JavaScript is required for this website to work.

Verslaafd aan voetnoten*

Karl Drabbe31/8/2019Leestijd 3 minuten
TitelVoetnoten
SubtitelEen ode
AuteurPieter Jan Verstraete
UitgeverPieter Jan Verstraete
ISBN9789079497089
Onze beoordeling
Aantal bladzijden64
Prijs€ 20

Boekenwurm, bibliofiel, biograaf, veelschrijver. Pieter Jan Verstraete heeft een indrukwekkende boekenkast en dito palmares als auteur. Sinds een tijd schrijft hij ook voor Doorbraak. Rode draad daarin is geschiedenis, en meer bepaald van de Vlaamse beweging en haar zwartste bladzijden: de collaboratie. Nu hij met pensioen is, doet hij het wat kalmer aan. En heeft hij tijd om ook af en toe thrillers te lezen. Daar leest u binnenkort meer over op Doorbraak. Tussendoor werkt hij nog nog tig boeken, waaraan wat een monumentale biografie moet worden van VNV-leider Staf De Clercq.

Voetnoten

Zijn recente pensionering vierde de auteur met een bijzonder mooi uitgegeven kleinood. Voetnoten: een ode, heet het. Al is het meer een lang verwijt aan uitgevers. In Verstraetes ogen zijn dat boosdoeners die om welke foute — maar uiteraard ‘commerciële’ — reden lichtzinnig omspringen met dit in zijn ogen onmisbare en dus noodzakelijke element van elk non-fictieboek.

62 pagina’s, rijk geïlllustreerd, en voorzien van typografisch leesbare noten, is Voetnoten: een ode een pleidooi voor voetnoten. Geen eindnoten. En al zeker geen noten, weggemoffeld op één of andere website (the horror!). Neen, een informatief werk, baanbrekend of encyclopedisch, synoptisch of breed meanderend, moét voorzien zijn van voetnoten.

Geschiedenis

Dat pleidooi voedt hij met de geschiedenis van de noten, oorspronkelijk letterlijk marginale opmerkingen en toevoegingen. Marginaal als ‘in de marge’ van de tekst uiteraard. Daarvoor begint hij bij de middeleeuwse theoloog Petrus Lombardus, auteur van duizenden Bijbelcommentaren. Het historische deel sluit hij af met een verwijzing naar een film met de titel The Footnote. Een Israëlische film die tot het summum van Verstraetes spectrum moet behoren, gezien hij duidelijk tot de categorie van de ‘voetnotenfanaten’ (p. 37) hoort.

Er bestaat zoiets als ‘voetnotologie’, en ja, dat moeten we blijkbaar ernstig nemen, want het woord valt alvast in het Duits. De Duitse jurist Rieß schreef in 1983-’84 een ‘onderhoudend boekje’ met de titel Vorstudien zu einer Theorie der Fußnote. Daarin onderscheidt de voetnotoloog drie soorten voetnoten, wat er toch één meer is dan ik als uitgever onderscheid. Voor mij zijn er twee soorten voetnoten: bibliografische (verwijzende) en verklarende. Maar daarover later meer. RieB kent ‘wierookvoetnoten’ om tegenstanders voor zich in te nemen — academici maken er te vaak gebruik van. Ook veelvuldig gebruikt in Academia: de ‘kartelvoetnoot’: ‘als ik jou citeer, dan citeer jij mij’. En dan is er nog de ‘voorzichtigheidsvoetnoot’, waarmee men ‘een rookgordijn kan leggen om een al te heftige uitspraak in de bovenstaande tekst te omzwachtelen.’ Of er na de voorstudie ook een heuse studie volgde, vermeldt Verstraete niet. Nochtans had hij daar gerust een voetnoot aan kunnen wijden. Gelukkig vermeldt hij wel — in de broodtekst zowaar — dat het boekje satirisch is.

Eindnoten

Satirisch is Verstraete zelf echter helemaal niet in zijn Ode. Zoals ik al schreef is het een 63 pagina’s lange uithaal naar uitgevers die volgens hem de ‘meest radicale tegenstanders’ zijn van voetnoten. ‘Allerhande argumenten brengen ze te berde opdat de auteur zou afzien van een voetnotenapparaat’. Verstraete schrijft — en meent dus te weten — dat uitgevers voetnoten ‘onverkoopbaar’ achten, ‘niet esthetisch’, ‘ze nemen te veel papierruimte in beslag’ en ‘niemand die ze leest’ (p.12).

Als uitgever voel ik mij dan aangesproken, en moet ik mijn goede vriend Verstraete toch even op de vingers tikken. Met verkoopbaarheid heeft dat niets te maken, over esthetiek spreek ik me niet uit — want hoogst persoonlijk, de ruimte klopt helemaal niet (eindnoten hebben een groter volume papier nodig dan voetnoten en zijn lay-out-technisch makkelijker te plaatsen) en dat lezen… tja dát is een paar andere mouwen. Daarom hier mijn verantwoording: bibliografische noten lezen m.i. enkel de freaks (niet pejoratief bedoeld) en wie zelf beroepshalve of voor zijn studies met het onderwerp bezig is. Die kun je dus — zeker in een boek voor een breder publiek — even goed als eindnoten presenteren (al betekent dat dus een iet of wat dikker boek). En verklarende voetnoten moeten vaak maskeren dat de auteur dan toch niet zo’n goede schrijver is. Als de informatie zinvol is om de tekst en de gedachten van de auteur te kunnen volgen, dan hoort de lezer die te vinden in de broodtekst, en niet onderaan weggemoffeld in een kleiner lettertype. Hoogstens in een werk dat een heruitgave is van een oude, originele tekst, bepleit ik voetnoten. Omdat die daar als annotatie kunnen dienen voor de 21ste-eeuwse, Nederlandstalige lezer, die niet vertrouwd is met text en context van weleer. En zo krijgt de lezer dezes — zonder voetnoten — een inkijk in het hoofd van een boekenuitgever.

Knipoog

Laat echter mijn vorige kanttekening de pret niet bederven. Als u wil weten hoe voetnoten zijn ontstaan en wat je er zoal mee kan doen… Of als u wil weten waar Pieter Jan Verstraetes idolatrie voor de voetnoot vandaan komt — het is onder meer de fout van Gaston Durnez — dan moét u dit boekenpareltje in huis halen. U leest het in één ruk uit. Of in een halve, als u de voetnoten niét leest.

__

* Een voetnoot als toegift: de titel is gebaseerd op een column van en gepubliceerd in J.L. HELDRING, Dezer dagen, Amsterdam, 2012, p. 125

Karl Drabbe is uitgever van ERTSBERG. Hij is historicus en wereldreiziger en werkt al sinds 1993 mee aan Doorbraak.

Commentaren en reacties