JavaScript is required for this website to work.
post

Staatshervorming in een ruimer geopolitiek kader

30/1/2011Leestijd 4 minuten

De mensen komen op straat. Nu ook in de Arabische wereld. Tegen de regering, een corrupte regering. Mooi zo. In België stappen mensen over de Brusselse boulevards voor een regering, voor de vorming van een regering. Dat is uniek in de wereldgeschiedenis. Uniek ook voor de Belgen. Gaan ze immers niet prat op hun anarchistische volksaard?

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

 

Laboratorium

Liever nog zou ik een staat willen die goed functioneert, een normaal land zonder onoverzichtelijke Byzantijnse structuren. Een land waar je niet voor ‘bekrompen’ wordt uitgescholden omdat je luidop van een heldere staatsstructuur droomt of onbekommerd je taal wil spreken in je eigen hoofdstad.

Er circuleren verschillende scenario’s voor de toekomst van België. Het is echt een laboratorium voor mensen die van politieke science fiction houden. Wie er teveel mee bezig is, zou haast vergeten dat er nog politiek leven is buiten de enge staatsgrenzen. Onze staatshervorming, ons sleutelen aan de staatsstructuren, zouden we in een breder geopolitiek perspectief moeten plaatsen. Bijvoorbeeld in dat van grensoverschrijdende samenwerking. Laten we even een blik werpen op onze buurlanden, meer bepaald die buurlanden waarmee we in de geschiedenis een of andere band hadden, en nu nog altijd: Luxemburg en Nederland.

Denksporen

Met Luxemburg hadden we vanaf 1921 de Belgisch-Luxemburgse Economie Unie (BLEU). De muntunie creëerde lang voor de invoering van de Euro al een heimelijk gevoel van verbondenheid. Met Nederland verbond ons de geschiedenis: met de Verenigde Provinciën in de 16de en met het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden in de eerste helft van de 19de eeuw. Met beide landen het project van de Benelux in de tweede helft van de 20ste eeuw.

Veel banden, veel bindingen, maar nooit hebben die landen een duurzame staat kunnen vormen. Behalve voor België waren en zijn er voor de drie landen samen verschillende scenario’s denkbaar en zelfs uitgedacht worden. Laten we nadenken over een eenheid in verscheidenheid. Laten we denksporen volgen naar samenwerking die misschien tegelijk een oplossing kan vormen voor de interne structuur van België.

In het federale Duitsland gebruiken onze oosterburen daar zelfs een moeilijk woord voor als ‘Länderneugliederung’ (letterlijk: nieuwe indeling van de deelstaten).

Luxemburg

Meer dan een week geleden geraakte het nieuws bekend dat heel wat inwoners van de provincie Luxemburg een aanvraag indienden om het staatsburgerschap van het Groothertogdom Luxemburg te verkrijgen. Onvermijdelijk speelt daar de berekening van mensen mee die hun belangen veilig willen stellen, mocht de Belgische staat ineenstuiken.

Onderhuids leeft misschien ook een gevoel van verbondenheid van Luxemburgers over de staatsgrenzen heen. Vergeten we niet dat de jonge Belgische staat tot 1839 ook het huidige Groothertogdom bestuurde in afwachting van een nieuw verdrag met Nederland. Over eigen individuele belangen en vergeten geschiedenis heen werkt hier een proces door dat de samenwerking tussen onze regio’s kan bevorderen. Je zou het kunnen vergelijken met de band tussen Belgisch en Nederlands Limburg (Maastricht en Limburg over de Maas vielen tot 1839 onder het bestuur van België).

‘Aantrekkelijke bruid’

Nederland nu. Ooit noemde professor Andries Postma, toenmalig ondervoorzitter van de Tweede Kamer, Vlaanderen een ‘aantrekkelijke bruid’. Met zijn opinieartikel ‘Vlaanderen is Nederlands natuurlijke bondgenoot’ in De Standaard van 14 mei 1997 wekte hij romantische verlangens op bij Vlaamse Groot-Nederlanders.

Te lang hadden deze zich in de steek gevoeld door het Noorden. Pas met de federalisering van het Koninkrijk België zou Den Haag weer meer oog krijgen voor Vlaanderen. De ondertekening van de Waterverdragen in januari 1995 door de Nederlandse en de Vlaamse regering was het resultaat van die herontdekking. Toch bleef Nederland altijd op zijn strepen staan als ‘grootste van de kleine Europese staten’.

Stilaan groeit het besef onder Nederlandse denkers en beleidsmakers dat de eigen positie in een zich uitbreidende Europese Unie (EU) en in de stormen van de globalisering niet meer zo sterk is als voorheen. Lezenswaardig zijn de beschouwingen die professor Jan Rood aan deze problematiek wijdt in het januari-nummer van het maandblad Internationale Spectator van het vermaarde Clingendael Instituut in Den Haag (www.clingendael.nl).

Goed, Nederland is de 16de economie in de wereld of…. zoals hij zelf zegt: ‘slechts de 16de economie in de wereld en het verschil met de echte economische grote mogendheden wordt alleen maar groter.’ Zelfkennis leidt tot bescheidenheid, maar vooral tot de wil om samen te werken, om zich te oriënteren op de buurstaten. Jan Rood noemt Duitsland, uiteraard, omdat dit land de belangrijkste handelspartner is van Nederland, maar ook de deur opent naar het internationale bestel.

Maar daarnaast kijkt Rood, hoofdredacteur van de Internationale Spectator, in de richting van België: ‘Ook daarmee heeft Nederland historisch hechte banden, niet in de laatste plaats in Benelux-verband.’ Met het oog op de EU voegt Jan Rood eraan toe: ‘Misschien is het dan toch goed ook eens vaker het bilaterale (en Benelux-) spoor naar Brussel te nemen.’

Verdieping

Wanneer een professor als Rood spreekt, luistert politiek Nederland. Woorden moeten rijpen tot daden, maar we kunnen er alleen maar bij winnen als de geesten in Nederland mee het pad zouden effenen voor versterkte samenwerking tussen de ‘Low Countries’. Dat hoeft niet uit te draaien op de stichting van één staat; zelfs op middellange termijn zou een confederatie of een federaal verband of een unie van staten al een optimistisch scenario zijn.

Wat telt is verdieping van de samenwerking: op economisch en handelsvlak zouden we de vruchten als burgers van de drie genoemde staten kunnen plukken – overigens, zelfs de Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen voelt met zijn 18 miljoen inwoners veel voor samenwerking met de Benelux – en op cultureel vlak zouden we tegelijkertijd de positie van het Nederlands verstevigen in de EU.

Sommige lezers zullen opwerpen dat de Nederlanders niet dezelfde zorg om de eigen taal dragen als de Vlamingen. Toch mag er even op gewezen worden dat het verschijnen van een vakblad voor internationale betrekkingen als Internationale Spectator in het Nederlands op zich al een ‘statement’ is, zeker in een tijd waarin de druk op academici toeneemt om enkel of vooral in het Engels te publiceren

undefined

Commentaren en reacties