JavaScript is required for this website to work.
post

Syrië als een “tweede Irak”

Dirk Rochtus2/8/2012Leestijd 3 minuten

Om democratie en mensenrechten gaat het allang niet enkel meer in Syrië stelt Dirk Rochtus. Teveel belangen staan op het spel, belangen niet alleen van binnenlandse, maar ook van regionale en zelfs wereldpolitieke aard. Het locale vuur heeft het in zich om een wereldbrand te worden. Wie steekt de lont in het kruitvat? 

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Buitenlandse actoren

Wat begon als een door de Arabische Lente geïnspireerde strijd van Syrische burgers voor meer vrijheidsrechten, roept meer en meer spelers, buitenlandse ‘actoren’, op de bühne. Dat eventueel betrokken worden gevaarlijk is, toont ook de weigerachtigheid van actoren – vanaf het begin – om te interveniëren in de directe zin van het woord (indirect is er van verschillende kanten inmenging, zoals de ‘huisvesting’ die Turkije verleent aan de Syrische Nationale Raad, de koepelorganisatie van het verzet tegen het regime van de Syrische dictator Bashar al-Assad, of het geld dat van Saoedi-Arabië naar de opstandelingen vloeit, of de wapens die Iran aan het regime levert).

Syrië is Libië niet, Syrië zou eerder een ’tweede Irak’ zijn. Zelfs zonder een directe buitenlandse interventie volgt Syrië het patroon van Irak doordat het land ook langs confessionele en etnische breuklijnen zou kunnen uiteenvallen. Zoals de ondergang van het Saddam-regime in Irak de macht van buurstaat Iran in de regio versterkte, zou de val van Assad dan weer datzelfde Iran benadelen en andere spelers winst opleveren. Omdat er zoveel belangen mee gemoeid zijn, zou een directe interventie – ook al zou ze met humanitaire motieven worden ingekleed – een gewapende reactie van zich benadeeld voelende actoren kunnen uitlokken.

Conflictlijnen

In Syrië komen drie conflictlijnen samen: een nationaal conflict tussen de heersende minderheid van de Alawieten en de soennitische meerderheid, een regionaal tussen soennitische machten zoals Turkije en Saoedi-Arabië enerzijds en een sjiitische macht zoals Iran anderzijds, en een internationaal zoals tussen het Westen enerzijds en Rusland en China anderzijds. De laatste twee conflictlijnen– de regionale en de internationale – stellen de nationale in de schaduw. Of zoals professor Hans-Christof Kraus (Universiteit Passau) het stelt: ‘Of de Syriërs in wereldpolitiek opzicht nu of in de toekomst door een dictator uit het Huis Assad, door een democratische of zich als democratisch in scène zettende regering of ook door een radicaal-islamitisch regime worden bestuurd, is vanuit het perspectief van geostrategische overwegingen vooreerst om het even.’ (Frankfurter Allgemeine Zeitung, 24 juli 2012).

Kluwen

Het internationale belangenkluwen viel al vanaf het begin op door de weigering van Rusland en China als permanente leden van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties om het Assad-regime te veroordelen. Het was niet moeilijk raden waarom het Kremlin Assad de hand boven het hoofd houdt. Met een maritieme basis in de Syrische havenstad Tarsus bezit Rusland niet alleen een ‘warme haven’ – een oude droom vanuit de tsarentijd – maar ook strategische invloed in het Middellandse Zeebekken. In het geval van China lijkt het wat raadselachtiger. De houding van Beijing is meer ingegeven door onrechtstreekse, principiële overwegingen. Net zoals Rusland herbergt China meerdere culturen op zijn grondgebied en is het principieel als de dood voor buitenlandse inmenging, iets wat (hypothetisch) zijn staatsstructuur op de helling zou kunnen zetten. Bovendien vinden de Chinese machthebbers het conflictbrouwsel mooi meegenomen waarin het Midden-Oosten de Verenigde Staten van Amerika onderdompelt.

Amerika zou maar wat graag verlost zijn van Assad opdat Iran – vriend van Damascus, vijand van Washington – heel wat veren zou laten. Dan zou Washington meer aandacht kunnen besteden aan de Zuid-Aziatische ruimte aan de Stille Oceaan. Net dit wil China niet zien uitkomen. Daarnaast zijn Amerika, Europa en Turkije en Saoedi-Arabië uiteraard ook begaan met de betekenis die Syrië in het mondiale energievraagstuk speelt. Tegelijk leeft er in Amerika en Europa een onderhuidse angst voor het aan de macht komen van een islamitisch-fundamentalistisch regime in Syrië.

‘Aangevallen’

Gevaarlijk wordt het pas met de rol die de regionale actoren, de buurstaten van Syrië, spelen. Israël maakt zich zorgen over de vraag in wiens handen de chemische wapens van een eventueel tanend Assad-regime zouden kunnen vallen, Turkije over het ontstaan van een ‘autonome regio van West-Koerdistan’ (de regio van de Syrische Koerden aan de Syrisch-Turkse grens) en de hand- en spandiensten die de ‘Kurdisch Regional Government’ van de Koerdische deelstaat in het noorden van Irak daarbij levert. Iran schaart zich achter het regime van Assad, niet alleen omdat het zich ziet als beschermheer van de met de sjiieten verwante alewieten, maar ook omdat het de eerste viool wil spelen in de regio. ‘Teheran sieht sich in Syrien selbst angegriffen’ (Teheran ziet zichzelf in Syrië aangevallen), titelt de Oostenrijkse krant Der Standard (30 juli 2012). Afgelopen zondag bezocht Walid al-Muallim, de Syrische minister van Buitenlandse Zaken, zijn Iranese ambtsgenoot Ali Akbar Salehi in Teheran. Hij haalde daarbij uit naar Israël, of woordelijk ‘het zionistische regime’, als ‘provocateur’ van een tegen Syrië gericht ‘complot’. Salehi sprak zijn bezoeker zeker niet tegen en waarschuwde op zijn beurt Turkije, Katar en Saoedi-Arabië voor de ‘gevaarlijke gevolgen van hun inmenging voor de regio’.

Syrië is een internationaal kruitvat. Het vergoten bloed dient de diverse actoren vooral als waarschuwing voor wat er regionaal en internationaal zoal aan ergs kan gebeuren als ze hun belangen geschonden zouden zien.

Deze bijdrage verscheen ook op www.deredactie.be 

Dirk Rochtus (1961) is hoofddocent internationale politiek en Duitse geschiedenis aan de KU Leuven/Campus Antwerpen. Hij is voorzitter van het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams-nationalisme (ADVN). Zijn onderzoek gaat vooral over Duitsland, Turkije, en vraagstukken van nationalisme.

Commentaren en reacties