JavaScript is required for this website to work.
post

Stefan Hertmans: ‘Hoeveel waarheid verdraagt een mens?’

Stefan Hertmans over zijn nieuwe roman 'De Opgang'

Michiel Leen30/9/2020Leestijd 9 minuten
Stefan Hertmans: ‘Door mijn research en gesprekken met de kinderen-Verhulst
leerde ik het leed van de kinderen en zelfs kleinkinderen van de collaboratie
kennen.’

Stefan Hertmans: ‘Door mijn research en gesprekken met de kinderen-Verhulst leerde ik het leed van de kinderen en zelfs kleinkinderen van de collaboratie kennen.’

foto © Belga Image / AFP

In zijn nieuwe roman ‘De Opgang’ reconstrueert Stefan Hertmans de figuur van Vlaams SS’er Willem Verhulst. Een interview met de auteur.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

In zijn nieuwe roman De Opgang gaat Stefan Hertmans opnieuw te werk volgens het procedé dat hij in Oorlog en Terpentijn en De Bekeerlinge perfectioneerde: op het snijvlak van autobiografie, geschiedenis en fictie ontstaat een veellagig nieuw verhaal.

Opnieuw speelt een van Hertmans’ huizen een rol. De half vervallen burgerwoning die hij in 1979 in het Gentse Patershol betrekt, blijkt het onderkomen te zijn geweest van Adriaan Verhulst, een berucht Vlaams SS’er die na de Tweede Wereldoorlog ter dood werd veroordeeld. Door gesprekken met de kinderen van Verhulst, gecombineerd met historische research, raakt Hertmans steeds meer gefascineerd door wat er zich destijds onder zijn dak heeft afgespeeld.

Maatschappelijke reflectie

Bij de boekvoorstelling klonk het nochtans half-grappend ‘Ik ga mij toch niet verlagen tot een roman over een Vlaamse SS’er?’
Stefan Hertmans
: ‘Ik hoop dat je mijn ironische aanhalingstekens opgemerkt hebt. Het leek me lang te spectaculair, te voor de hand liggend. Dat kantelde door de ontdekkingen die ik tijdens mijn research deed. De sociaalpsychologische strijd in het hoofd van Willem Verhulst: dat is wat een romancier interesseert. Zijn persoonlijkheid bleek heel complex te zijn, en het is die tegenstrijdigheid die fascineert.’

‘Ik aarzelde ook omdat er in ons taalgebied al veel belangrijke boeken over de Tweede Wereldoorlog zijn geschreven. Door mijn research en gesprekken met de kinderen-Verhulst leerde ik het leed van de kinderen en zelfs kleinkinderen van de collaboratie kennen. Tegelijkertijd begreep ik dat het opnieuw een verhaal zou worden zoals in Oorlog en terpentijn en De Bekeerlinge: quasi-anonieme mensen tegen de achtergrond van een grotere geschiedenis. Op die manier kun je als schrijver misschien ook een bijdrage leveren aan een maatschappelijke reflectie.’

Een Vlaamse SS’er

Verhulst verschilt sowieso van de twee vorige protagonisten door zijn profiel: hij komt veel meer als dader dan wel als slachtoffer uit de verf.
‘Dat stelde mij meteen voor een verhaaltechnisch probleem. Met mijn twee vorige protagonisten kon ik me makkelijk identificeren, met Verhulst helemaal niet. In het standpunt van zoon Adriaan kon ik me dan wel weer gedeeltelijk inleven: hij wou wel weten wat zijn vader had uitgespookt, maar beet niet door omdat het wellicht te pijnlijk werd. Dat fascineerde mij. De dochters Letta en Suzy Verhulst waren dan weer indrukwekkend in hun bereidheid om de pijnlijke waarheid onder ogen te zien. Via hen stuitte ik op de figuur van hun moeder Mientje, die alles vertegenwoordigt wat wij morele waardigheid zouden noemen. Zij werd dan ook de centrale figuur in het boek: aan haar verdriet lees je de wandaden van haar man af.’

