JavaScript is required for this website to work.
post

‘Splits en verdeel de taak van de leraar’ en andere onzin

De gemakkelijkheidsoplossing van Koen Pelleriaux

Philippe Clerick26/8/2021Leestijd 5 minuten

leraar

leraar

foto © Unsplash / Immo Wegmann

De nieuwe topman van het Gemeenschapsonderwijs wil lesgeven, voorbereiden, lesmateriaal ontwikkelen en toetsen opstellen van elkaar loskoppelen

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Met Koen Pelleriaux heeft het gemeenschapsonderwijs een echte wetenschapper als baas gekregen, met name een socioloog. Ook een socialistische cabinettard met een lange staat van dienst, maar toch ook een professor. En hij weet iets van onderwijs. Hij heeft gepubliceerd over de cultuurkloof tussen aso en bso, en binnen bso, over de cultuurkloof tussen leraren en leerlingen. ’t Waren zaken die iedereen met een beetje ervaring eigenlijk al wist. Maar dat een geleerde ze ook zag, was op zich al een verdienste, en hij had bovendien cijfers verzameld waar hij een en ander mee bewijzen kon.

Je zag aan alles dat Pelleriaux op de hoogte was van het nieuwste sociologisch onderzoek in het buitenland. Vandaag weet iedereen dat links en rechts en rijk en arm minder belangrijk geworden zijn dan de cultuurkloof tussen hooggeschoold en laaggeschoold, maar Pelleriaux wist het al twintig jaar geleden. En net als iedereen die over de materie had nagedacht, wist hij dat er voor de nieuwe kloof geen ‘gemakkelijke oplossingen’ bestonden. Hij zei het ook af en toe in een interview.

Arabisch-Wiskunde

Helaas vergat hij het weer snel. Dan stelde hij zelf zo’n gemakkelijke oplossing voor, bijvoorbeeld dat er een richting ‘Arabisch-Wiskunde’ zou worden ingevoerd. Er waren toch arabisten genoeg, en zo kon je de bollebozen onder de allochtonen aantrekken. Alsof die bollebozen de weg naar Latijn-Wiskunde niet zouden vinden. Of hij gaf hoog op van een ‘gemeenschappelijke eerste graad in het Middelbaar’ die zou leiden tot een studiekeuze die minder bepaald was door sociale afkomst. Uiteraard zou dat het geval zijn. Maar hoevéél verschil zou het maken? En is dat verschil de moeite om het kwaliteitsverlies in heterogene klassen erbij te nemen?* En kun je verschillen in IQ en leerattitude uitvlakken door een gemeenschappelijke eerste graad? En kun je de kwestie van de studiekeuze niet bijna even goed aanpakken met goede eindtoetsen in het lager onderwijs en een verbeterde werking van het CLB?

Nu komt hij in een interview met Het Nieuwsblad-De Standaard aandragen met een andere ‘gemakkelijke oplossing’. De taak van de leerkracht is te zwaar. ‘We gaan ervan uit,’ zegt Pelleriaux, ‘dat leerkrachten allemaal witte raven zijn die elk aspect van het leraarschap perfect kunnen uitvoeren: lesgeven, lesmateriaal ontwikkelen, lessen voorbereiden, toetsen maken. Zulke profielen bestaan niet. Om het probleem van de groeiende druk op leraren op te lossen, moeten we die taken beter verdelen. Zodat de mensen die lesmateriaal maken, niet per se dezelfde mensen zijn die lesgeven.’

Dat is zo fout**, op zo veel niveaus, dat mijn hoofd ervan duizelt.

Witte raven

Ten eerste kan de groeiende druk op de leraren niet veroorzaakt worden door de combinatie van lesgeven, lesmateriaal aanmaken, lessen voorbereiden en toetsen opstellen. Die taken werden altíjd al gecombineerd door leraren. Als de druk groeit, moet daar een andere oorzaak voor zijn.

Ten tweede bestaan de profielen en de witte raven waar Pelleriaux van spreekt natuurlijk wel. Ik was er één van en de meeste van mijn collega’s zijn het nog. De vier taken die Pelleriaux opsomt, kon ik juist heel goed combineren. En ik wilde het ook zo houden. Ik zou het niet fijn gevonden hebben als iemand anders de lessen voorbereidde die ik moest geven, of dat iemand toetsen maakte over lessen die ik gegeven had. Het enige wat ik wel wou uitbesteden was het verbeteren van die toetsen. Als Pelleriaux leraren vindt die zich dáár in willen specialiseren, dan kan dat voor mij.

Ten derde is veel van de taakverdeling waar Pelleriaux op aandringt, voor zover nuttig, al lang doorgevoerd. Het lesmateriaal van veel collega’s bestaat uit handboeken die door anderen zijn geschreven en door uitgeverijen worden verspreid. Dat heeft allerlei voordelen, maar ook nadelen. Zeker als de boeken zijn opgesteld door mensen die nooit les hebben gegeven. Het beste lesmateriaal ontstaat in de les zelf, en wordt bijgeschaafd door het te gebruiken. Als ik in de vakantie lessen uitwerkte, bleken die in de praktijk altijd onrealistisch. Slechts na veel schaafwerk bleken ze dan toch bruikbaar, en vaak hielp zelfs dat schaven niet en verdween de les in een map die nooit meer werd geopend.

Kerntaak

Er zijn ook andere terreinen waarop taakverdeling nu al bestaat. Leraren gebruiken vakgroepen om taken onder elkaar te verdelen, of worden door de directie vrijgesteld van lesgeven om de ‘zorg’ op zich te nemen, om het ‘talenbeleid’ te coördineren, om ‘onderwijsinnovatie’ te begeleiden, om IT te ondersteunen, om tuchtproblemen aan te pakken, om een lees- en documentatiecentrum op te zetten, enzovoort. Misschien kan hier en daar nog een specialisatie worden toegevoegd, daar heb ik geen probleem mee. Er mogen er misschien ook een paar worden afgeschaft. Maar daarom moet de kerntaak van de gewone leraar — lesgeven en wat daarrond hangt — niet hertekend worden.

