JavaScript is required for this website to work.

Weerbare democratie

Miel Swillens12/3/2016Leestijd 4 minuten
TitelWeerbare democratie
AuteurBastiaan Rijpkema
UitgeverNieuw Amsterdam
ISBN9789046820049
Onze beoordeling
Aantal bladzijden335
Prijs€ 24.99

Het boek van rechtsfilosoof Bastiaan Rijpkema, Weerbare democratie: De grenzen van democratische tolerantie, is de commerciële editie van het proefschrift waarop de auteur vorig jaar promoveerde aan de Universiteit Leiden. Promotor was de bekende rechtsgeleerde en publicist Paul Cliteur. Gemakkelijke lectuur is het niet, maar de lezer die enig geduld aan de dag legt, wordt beloond met een dieper inzicht in het wezen van onze democratie. De rechtskundige theorieën en interpretaties in het proefschrift van Rijpkema hier uit de doeken doen, is onbegonnen werk. Ik beperk mij tot enkele bedenkingen bij de door de auteur aangereikte materie. Rijpkema’s vraagstelling luidt: ‘mag een democratische staat antidemocratische partijen verbieden en zo ja onder welke voorwaarden? ‘

Die vraag is erg actueel. Door de migratiecrisis en het falen van de Europese Unie wordt de machtspositie van de gevestigde partijen voor het eerst sinds1945 ernstig bedreigd. Daardoor komen ze in de verleiding zogeheten ‘populistische’ partijen niet langer in de politieke arena te bekampen maar langs juridische weg. Een partijverbod wordt dan een aantrekkelijk perspectief. In ons land kenden we, na een lange rechtsgang, al een precedent: het cassatiearrest van 9 november 2004 in de strafzaak tegen drie vzw’s van het Vlaams Blok. Die veroordeling wordt nu vrij algemeen als een politieke afrekening gezien, waarvoor een aanvankelijk onwillig gerecht zich liet misbruiken. De beschotten die de machten moeten scheiden blijken wel eens poreus wanneer het politieke establishment zich in het nauw gedreven voelt. Dat merken we vandaag ook in Duitsland. Daar gaan stemmen op om de ‘rechts-populistische’ partij AfD (Alternative für Deutschland) juridisch onder de loep te nemen, wat een eerste stap betekent op weg naar een mogelijk verbod door het Bundesverfassungsgericht. 

Maar kan een democratische staat wel een partijverbod opleggen? Daarover lopen de meningen uiteen. Volgens sommige rechtsgeleerden is een verbod hoe dan ook strijdig met de democratie. Maar dat is een minderheidsstandpunt. De meeste zijn van oordeel dat een verbod wel kan, zij het onder strenge voorwaarden. Zo moet de geviseerde ‘antidemocratische’ partij een reëel gevaar betekenen voor het voortbestaan van de democratische instellingen. Dat was evident het geval met de NSDAP tijdens de Weimarrepubliek. Hitlers partij werd echter niet verboden, tenzij kortstondig na de Bierkellerputsch van 1923. Of een verbod de machtsovername door de nazi’s zou hebben verijdeld is hoogst twijfelachtig. Bij een partijverbod moet ook worden onderzocht hoe realistisch dat is en welke de mogelijke gevolgen zijn. Een verbod kan in de praktijk niet werken of contraproductief uitvallen. Een partij kan muteren en weer opduiken onder een andere naam, zoals met het Vlaams Blok gebeurde dat Vlaams Belang werd.