Hoe zou u Willem Verhulst dan omschrijven?
‘Als ik kortweg zeg “een Vlaamse SS’er” dan doe ik de complexiteit van het verhaal tekort. Het gaat bijvoorbeeld ook over de spanning tussen een Nederlandse vrouw en Vlaamse man. Over de kracht van het geloof, een motief dat ook in mijn twee voorgaande romans een grote rol speelde. Mientje bouwt haar morele buffer op door haar protestantse geloof. Dat is voor het boek even belangrijk als het feit dat de hoofdpersoon een SS’er is. Dat hij SS’er wordt, is vooral de aanleiding voor veel miserie.’

‘Vreemd genoeg kom ik ook na het voltooien van dit boek niet dichter bij die man. Maar goed, in die tegenstrijdigheid herkent de romancier zijn stof. De kleinkinderen herinneren zich hem als een lieve opa. Tegelijkertijd staat wel vast dat hij geen naïeve meeloper is geweest. Hij heeft een eigen comité opgericht, het Comité van Dietsche Actie, in de wandelgangen de Verhulst-actie genoemd. In hun pamfletten heette het letterlijk: “erop en erover”. Elke brief werd ondertekend met een uitbundig Heil Hitler.’

Narcisme en laag zelfbeeld

‘Verhulst was geen haantje de voorste, maar een sluwe intrigant. Geen Vlaamse Eichmann, maar hij had het kunnen worden. Zo’n man die aan zijn bureau dag na dag lijsten opstelt van te deporteren stadsgenoten, is die al niet op het pad van Eichmann? Hannah Arendt heeft het over Schreibtischtäter, bureaudaders. Zo iemand is Verhulst geweest. Hoeveel doden heeft hij onrechtstreeks op zijn geweten? De rechter noemt hem onomwonden een gangster. Terwijl Verhulst heel zijn leven de gestrafte idealist heeft uitgehangen.’

‘Wat is zijn psychogram? Zijn narcisme heeft hem het verkeerde pad op gestuurd. Dat en een laag zelfbeeld. Kijk naar zijn omgang met vrouwen: jonge mannen met een laag zelfbeeld koesteren angst voor vrouwen, maar proberen niettemin voortdurend hun aandacht te trekken. Het gat in hun persoonlijkheid raakt echter nooit opgevuld. Verhulst wou behagen, was blijkbaar charmant en joviaal, was op het eind zelfs een lieve opa. Zulke jongens zijn ook gevoelig voor schouderklopjes van bovenaf, ze willen waardering van stoere mannen waar ze eigenlijk een beetje bang voor zijn. Hij zou niet misstaan in Männerphantasien van Klaus Theweleit.’

De banaliteit van het kwaad

Daarin lijkt hij op pa Seynaeve uit Het Verdriet van België.
‘Ik heb vaak aan Het Verdriet van België gedacht, omdat ik net als Claus mijn vergrootglas op een familie heb gelegd en de grijze zones heb verkend waarin mensen kunnen verdwalen. De initiële vragen over wie hij was en waarom hij het gedaan heeft, blijven enigszins onbeantwoord. Vast staat wel dat hij vlak voor zijn vlucht in september 1944 al zijn dossiers heeft vernietigd. Als je gelooft dat je je plicht als Vlaamse idealist gedaan hebt, ga je toch niet holderdebolder je eigen werk verbranden? Hij moet geweten hebben dat hij bijzonder schuldig was. In wezen is hij een Jekyll & Hyde-figuur.’