Het traditionele systeem, met het lesgeven als kerntaak, heeft geleid tot opdrachten uitgedrukt in ‘contacturen’. In het secundair treed je wekelijks 20 tot 22 keer op, in een klein zaaltje, telkens voor een periode van 50 minuten. Dan kom je met de activiteiten errond gemakkelijk tot een werkweek van méér dan 38 uren. Pelleriaux suggereert dat dat te zwaar is. Mij goed. Dan is de oplossing het verminderen van het aantal contacturen, waardoor ook de overige werkuren zullen verminderen. Maar door verschuiven ga je weinig winnen. Dat geldt tussen twee haakjes ook voor co-teaching. De kans dat je werklast vermindert door met twee voor een klas van 50 te staan, in plaats van elk voor een klas van 25, is redelijk klein.

Onderwijsmanagers

Pelleriaux wil om zijn plannen te realiseren de macht van de directeurs als managers uitbreiden. ‘Het klopt dat de directeur op lokaal niveau het werk eerlijk zal moeten verdelen over zijn mensen. Elke manager moet het werk verdelen over zijn mensen. Waarom zou dat op een school niet kunnen?’ Ja, waarom? Het algemene antwoord luidt dat het moeilijk is om methodes uit de privésector in te voeren in een overheidsinstelling. Het specifieke antwoord luidt dat de arbeidsdeling, die in de economie zo’n gunstige ontwikkeling teweeggebracht heeft, in het onderwijs slechts beperkt toepasbaar is.***

Ook leveren leraren een product, ‘leerwinst’, dat moeilijk meetbaar of vergelijkbaar is. Ten slotte kan (en misschien moet) klanttevredenheid in het schoolwezen niet de rol spelen die ze in de autoproductie en -verkoop speelt.**** Of, om het anders te zeggen, een manager in de privésector is er helemaal niet op uit om het werk ‘eerlijk’ te verdelen over zijn mensen. Hij wil het werk efficiënt verdelen, en die efficiëntie is min of meer meetbaar. De leskwaliteit van de leraar is dat minder, en de ‘eerlijkheid’ van de directeur ook.

Ik beweer niet dat er in het middelbaar onderwijs geen efficiëntiewinst mogelijk is. Misschien kunnen sommige lessen wel, zoals Pelleriaux suggereert, aan grotere groepen, in aula’s, gegeven worden. Misschien moeten meer middelen gaan naar het Bijzonder Onderwijs, waar gespecialiseerde leraren les geven aan leerlingen met speciale noden. Is dat ook geen ‘taakverdeling’? Misschien moeten we af van de ‘vaste benoeming’, waardoor leraren weliswaar gemakkelijker ontslagen, maar ook gemakkelijker aangenomen kunnen worden. Ik kan dat, sinds ik gepensioneerd ben, zeggen zonder in de lerarenkamer levend te worden gevild.

Filmpjes

Pelleriaux praat veel over de ‘filmpjes’ die leraren in de vervloekte coronatijd als noodsprong gebruikten. Ik geloof daar niet zo in. Een leraar als ‘talking head’ of een PowerPointpresentatie met een off screen commentaar is nogal vermoeiend om naar te kijken. Maar er zijn andere mogelijkheden waar hij niet over praat. Het is ontstellend hoe weinig vooruitgang er de laatste twintig jaar gemaakt is in educatieve software. Daar is zeker nog efficiëntiewinst te halen. Met hoe langer hoe meer klassen waar elke leerling over een computer beschikt, is het bijvoorbeeld kinderspel om elk lokaal te gebruiken als taallaboratorium, maar het gebeurt niet.

Misschien kan Pelleriaux zijn hoge post zelfs gebruiken om iets doen aan de administratieve last van de leraren. Ik weet wel dat die last, objectief gemeten, niet zo vreselijk zwaar is. Maar een leraar die, naast lesgeven, lesmateriaal ontwikkelen, lessen voorbereiden en toetsen opstellen, ook nog eens graag vergadert, verslagen opstelt of formulieren invult? Dát is inderdaad een witte raaf en een zeldzaam profiel.

* Pelleriaux verwees naar buitenlandse studies die aantoonden dat een gemeenschappelijke eerste graad de onderwijskwaliteit verbeterde. Zelf sta ik wantrouwig tegenover die studies.

** Voor wie mocht twijfelen: Peter Mijlemans vindt de voorstellen ‘een frisse wind’. ‘Pelleriaux,’ schrijft hij, ‘gaat ver in de voorstellen, maar hij durft het tenminste.’ Een mooi voorbeeld van het Humphrey Appleby’s karakterisering van de ‘activisme-logica’. Something must be done. This is something. We must do this.

*** Zelfs waar arbeidsdeling om evidente redenen wenselijk is, wordt ze daarom nog niet altijd gewenst. De meeste germanisten op mijn school hadden liefst een opdracht met twee talen, in plaats van zich te specialiseren in Nederlands, óf Engels, óf Duits.

**** Zelf geloof ik wel dat er een rol voor klanttevredenheid is weggelegd in het schoolbeleid, met name in het garanderen van de vrije schoolkeuze.

Philippe Clerick (1955) studeerde romanistiek en germanistiek en is leraar Nederlands. Politiek ongebonden na een extreemlinkse jeugd. Hij houdt een Clericks weblog bij van wat hem te binnen valt over Karl Marx, Tussy Marx en Groucho Marx. En al de rest.

Commentaren en reacties