JavaScript is required for this website to work.

zwart is het wit van mark insingel

Guido Lauwaert11/10/2017Leestijd 4 minuten
Titelhet doel is wit
Subtitelverzamelde gedichten
Auteurmark insingel
UitgeverPoeziecentrum
ISBN9789056551360
Onze beoordeling
Aantal bladzijden557
Prijs€ 65.95

Wat in eerdere bundels sterk opviel en in de ‘verzamelde gedichten’ van Mark Insingel [1935] opvallender dan voorheen is het minimale gebruik van kapitalen [hoofdletters] en leestekens. Alsof ze het gevoel dat de dichter er in heeft gelegd en de boodschap die hij oproept in de weg staan. Bovendien kan het te maken hebben met de periode volgend op deze waarin Mark Insingel, pseudoniem van Mark Donckers, poëtisch actief werd. In de eerste periode, de jaren vijftig, volgen de bundels het toen gebruikelijke Nederlands.

De wet van de sterksten

In de tweede periode – Mark Insingel is intussen al flink in de twintig – maakt hij zich los van de wet van de onderwijzer en maakt zijn eigen wet. Die hoort thuis in de progressieve wereld, een wereld met een eigen spelling. Hij is daarin niet de eerste en de enige. In Frankrijk was Guillaume Appolinaire hem voorgegaan en in Vlaams-België Paul van Ostaijen.

In de derde periode, beginnend eind van de jaren tachtig, legt Insingel zich echter neer bij de wet van de sterkste. De conservatieven zijn aan de winnende hand. De taalvrede wordt gesloten in 1995. De progressieve spelling werd door de ministers van Cultuur van Nederland en België verboden en de voorkeurspelling werd de enige officiële spelling, mits een paar ‘correcties’ wat meebracht dat iedereen weer een nieuw Groot Woordenboek van de Nederlandse taal moest kopen, beter gekend als De Dikke van Dale.

Knuffelgebied van de literatuur

Hoe is Mark Insingel terecht gekomen bij zijn taalgebruik van de tweede periode? Halverwege de jaren vijftig van de vorige eeuw begint het te roeren in de maatschappij, wereldwijd, om zijn hoogtepunt te bereiken eind van de jaren zestig. Het gebeurt in alle lagen van de maatschappij, dus ook in die van de kunsten, inclusief het knuffelgebied van de literatuur, de poëzie. In de beeldende kunsten moet het figuratieve het afleggen tegen het non-figuratieve, in de muziek, de klassieke stroming althans ervan, wordt het zeven toonstelsel behouden, maar met een duidelijke invloed uit andere culturen – de grenzen breken – en zo ontstaat de minimalistische muziekvorm, door onverlaten ook wel blanke tamtam genoemd.

Ook de mode krijgt een progressieve look. Alle franje moet weg; het mooiste voorbeeld is de doorbraak van de minirok. In 1962 staat hij voor het eerst op de cover van een toonaangevend modetijdschrift, Vogue, en The Sunday Times roept 1963 uit tot het jaar van het been. Rond 1966 waren de rokken op z’n kortst.

Het hoogtij van het ‘niet’

Een ander opvallend kenmerk van de poëzie van Mark Insingel is het woord ‘niet’. Wat soms leidt tot een afgeleide die tot titel van een dichtbundel verheven wordt, NIETS – 21 liefdesgedichten – 2005. Om tegenwind te krijgen in de volgende bundel IETS – 21 liefdesgedichten – 2007. Vooral in de tweede periode viert ‘niet’ hoogtij.

Toeval? De titel van de bundel uit 1978 luidt HET IS ZO NIET ZO IS HET. Al de gedichten zijn ‘dichtgeniet’. Betekent dit dat de dichter het zwart nog zwarter ziet dan het al is? Integendeel, hij tracht in het zwart gemoed wit gevoel te vinden. Je zou kunnen stellen dat zwart een noodzakelijk goed is om tot wit te komen. Al mag het niet opvallen. Zo wit is de goede aarde en de brave mens nu ook weer niet. Mark Insingel tast voorzichtig naar het wit. Hij zoekt als het ware het juiste zwart op de witte rechthoek dat het blad is, maar wil het wit niet met zijn zwart kwetsen. Wat maakt dat zijn poëzie zweeft tussen de polen van twee magneten. De ene die afstoot en de andere die aantrekt. Het levert een luciditeit op die enig is in de Vlaamse literatuur sinds de Tweede Wereldoorlog.