‘Eigenlijk stuit je met dit slag van mensen altijd weer op die onbeantwoordbare vraag: wat behelst de banaliteit van het kwaad? Banaliteit kan een gruwel zijn, net als lichtzinnigheid en ideologische frivoliteit. Ik heb ook vaak gedacht aan Jonathan Littells boek De Welwillenden. Littell heeft zich wel ingeleefd in zijn protagonist, de super-SS’er Max Aue. Daar moest ik dan ook van wegblijven. Wat Verhulst heeft gedaan, weten we niet. Je kunt de wind niet fotograferen, maar wel de buigende boom: zijn gezin in dat huis dat ik zelf twintig jaar lang heb bewoond.’

Feiten teruggeven aan fictie

‘Je moet de feiten teruggeven aan de fictie. Zo weten we dat Verhulst de Gentse radiodistributie heeft ingenomen. De details van die actie zijn niet overgeleverd. Dan moet je echt als een regisseur gaan denken. Documentaire feiten, fictie en autobiografie gaan een flaubertiaans spel aan, met alle mogelijkheden van Dichtung und Wahrheit. De feiten in dit boek zijn niet verzonnen, maar de scènes wel. “Kun je iets teruggeven aan de legitimiteit van het historisch bewustzijn? Kun je dat doen met een roman?” vroeg ik me af. Dat is iets helemaal anders dan wat auteurs als Frank Seberechts, Bruno De Wever of Marc Verschooris doen. Deze auteurs verrichten heldhaftig werk voor de verwerking van de collaboratie. Maar met een roman heb je een veel grotere impact: je breekt uit die kring van specialisten, je spiegelt de lezer een film voor.’

’Ik kan wel het leed beschrijven van die echtgenote, en haar diepe geloof, maar sommige lezers zegden me ook dat ze haar aanvaarding moeilijk om verdragen vonden. Was ze fatalistisch? Eigenlijk niet, ze was juist heel strijdvaardig. Wij begrijpen dat soort trouw aan het gegeven woord niet meer. Dat ze haar man nooit afviel, behoorde tot haar waardigheid. Ze schrijft in haar dagboek na de oorlog zelfs, als protestantse buitenstaander: “Het is schandalig wat men sommige Vlaamsgezinden aandoet”.

Chance gehad

Tijdens de repressie?
‘Mien en de Franstalige advocaat De Potter, tevens hun huisbaas, spelen een merkwaardige rol in zijn snelle vrijlating. Gratie in 1953 na acht jaar gevangenis, voor een terdoodveroordeelde is dat wel heel snel. Verhulst heeft, net als veel anderen, chance gehad. De burgerlijke en militaire processen na de oorlog, die tot doel hadden de democratie weer op orde te zetten, werden in collaboratiemilieus al snel verkocht als een monsterlijke repressie. Verhulst en andere mededaders zijn hun eigen fabeltjes gaan geloven. Er zijn uiteraard wraakacties geweest tegen Vlaams- en Duitsgezinden waarbij doden vielen, net zoals er verzetsmensen zijn gedood.’

‘De samenleving moest een antwoord bieden op de groeiende verbittering en het broeiende geweld. Snel gratie verlenen was een manier om de maatschappij terug naar een normale toestand te brengen. Heel wat collaborateurs in Vlaanderen zijn er evenwel beter en sneller vanaf gekomen dan vergelijkbare gevallen in andere landen, ook al kregen ze hun burgerrechten niet terug. Het verhaaltje dat ze monsterlijk zijn gestraft, gaat in heel wat gevallen dus niet op. Borms is geëxecuteerd. Verschaeve is niet zachtzinnig geland. Wies Moens is niet zachtzinnig geland.’

‘Het kan best zijn dat er een aantal wraakmanoeuvres vanuit bepaalde milieus tussen zaten, maar de grond van de zaak blijft: het gaat hier over collaboratie met het meest misdadige regime sinds het begin van onze jaartelling. Dat blijven toedekken door te spreken over misleiding en idealisme is moreel gesproken eigenlijk obsceen. Dankzij het werk van heel wat hedendaagse historici weten we al veel meer dan zelfs vijf jaar geleden. Boeken zoals 1942van Herman van Goethem zijn van immens belang geweest, maar ook de roman Wilvan Jeroen Olyslaegers, of Marcelvan Erwin Mortier.’

