JavaScript is required for this website to work.
Multicultuur & samenleven

Roger Scruton over cultuur en religie

Bekentenissen van een reactionair (4). Negen afleveringen uit een interview van Jean-Pierre Rondas met de Engelse filosoof Roger Scruton.

Jean-Pierre Rondas26/8/2017Leestijd 4 minuten
Sir Roger Scruton

Sir Roger Scruton

foto © Reporters

Hoge en lage cultuur, nationale identiteit en de twee soorten multiculturalisme: hier komen ze samen in Scrutons cultuurbegrip dat niet zonder religie kan.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Hoge en lage cultuur, nationale identiteit en de twee soorten multiculturalisme: hier komen ze samen in Scrutons cultuurbegrip dat niet zonder religie kan.

Roger Scruton: ‘Ik heb lange tijd geworsteld met de vraag, wat we nu eigenlijk met cultuur bedoelen, en het antwoord daarop brengt ons terug naar het multiculturalisme. Ik denk dat er twee totaal verschillende stromingen bestaan in het denken over cultuur, en beide hebben hun wortels in de Duitse Verlichting. Er is enerzijds de opvatting van cultuur als een soort van levenssap van het volk of de natie, een idee afkomstig van Johann Gottfried Herder in zijn verhandelingen over de geschiedenis en de godsdienst van het Duitse volk. Dan is er de idee van cultuur als het cultiveren van de geest om uit te stijgen boven de particulariteiten van je eigen omstandigheden, en te sympathiseren met de condition humaine in al haar vormen. Dat is het wat ik hoge cultuur noem, of, zoals ik al zei, multiculturalisme in zijn ware en positieve betekenis. Toch is cultuur in Herders betekenis een belangrijker begrip omdat het een poging betekent om duidelijk te maken wat we bedoelen met een bestaan als sociale wezens. Wat is het wat in ons bestaan in de maatschappij fundamenteel op het spel staat? Herder had daar een naam voor, en die naam was “cultuur”, in tegenstelling tot civilisatie of beschaving, die eerder met mijn “hoge cultuur” kan geïdentificeerd worden. Herder bedoelde daar trouwens iets onschuldigs mee. Hij wou ermee aangeven dat mensen niet alleen families vormen, maar ook groepen, al dan niet in stamverband; dat deze groepen bepaald worden door taal, godsdienst en gebruiken die hen samenhouden als gehelen en die grenzen tussen mensen onderling creëren; en dat het daardoor is dat mensen floreren als sociale wezens. Het zou een vergissing zijn te proberen om dit af te breken.

Dit denkbeeld van Herder werd overgenomen door de 19de-eeuwse antropologen, en het is in die antropologische betekenis (van bijvoorbeeld een stam in Nieuw-Guinea) dat de mensen het nu kennen. Men past het dan in die gewijzigde vorm toe op moderne maatschappijen, en spreekt dan bijvoorbeeld over de cultuur van de Amerikaanse middelbare school, waarmee men dan het slang en het soort gewoontes bedoelt waardoor die school zich als een gemeenschap definieert, een gemeenschap binnen een gemeenschap. Dit heeft wel een zekere zin, maar de vraag is welke. Hoe belangrijk is het om van “cultuur” te spreken in die betekenis? Kan je meer dan een van die culturen hebben? En wat is de verhouding tussen deze en de hoge cultuur?

Er is dus een zekere spanning tussen de universalistische opvatting en Herders definitie van cultuur. Herders cultuurbegrip kan niet echt worden begrepen als je niet ziet dat religie de fundamentele beweging binnen een cultuur is. Dat is de slagader waardoor de gemeenschapszin vloeit. Daarom is dit een boek over cultuur dat aanvangt met een hoofdstuk over religie en mythe. Dat komt omdat onze hoge cultuur openstaat voor de invloed van de antieken. De oudheid heeft ons op vele manieren de modellen geleverd om onze eigen conditie te begrijpen. Ze verschaft ons voltooide maar uitgestorven sociale vormen die we kunnen bestuderen zonder ze schade toe te brengen, omdat er nu eenmaal niets meer over is om te beschadigen. We kunnen ons dus een zo volledig mogelijk beeld vormen van wat een menselijke gemeenschap op haar hoogtepunt betekent, zonder enige vorm van censuur, want die kunnen we pas beginnen uit te oefenen van het ogenblik dat we onze eigen maatschappijen bestuderen.

