JavaScript is required for this website to work.
post

Shakespeare voor politici

Socrates et cetera

Guido Lauwaert14/5/2019Leestijd 3 minuten
BELGIUM , BRUSSELS , JAN. 14, 2019 – Press conference of Flemish nationalist
party N-VA – Flemish Minister-President Geert Bourgeois, N-VA chairman Bart De
Wever and Former Vice-Prime Minister and Interior Minister Jan Jambon Copyright
Danny Gys / Reporters

Reporters / GYS

BELGIUM , BRUSSELS , JAN. 14, 2019 – Press conference of Flemish nationalist party N-VA – Flemish Minister-President Geert Bourgeois, N-VA chairman Bart De Wever and Former Vice-Prime Minister and Interior Minister Jan Jambon Copyright Danny Gys / Reporters Reporters / GYS

foto © Report

De wijze waarop de N-VA haar mensen positioneert, doet denken aan de eerste scène van ‘King Lear’ van William Shakespeare, een tragedie.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

De wijze waarop de N-VA zijn mensen positioneert, in ’t raam van nieuwe verkiezingen, doet denken aan de eerste scène van King Lear van William Shakespeare.

[Op Vorst Bart, partijbestuur en algemeen secretaris Louis Ide]
Vorst Bart: Roep mijn trouwe vrienden Jan, Theo en Liesbeth.
Louis: Meteen, meneer Bart. [af]
Vorst Bart: Terwijl onthullen we voor het partijbestuur ons heimelijk plan, dat helaas al is uitgelekt, maar dat wij naar buiten toe straal ontkennen. Hier is de kaart van België.
Wij delen ’t rijk in drieën. Het is ons vast besluit, de kleine kommer en zorg van de schouders af te wentelen op jonger krachten, om al mijn machten aan te wenden president te worden van Europa.
[intrede Jan, Theo, Liesbeth en Louis]
Welkom vrienden! Jan, makker van het eerste uur, zeg eens vrijuit wat jij denkt van mijn gedrag en ons beleid.
Jan: Meneer Bart, naast een modelgezinshoofd en voortreffelijk leider vind ik u een historisch staatsman. Het klinkt voorbarig maar met wat u presteerde voor ‘t land, verdient u die eretitel.
Vorst Bart: Wijze woorden. Als dank leg ik het bestuur van België in uw hand. Werk naarstig ten voordele van de partij. Maak dat je bij wet minstens tweemaal de zestien van de Wetstraat bezet.
Nu jij, Theo. Wat vind je van het parcours dat ik heb afgelegd in dienst van de partij en de Vlaamse gouw?
Theo: Wat Jan zei beaam ik meneer Bart, maar voeg er aan toe dat al wie u een haar krenkt mijn bliksem krijgen zal, en veel gedonder. Mijn vuisten staan ter beschikking van u. De schoppen van mijn laarzen al wie kissebist over zelfbeschikking van ’t Vlaams gebied door onze partij.
Vorst Bart: Fraai verwoord. Zolang ik in welke functie ook het eerste en het laatste woord voer, komt jou het Schoon Verdiep toe, de zetel van het ideologisch wingewest van ons gedachtegoed.
Tot slot, aan jou het woord Liesbeth. Vertel aan mij en ieder hier aanwezig wat ik voor jou beteken. Bevalt mij wat je zegt, valt jou het rijkste part ten deel. Kom, zeg op!
Liesbeth: Niets, meneer Bart.
Vorst Bart: Geen woord?
Liesbeth: Geen woord.
Vorst Bart: Geen woord brengt ook geen daad. Vlug! Herroep wat je zonet zei!
Liesbeth: Mijn lippen staan al van nature stijf, meneer Bart. Ik kan ze niet zo wringen dat ze een hooglied zingen waar ik pijn van krijg. Ik vind u een partijleider en een bestuurder zoals die hoort te zijn. Niet meer, niet minder.
Vorst Bart: Oh, Liesbeth! Wil jij je carrière niet schaden, spreek met klier en spier niet contrarie met je kompanen; overtref hen daarentegen.
Liesbeth: U hebt de partij, meneer Bart, gemaakt tot wat ze is. Een partij met ambitie moet een leider hebben die het volk blind ter stembus leidt. U bent geslaagd in wat de Raad van u verwachtte. De opdracht is helaas slechts half vervuld. Vlaanderen hangt nog steeds aan de ketting van het Hof. Pas na de bevrijding van ons gewest is het karwei voorbij. Zal ik u meer beminnen dan nu, bij de verdeling van de postjes.
Vorst Bart: Is dit jouw stem?
Liesbeth: Ja, meneer Bart.
Vorst Bart: Zo jong en zo hard verwoord.
Liesbeth: Zo jong en niet omboord, meneer.
Vorst Bart: Laat dan het schavot je pretpark zijn. Van nu af ben je uit mijn hart en geest verbannen. Ik zal zelf de Vlaamse troon bezetten. Wat Geert kan, kan ik beter. Er is ook geen andere kandidaat. Johan kan geen kassa houden, hoe zou hij de kroon met glans en eer kunnen dragen? Peter is de ideale stoker van gekibbel op tv. Hij moet blijven zitten waar hij zit, om het Vlaamse parlement zijn laatste waardigheid te slopen. En Siegfried wil, eenmaal het hoofd gekroond, naast de scepter ook het zwaard. Zijn prijs is echter flink gedaald.
M’n jongste, door jouw verraad bestaat de kans dat tante Gwendolyn met hermelijn behangen wordt, of wat erger is, nicht Hilde. Verplicht ben ik daarom te streven naar het leven met de Vlaamse kroonjuwelen.
Louis, stel het zo voor aan publiek en pers, dat mij gesmeekt werd door hogerhand en lagerwal Vlaanderens minister-president te worden. Dat ik met tegenzin de havenstad verlaat. Benadruk echter, terloops desnoods, dat dit pas geschieden zal, zo de partij de meerderheid verwerft. De burger mijn naam als geen andere laat blinken op 26 mei. De ‘schijn’ moet het ‘zijn’ verbergen, of de komedie wordt tragedie.
[allen af; langs verschillende deuren]

Guido Lauwaert (1945) is organisator, regisseur, acteur, auteur, columnist, recensent voor o.a. Het Laatste Nieuws, NRC Handelsblad, Het Parool, VPRO-radio, Knack en Doorbraak. Hij richtte de Poëziewinkel op (later Poëziecentrum) en heeft een grote liefde voor Willem Elsschot en Paul van Ostaijen.

Commentaren en reacties