Verwerking van de collaboratie

Hoe gaan de kinderen-Verhulst om met dat trauma? De memoires van Adriaan dragen de veelzeggende titel Zoon van een ‘foute’ Vlaming, die van Letta Dochters van een fantastische moeder

‘Het is heel complex, zeker in het geval van Adriaan. Adriaan was een integer en moreel hoogstaand man, op en top de zoon van zijn moeder. Als hoogleraar geschiedenis stond hij hoog aangeschreven. Hij heeft een bepaald flamingantisme in het midden van de samenleving geplaatst via het Liberaal Verbond. Adriaan heeft zelfs het speurwerk van Maurice De Wilde gesteund. Maar de processtukken van de veroordeling van zijn vader heeft hij nooit onderzocht, Mientje heeft ook het proces niet bijgewoond, dat was allemaal te pijnlijk. Adriaans verhaal behoort integraal tot de tragische verwerking van de collaboratie in Vlaanderen. Een van de belangrijkste vragen in De Opgang is: “Hoeveel waarheid verdraagt een mens wanneer het over zijn vader gaat?”

Feestende generatie

Het gezin-Verhulst bewoonde tijdens de Tweede Wereldoorlog het huis dat u in 1979 koopt. Opvallend genoeg triggeren de achtergebleven oorlogsparafernalia u op dat moment niet. Wanneer is dat gekanteld?
‘Dat proces ging in stappen. Stel je even onze feestende generatie voor. Ik had dat huis gekocht omdat ik geen geld had, voor een bedrag waar je vandaag een middenklasse auto mee koopt. Het huis werd à la bohème opgeknapt door vrienden en kennissen. Op dat moment was ik niet alert voor die geschiedenis. Er zal dus wel wat materiaal in de container zijn beland, al is het maar de vraag of er veel was achtergebleven.’

‘Dochter Letta was midden jaren ‘80 aan de deur geweest om het huis nog eens te zien. Een kort gesprekje: “Ik heb gehoord dat er hier veel gebeurd is tijdens de oorlog, dat er hier een SS’er heeft gewoond?” – “Jaja, dat was ons vader.” Ik sloeg er verder geen acht op. Ik gaf les, schreef essays, concentreerde me op kunstfilosofie. Geen haar op mijn hoofd dacht eraan zo’n historische roman te schrijven. Pas na Oorlog en Terpentijn en De Bekeerlinge had ik voldoende vertrouwen in mijn methode van auto-docu-fictie om met dit verhaal aan de slag te gaan. Toen ik met Letta ging praten wist ik het zeker.’

‘Over mijn periode in het Patershol had ik rond de eeuwwisseling, nadat ik het huis verkocht had, een boek geschreven dat ik eigenlijk als mislukt beschouw. Ik wou dat langzame, lyrische proza in De dood van Vergilius van Hermann Broch achterna, het boek zou zelfs Brochs dood gaan heten. Dat manuscript was veel te gedetailleerd, het had geen plot, het was louter sfeerschepping. Na De Bekeerlinge heb ik het manuscript toch weer bovengehaald. Veel van mijn boeken hebben een dergelijke “humuslaag”, een “mislukte” of vergeten aanzet of een document waaruit later een volwaardige roman kan voortkomen.’