Dus is mijn vertrekpunt ook een bespreking van de Homerische cultuur, omdat zij in twee prachtige teksten (Ilias en Odyssee) een beeld heeft opgehangen van een maatschappij die niet vervreemd is van zichzelf noch van haar omgeving, die als het ware haar eigen grenzen heeft gecreëerd, samen met de gewoontes waardoor mensen op een inzichtelijke manier met elkaar omgaan. Religie maakt daar een essentieel deel van uit. Volgens Durkheim moet religie niet gelijkgesteld worden met een monotheïstische godsdienst, maar begrepen worden als een gedeelde zin voor het heilige die het mensen niet alleen mogelijk maakt om elkaar onmiddellijk te verstaan, maar ook om met hun eigen gevoelens overeen te komen, en om die gevoelens onmiddellijk uit te drukken in een taal die ze naar anderen projecteert, zonder aarzeling, vervreemding of schaamte. Dit bracht me op de gedachte dat er hier eigenlijk een vorm van morele kennis in het spel is, een weten van wat er moet aangevoeld worden. In de moderne wereld zijn veel mensen die kennis verloren. Wanneer ze met rampen worden geconfronteerd weten mensen vaak niet wat ze moeten denken of voelen, en geraken ze verbijsterd, angstig, tot zelfs waanzinnig. Toen prinses Diana stierf heerste er in Brittannië een soort van collectieve waanzin zonder echt object (waardoor die waan ook onmiddellijk verdampte), een soort klagerig ongenoegen zonder focus dat tot niets heeft geleid. In een maatschappij zoals die van het oude Griekenland daarentegen, waar de mensen een band hadden door hun gemeenschappelijke cultuur, zouden deze emoties geconcentreerd geweest zijn op een religieus object en gebruikt om de gemeenschapszin te hernieuwen. Dat is het wat de mensen missen in de moderne wereld: een gebaar van vernieuwing voor hun gemeenschapszin.

Het is niet zozeer dat de mensen de zin voor religie verloren hebben. Ofschoon de formele godsdienst en het geloof in een godheid niet langer worden aangeleerd, is het religieuze instinct toch aanwezig gebleven. Wat we in veel van die collectieve hysterieverschijnselen in de moderne wereld waarnemen, is dat het religieuze instinct over de wereld dwaalt op zoek naar een god. Zoals je weet kan dat gevaarlijk zijn, net zoals de communistische en fascistische revoluties dat geweest zijn.’

In de volgende aflevering past Roger Scruton een en ander toe op de ervaring van het romantische landschap.

 

Deze teksten over en met Roger Scruton verschenen eerder in Jean-Pierre Rondas, Rondas’ Wereldbeeldenboek, Uitgeverij Pelckmans, Kapellen, 2006, op basis van een interview in het programma Rondas op Klara. Aanleiding was het verschijnen van Scrutons boek Moderne cultuur. Een gids voor kritische mensen. Uitgeverij Agora, Kampen, 2003

Jean-Pierre Rondas was tot 2011 radiomaker bij Klara (VRT) met de interviewprogramma’s Wereldbeeld en Rondas. Publiceerde 'Rondas’ Wereldbeeldenboek' (2006). Als stichtend lid van de Gravensteengroep redigeerde hij 'Land op de tweesprong. Manifesten ter ontgrendeling van Vlaanderen' (2012). In 2014 verscheen 'De hulpelozen van de macht'.

Commentaren en reacties