigen’, zoals ze ook letterlijk schrijft: ‘De uitsluiting (en dus uiteindelijk vernietiging) van de ander gaat via de totalisering van het talige. Het Nederlands zal een uitsluitende factor worden in een etnische zienswijze, die een categorische identiteitskeuze oplegt: de Vlaming zal Nederlandstalig moeten zijn in de publieke sfeer en in de privésfeer.’ (p. 94). Préaux schildert het Vlaanderen tussen de jaren ’20 en ’60 af als een regio waar door de ‘”etnicisering” van het Vlaams-nationalisme’ (p. 103) en vooral door het goedkeuren van de wet op het vastleggen van de taalgrens (door de Kamer op 10 november 1962) ‘het bestaan van de Franstaligen in Vlaanderen echt in gevaar (komt)’ (p. 105).

De distantiërende wetenschappelijke toon van Préaux komt duidelijker naar voren wanneer ze de houding van de Antwerpse Vlaamse Bewegers beschrijft die op assimilatie aansturen (p. 155-166) of de houding van Franstalige journalisten over de taalwetgeving. Préaux analyseert hoe Franstalige journalisten in de jaren ’60 moord en brand schreeuwden over het ’taalfanatisme’ van de Vlamingen (p. 189). Luc Van Nieuwenhuyse, de journalist van de Antwerpse Le Matin, schrijft zelfs dat het officiële België de Franstaligen in Vlaanderen treitert en ‘zijn wetgeving stelt zich niets minder ten doel dan hen te vernietigen door intellectuele genocide’ (citaat op p. 194 uit Le Matin, 03.10.1961)

Dit alles brengt ons bij de vraag of de Vlaamse Beweging inderdaad de bedoeling had om het Frans in Vlaanderen te ‘verdelgen’. Mijn stelling is dat dat dit nooit het geval is geweest. De Vlaamse Beweging streefde met het vooropstellen van het Nederlands een positief doel na. Het Frans is trouwens behouden gebleven in de privésfeer in verschillende Vlaamse steden en is nog altijd de eerste verplichte vreemde taal in het onderwijs in Vlaanderen. Dat de dominantie van het Frans in de Vlaamse samenleving is verdwenen, is socio-economisch verklaarbaar, maar is ook een gevolg van de globalisering. De opmars van het Engels gaat ten koste van de kennis van andere vreemde talen, niet alleen van het Frans, maar ook van het Duits bijvoorbeeld. En zelfs het Nederlands wordt hierdoor bedreigd, zoals ook Nelly Maes opmerkte in haar rede bij de toekenning van de Orde van de Vlaamse Leeuw op 28 juni 2014 (http://www.doorbraak.be/nl/nieuws/%E2%80%98panda%E2%80%99s-met-een-leeuwenhart%E2%80%99-bekoren-nelly-maes)

Lees ook http://www.doorbraak.be/nl/nieuws/franstalige-vlamingen-verliezers-van-vervlaamsing

 

Céline Préaux: ‘In Vlaanderen Vlaams!’ Het einde van Belgisch Vlaanderen?

pelckmans 2014

ISBN 978-90-289-6904-9

22,50 €

Dirk Rochtus (1961) is hoofddocent internationale politiek en Duitse geschiedenis aan de KU Leuven/Campus Antwerpen. Hij is voorzitter van het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams-nationalisme (ADVN). Zijn onderzoek gaat vooral over Duitsland, Turkije, en vraagstukken van nationalisme.

Commentaren en reacties