JavaScript is required for this website to work.
Zonder categorie

Sovjetrepubliek Beieren

Na de moord op Kurt Eisner, de 'joods-bolsjewistische' minister-president, 100 jaar geleden kwam de weg vrij voor Hitler

Dirk Rochtus25/2/2019Leestijd 5 minuten
KURT EISNER Mary Evans Picture Library / Reporters

KURT EISNER Mary Evans Picture Library / Reporters

Beieren staat vandaag politiek synoniem voor conservatief. Maar ooit was de Duitse deelstaat in de ban van het bolsjewisme.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Twee kogels in de nek maakten op die stralende voorjaarsdag, precies honderd jaar geleden, een einde aan het leven van Kurt Eisner (1867-1919), de linkse minister-president van Beieren. De 22-jarige luitenant Anton Graf von Arco auf Valley volvoerde de moorddreigingen waarmee Eisner al gedurende zijn hele regeringsperiode werd belaagd. De tragische ironie was dat Eisner die 21ste februari net zijn ambtswoning had verlaten om zijn ontslag  in de Landtag, het parlement van Beieren, te gaan indienen. Wat op de dood van Eisner volgde, is misschien wel de woeligste periode in de geschiedenis van Beieren. De deelstaat die vandaag de dag een conservatief imago met zich mee draagt, zou toen zelfs in de greep van het bolsjewisme komen.

Freistaat

De Beierse christendemocraten van de CSU gaan er prat op dat ze Beieren na de Tweede Wereldoorlog als ‘Freistaat’ boven de doopvont hebben gehouden. Het begrip ‘Freistaat’ stamt echter uit de mond van de sociaaldemocratische publicist en politicus Kurt Eisner in de dagen dat het Duitse keizerrijk begon te wankelen. In november 1918 heerste er revolutionaire onrust in Duitsland. De mensen waren oorlogsmoe, soldaten en arbeiders legden de wapens of hun werktuigen neer en richtten in vele steden ‘Räte’ (raden) op naar het model van de Oktoberrevolutie die een jaar tevoren het tsarenrijk in een Sovjetrepubliek had omgevormd. De sociaaldemocraat Eisner had eind juli 1914 nog gewaarschuwd voor Rusland als het grootste gevaar voor de vrede en gezegd dat in geval van oorlog het vaderland moest verdedigd worden tegen de ‘Russische agressie’. Maar in de loop van de Eerste Wereldoorlog veranderde hij in een pacifist. Hij kon zich niet langer vinden in de politiek van de SPD, die in de Reichstag de oorlogskredieten had goedgekeurd. De anti-oorlogsvleugel binnen de SPD scheurde zich in april 1917 af als USPD (Unabhängige Sozialdemokratische Partei Deutschlands). De SPD zelf voegde de M van Mehrheit (meerderheid) toe aan haar naam om zich (tot 1922) te onderscheiden van de USPD.

Eisner groeide uit tot de spilfiguur van de USPD in München. Hij was een van de medeorganisatoren van de massademonstratie die op 7 november 1918 in de hoofdstad van Beieren plaatsvond voor het onmiddellijke sluiten van een wapenstilstand en de afzetting van keizer Wilhelm II. De soldaten van het plaatselijke garnizoen sloten zich aan bij de demonstranten. Die avond richtten ze een arbeiders- en soldatenraad op die Eisner tot minister-president van Beieren aanstelde. Op 8 november verkondigde de kersverse regeringschef dat Beieren een republiek zou zijn en verklaarde hij de Beierse koning als afgezet. Voortaan zou Beieren een ‘Freistaat’ zijn. Die acties van Eisner voltrokken zich zelfs een dag vooraleer Philipp Scheidemann (MSPD) in Berlijn Duitsland als geheel tot republiek zou uitroepen.

Realpoliticus

Wat voor een staatsvorm moest Beieren onder Kurt Eisner aannemen? Zou het een parlementaire democratie nastreven of een radendemocratie? Eisner zelf hield het bij een tussenpositie. De raden waren voor hem geen doel, maar een middel om de regering te controleren en de burgers het spel van de democratie bij te brengen. Eisner stond kritisch tegenover de Oktoberrevolutie en was alvast tegen de opvatting van Lenin dat de partij de ‘avant-garde van de werkende klasse’ moest vormen. Het bewind van Eisner was niet erg revolutionair, maar eerder gericht op maatschappelijke hervormingen zoals de invoering van het vrouwenstemrecht en de acht-uren-werkdag en het afschaffen van het kerkelijk toezicht op het schoolwezen. De grote journalist Sebastian Haffner noemde Eisner een ‘revolutionärer Realpolitiker’ en de historicus Andreas Wirsching ziet in hem een ‘Garant der Stabilität’. Een marxist was Eisner niet volgens de professor geschiedenis, eerder een ‘neo-Kantiaans geschoold humanist’ die geloofde in de Aufklärung (Verlichting): het is door vorming en cultuur dat hij de massa zou hebben willen meekrijgen bij de opbouw van een sociaal rechtvaardigere wereld.