Historiserende roman

Vindt u dit als literator nog een spannende manier van werken? De jonge Gentenaar die in 1979 Verhulsts oude huis betrekt, zag zichzelf nooit historische romans schrijven.
‘De slagzin van de klassieke historici ‘Wie es eigentlich gewesen (ist)’ (Leopold von Ranke) is een onhaalbare doelstelling. De huidige ‘historiserende’ roman ligt meer in het verlengde van wat Le Roy Ladurie gedaan heeft met Montaillou: zich via empathie het leven van naamloze mensen proberen voor te stellen via tot leven gewekte anekdotes. Ik ben eigenlijk en stoemelings in die methode gerold via Oorlog en Terpentijn. Bij De bekeerlinge was ik mij al meer bewust van alle mogelijkheden en heb ik het procedé meer uitgebuit. Deze roman gaat nog een stap verder, de bankschroef tussen fictie en feit wordt nog wat meer aangedraaid. Maar hiermee is het voor mij ook afgerond. Mijn volgende roman wil ik gewoon weer uit mijn duim zuigen.’

Was het confronterend om uzelf opnieuw op te roepen als jonge twintiger?
‘Soms heb ik heimwee naar het grauwe, maar karaktervolle Gent van toen. Het was een leuke romantische, wilde tijd. Het was in mijn huis een komen en gaan van kennissen, vriendinnen, muzikanten. Dat is mijn leven daar geweest. Misschien doe ik daar ook nog wel eens iets mee.’

‘Confronterend? Ik wil niet meewarig doen over wie ik was toen ik jong was. Ik sta vandaag op de schouders van die jonge kerel. We waren natuurlijk een stuk naïever. Ook de verteller in De Opgang krijgt weinig kans om te moraliseren. Hij liep in mei ‘68 zelf als een kip zonder kop in een betoging van uiterst rechts mee zonder het door te hebben. Ik zie nog steeds hoe een dame in de Langemunt ons uitschold: ‘Bande de fascistes, allez à Langemarck’. Geen idéé wat dat betekende, toen. Mijn vader vond dat ik het maar aan mijn grootvader moest vragen, en die ging zuchtend een eindje wandelen. Aan de universiteit kwam ik in een progressief milieu terecht, daar ben ik pas tot maatschappelijk bewustzijn gekomen.’

Parallellen ontdekken

Wat heeft die man geluk met zijn huizen, denk je dan.
‘Dat is me al dikwijls gezegd (lacht). Niettemin heeft dit boek een enorme inspanning gevergd. Ik ben af en toe behoorlijk wanhopig geweest, op zoek naar de juiste literaire vorm om dit complexe verhaal te vertellen. Dit is het lastigste boek dat ik ooit heb geschreven. Wanneer je zo dicht op de recente geschiedenis gaat zitten, moet alles gedubbelcheckt worden. Bij het minste foutje kan men je hele geloofwaardigheid in twijfel gaan trekken. In de States hebben auteurs vaak een klein team van onderzoekers tot hun beschikking. Die luxe hebben wij hier niet.’

Verwacht u veel debat?
‘Ik kan dat moeilijk voorzien. Ik zet me niet schrap, ik wil mijn sereniteit bewaren. Ik heb gehandeld naar mijn geweten en wilde een meeslepende roman schrijven over gewone mensen in oorlogstijd. Een van hen loopt verkeerd en is duidelijk een man met twee gezichten geweest. That’s it. Als er discussie over ontstaat, zelfs negatief of politiek gemotiveerd, ça ajoute à mes raisons. Als een boek dat zo getuigt van begrip, nuance en empathie wordt aangevallen, dan is dat koren op mijn molen: in wat voor tijden zijn we dan beland?’

Hoeveel hebt u willen zeggen over vandaag met dit boek?
‘Dat laat ik aan de lezer. Hoeveel wil ik zeggen over de vluchtelingencrisis met De Bekeerlinge? Je voelt het wel. Maar ik ga geen tekeningetje maken bij het lied dat ik zing. Mensen moeten de parallellen zelf maar ontdekken.’

Michiel Leen (°1987) is zelfstandig journalist en redacteur voor verschillende publicaties, waaronder De Lage Landen, Deus Ex Machina, Verzin en verschillende vakbladen. Leen woont en werkt in Antwerpen.

Commentaren en reacties