De democratie zoals wij die opvatten veronderstelt een samengaan van volkssoevereiniteit en rechtsstaat. Maar de relatie tussen die twee aspecten van de democratie is verre van eenvoudig. Volkssoevereiniteit betekent dat het beleid de emanatie moet zijn van de wil van het volk, maar de rechtsstaat legt die wil verregaand aan banden. Vandaag wordt die wil ook nog eens onderworpen aan een gans arsenaal Europese en internationale wetgeving, zodat de democratie als volkssoevereiniteit wel erg in het gedrang komt. Kijken we maar even naar Duitsland. Daar wordt in de vluchtelingencrisis de volkssoevereiniteit gewoonweg genegeerd.  Kanselier Merkel voert een louter rechtendiscours waarbij de wil van het volk volkomen buiten beeld blijft. Wanneer met de volkssoevereiniteit geen rekening wordt gehouden, of wanneer die naar de laatste plaats in de rij wordt verwezen na supranationale wetgeving, internationale verdragen, mensenrechten en zo meer, dan heeft de democratie een probleem. Wanneer de kanselier dan ook nog eens verklaart dat een Duitsland dat met haar zienswijze niet instemt haar Duitsland niet is, dan maakt dat het probleem alleen maar groter. Duitsland behoort immers niet toe aan de kanselier. Een dergelijke uitspraak past niet in de mond van een democratisch verkozen politica, het zijn de woorden van een verlicht despoot.

Uniek voor de democratie is de zelfcorrectie. Elke beslissing kan worden herroepen. Politici kunnen worden weggestemd. Maar essentieel voor het functioneren van dat zelfcorrigerend vermogen is de vrije meningsuiting en daar wringt het schoentje. Tussen de juridische vrijheid van mening en de feitelijke vrijheid van mening is een verontrustende afstand gegroeid. Het moslimterrorisme en de voortdurende dreigementen uit islamitische hoek hebben een klimaat van censuur geschapen. De overheid, in plaats van de vrije meningsuiting assertief te verdedigen, moedigt die zelfcensuur aan: we moeten niet alles willen zeggen, we mogen niet polariseren enzovoort. De mainstream media ondersteunen dat beleid en propageren een eenheidsdenken, bijvoorbeeld over de Europese Unie, de vluchtelingencrisis, migratie en zo meer. Zeggen wat je denkt wordt stilaan iets onfatsoenlijks. De democratische staat die garant moet staan voor de diversiteit aan meningen, vaart in de praktijk een heel andere koers. Zo brengt die de noodzakelijke zelfcorrectie in gevaar, wat op termijn een bedreiging inhoudt voor het voortbestaan van onze democratie. Dat gevaar is heel wat groter dan het electorale succes van partijen die het politieke establishment als ‘populistisch’ bestempelt. Die partijen zijn trouwens ontstaan als antwoord op het ‘alternatiefloze’ beleid van de gevestigde partijen en zijn als dusdanig een uitdrukking van democratische zelfcorrectie.

De jonge rechtsfilosoof Bastiaan Rijpkema (1987) heeft met Weerbare democratie. De grenzen van democratische tolerantie een indrukwekkende studie afgeleverd. Hij is ook actief als publicist en er verschenen al artikelen van zijn hand in NRC Handelsblad en De Volkskrant. Dat laat vermoeden dat hij een ruim publiek wil bereiken en een rol wil spelen in het maatschappelijk debat. Als hij daarin slaagt, valt dat alleen maar toe te juichen.

Miel Swillens is een Vlaamse columnist en oud-medewerker van het weekblad Tertio. Hij studeerde Germaanse filologie aan de RUG en is een oud-leraar van het Sint-Jozef-Klein-Seminarie in Sint-Niklaas en ook van de Vrije Handelsschool Sint Joris in Gent. Hij schreef in het verleden teksten voor Miek en Roel, zoals Het Verdronken Land Van Saeftinge (1970) en Het Land Van Nod (1970). Miel overleed in augustus 2017.

Meer van Miel Swillens

De auteur van dit essay Jan-Werner Müller is hoogleraar politiek aan Princeton University, maar werkt momenteel als onderzoeker rond het thema populisme aan de universiteit van Wenen. Wat is populisme? is gebaseerd op lezingen die Müller gaf aan het Weense Institut für die Wissenschaften vom Menschen en draagt daar ook de sporen van. Een vlot leesbare tekst kan je het niet echt noemen. Daarvoor is de toon en de aanpak te academisch. Of wat dacht je van volgende zin?

Commentaren en reacties