‘Kriegsschuld’ 

 

Nog meer gehaat in extreemrechtse kringen maakte Eisner zich door zijn geloof in de ‘Kriegsschuld’ van Duitsland. Om toch maar de verantwoordelijkheid van het keizerrijk voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog te kunnen staven publiceerde hij zelfs geheime diplomatieke nota’s van de Vertegenwoordiging van Beieren in Berlijn. Eisner hoopte dat de geallieerden Duitsland milder zouden behandelen als de Duitsers ten volle zouden toegeven welke schuld hun regering op zich had geladen bij het begin van en tijdens de oorlog. Het was misschien wel die opvatting die de zware nederlaag van Eisner verklaart bij de verkiezingen voor een nieuwe Landtag op 12 januari 1919. Zijn USPD behaalde slechts 2,5%, de MSPD en de Bayerische Volkspartei gingen aan de haal met respectievelijk 33 en 35 % van de stemmen. Deze laatste had samen met rechtse nationalisten een smaadcampagne tegen Eisner en de ‘jüdisch-bolschewistische Revolution’ gevoerd in München. Extreemrechts wenste de minister-president dood. Zijn moordenaar Graf von Arco auf Valley verwoordde de motieven voor zijn daad zo: ‘Eisner ist Bolschewist, er ist Jude, er ist kein Deutscher, er fühlt nicht deutsch, untergräbt jedes vaterländische Denken und Fühlen, ist ein Landesverräter.’ De burgerij van München juichte toen ze het nieuws van Eisners gewelddadige dood vernam. De arbeidersklasse rouwde: meer dan honderdduizend mensen stapten op 26 februari mee in de rouwstoet voor de vermoorde minister-president.

‘Carnaval van de waanzin’

Met de dood van Eisner was de politieke stabiliteit in Beieren zoek. De revolutionaire gebeurtenissen volgden elkaar in een hels tempo op. Op 17 maart vormde Johannes Hoffmann (MSPD) een nieuwe regering. Die vond weinig weerklank bij de arbeiders. In de nacht van 6 op 7 april verklaarde de ‘Zentralrat der bayerischen Republik’ de regering Hoffmann voor afgezet en wees ze elke samenwerking met de ‘verachtelijke’ rijksregering in Berlijn af. De bekende publicist en kunstverzamelaar Harry Graf Kessler noteerde over de uitroeping van de radenrepubliek – een sovjetrepubliek dus – in München ‘Das erste Stück von Deutschland, das zum Bolschewismus übergeht’. Onder de Duitse burgerij was de angst voor de communisten sterk verbreid, hoewel deze zelf de radenrepubliek als een ‘Scheinräterepublik’ verwierpen. Voor rijkskanselier Friedrich Ebert (MSDP) was de regering-Hoffmann de enige legitieme. Op 13 april eiste hij ‘het herstel van de vroegere toestand’. Daardoor aangemoedigd pleegde een groep Hoffmann-getrouwe soldaten een putsch in München. Die mislukte echter. De communisten zagen onder leiding van Eugen Leviné (KPD) hun kans nu schoon om de macht van de Zentralrat over te nemen met de woorden ‘Die Sonne der Weltrevolution ist aufgegangen! Es lebe die Weltrevolution!’. Deze keer richtte Hoffmann direct een verzoek om hulp tot de rijksregering. Gustav Noske (MSPD), Reichswehrminister en bekend als de ‘Bluthund’, beloofde korte metten te maken met het ‘Karneval des Wahnsinns’ in München.

Hitler duikt op

Eind april sloten 30 000 regeringstroepen de ring rond de stad. Het ‘Rode Leger’ onder leiding van Rudolf Egelhofer maakte zich op voor de verdediging. Vermoedelijk op zijn bevel werden in een gymnasium tien gijzelaars doodgeschoten. Zeven onder hen hadden tot het extreemrechtse Thule-genootschap behoord. Begin mei drongen de regeringstroepen de stad binnen. De moord op de gijzelaars vormde voor hen een excuus om er een waar bloedbad aan te richten. Een week lang woedden ze onder de bevolking en executeerden ze honderden, van linkse sympathieën verdachte mensen. Op 8 mei 1919 lag de macht volledig in handen van de militairen. München was ‘gezuiverd’ van het communistische gevaar. Nu voltrok er zich een ‘Rechtsruck’, een ruk naar rechts. Tientallen extreemrechtse groepjes schoten als paddenstoelen uit de grond. Een van hen, de NSDAP, zou uitgroeien tot een massabeweging. Haar leider: Adolf Hitler. Na de oorlog was hij niet gedemobiliseerd en had hij als soldaat in München de regering van Kurt Eisner gediend. Hij zou zelfs de rouwstoet voor Eisner hebben bijgewoond. Volgens de historicus Thomas Weber zou hij gematigd links geweest zijn. Na de val van de radenrepubliek ontpopte hij zich tot de trommelaar en later ‘Führer’ van de nationaalsocialistische partij. Wat Hitler tussen november 1918 en mei 1919 had uitgespookt, deed hij verdwijnen in de nevelen der tijd. En over Eisner schreef hij in Mein Kampf (1925) dat diens naam voor hem een ‘rotes Tuch’ was.

Dirk Rochtus (1961) is hoofddocent internationale politiek en Duitse geschiedenis aan de KU Leuven/Campus Antwerpen. Hij is voorzitter van het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams-nationalisme (ADVN). Zijn onderzoek gaat vooral over Duitsland, Turkije, en vraagstukken van nationalisme.

Commentaren en reacties