Figuurgedichten

Een vierde, en voor mij laatste kenmerk van de poëzie van Mark Insingel is het figuratieve. De tweede periode, de dichter als man en de man als dichter is dan op z’n krachtigst, bereikt zijn hoogtepunt met typografische gedichten. Apollinaire en Van Ostaijen kwamen al ter sprake. Ook zij bedreven deze vorm van poëzie, ook wel figuurgedichten genoemd. Opvallend is dat beide deze vorm van poëzie schreven in een gouden tijd. Voor Apollinaire was dat het begin van de twintigste eeuw.

Deze van Van Ostaijen situeert zich tijdens de Eerste Wereldoorlog. Al zal hij pas na zijn vlucht naar Berlijn in november 1918 daarover getuigen. De bundel BEZETTE STAD uit 1920 is een retrograde kijk op zijn eigen gouden eeuw. Eenmaal terug in Antwerpen en met zijn ziekte die tot zijn dood zal leiden, keert hij terug naar de eenvoud, het minimalistische.

Geen epigoon

Eenzelfde evolutie zien we bij Mark Insingel. In PERPETUUM MOBILE uit 1969 zingt het figuratieve de hoogste toon, om langzaam af te nemen en in 1974 zijn zwanenzang te kennen met de al eerder genoemde bundel HET IS ZO NIET ZO IS HET. Het typografische beperkt zich voortaan tot een beeldvorming ten bate van een innerlijke compositie in combinatie met een weg die niet moeilijk begaanbaar is.

Mark Insingel heeft zich [terecht] nooit een epigoon van Paul van Ostaijen gevoeld; hij heeft wel diens grootmeesterschap erkend. Hoe kon dit anders dan met een gedicht. Het zit vol elementaire deeltjes van het karakter en – logisch daaruit voortvloeiend – het literaire werk van de dichter van de beste en tevens de meest pijnlijke dichtbundel van de twintigste eeuw DE FEESTEN VAN ANGST EN PIJN [1921]. Het gedicht uit 1995 leest vlot weg, is begrijpelijk voor de modale lezer, un bijou voor de kenner. Het sluit deze beschouwing af.

Doktersvoorschrift

De poëzie van Mark Insingel moet mondjesmaat geconsumeerd worden. Drie gedichten per dag is net voldoende om de gezondheid niet te schaden. Onderbreking toegestaan, inname volhouden gedurende een jaar.

Het POËZIECENTRUM is de uitgever van dit prachtige boek. Volumineus, geen kleur, maar grafisch zeer verzorgd. Lettertype zonder schreef. Zoals de poëzie van Mark Insingel is, dus zonder pootjes en krulwerk.

www.poeziecentrum.be


‘Ik wil bloot zijn en beginnen’

Aktivist in het België van de eentaligheid,
internationalist van het bevrijde vers,
expressionist van het grenzeloze,
onnavolgbare, ja, jij kinderloze vader,
jouw navolgers konden geen navolgers zijn,
zoals jij Ruimte hebt gemaakt
tussen het dichtwerk van zovele dichtmakers,
hoedenmakers, marktlijders in waardigheid,
die de metropool van Atupalië bezetten
met de stoplappen van de dwangrijmen.

[Ook zij die misschien beter wisten,
kónden het niet beter:
wie niet bloot durft te zijn kan wel
voortdoen maar kan niet beginnen,
wie niet bloot durft te zijn
kan niet durven ‘wat iedereen kan’
en doet na wat een handjevol kunnen.]

Jij bent geboren, honderd jaar geleden,
dit moet worden aangenomen,
omdat ik graag aanneem dat jij vandaag leeft,
amateur zonder medailles, radeloze
vinder van het waardenloze woord, o vader-
loze zoon! [taalverschil, taalgeschil],
maximalist tussen minimalisten,
jij, Paul, die de dingen hebt gegroet
zoals alleen Marc dat kon,
gegroet!

mark insingel

Guido Lauwaert (1945) is organisator, regisseur, acteur, auteur, columnist, recensent voor o.a. Het Laatste Nieuws, NRC Handelsblad, Het Parool, VPRO-radio, Knack en Doorbraak. Hij richtte de Poëziewinkel op (later Poëziecentrum) en heeft een grote liefde voor Willem Elsschot en Paul van Ostaijen.

Commentaren en reacties