JavaScript is required for this website to work.
post

Syriëgangers repatriëren?

Wat de voorstanders niet vertellen

Koen Tanghe23/10/2019Leestijd 5 minuten

foto © UK Department for International Development / Wikimedia Commons

Zij die pleiten voor repatriëring van de Belgische Syriëstrijders overdrijven vaak de voordelen en verzwijgen de nadelen en gevaren.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

De Turkse inval in Syrië was de aanleiding voor nieuwe pleidooien om Syriëgangers te repatriëren en hier te berechten. Paul Van Tigchelt, topman bij OCAD, het orgaan voor de dreigingsanalyse, pleitte op 8 oktober in Terzake bijvoorbeeld om de jihadisten terug te halen zodanig dat we er controle over zouden hebben. Dit soort argumentaties werden vervolgens aangehaald in de zaak die de advocaten Abderrahim Lahlali en Mohamed Ozdemir recent aanspanden tegen de Belgische staat om één gewonde terrorist, drie IS-weduwen en hun tien kinderen vanuit Syrië naar ons land te brengen. Nochtans zijn die pleidooien allesbehalve evenwichtig: ze overdrijven de voordelen van een repatriëring en verzwijgen de nadelen en gevaren.

Zelfstandige terugkeer weinig waarschijnlijk

Zo stellen Rik Coolsaet en Thomas Renard, beiden leden van het Egmontinstituut, dat we er ten onrechte van uit gaan dat we Syriëstrijders die op eigen houtje willen terugkeren, zullen kunnen tegenhouden. Nochtans wijzen ze er zelf op dat er de voorbije drie jaar nog maar weinig Syriëgangers teruggekeerd zijn. Europa heeft immers, naarmate het kalifaat in elkaar stortte, zijn waakzaamheid verhoogd en zijn veiligheidsmaatregelen opgetrokken. Zelfs Van Tigchelt meent dat het weinig waarschijnlijk is dat de twee Belgische IS-strijders die onlangs ontsnapten uit een Syrisch detentiecentrum er zullen in slagen Europa te bereiken (gesteld dat ze inderdaad ontsnapt zijn).

Precedent

De vraag is trouwens of de meest fanatieke Syriëstrijders wel willen terugkeren. Door een repatriëring dreigen we dit soort jihadisten naar België terug te halen terwijl ze anders misschien niet zouden terugkeren. Anderzijds wordt zo ook een precedent geschapen voor toekomstige jihadisten: als ze zeker zijn dat ze, na een eventuele gevangenschap, gerepatrieerd kunnen worden, zullen sommigen sneller vertrekken naar de volgende jihadistische brandhaard.

In een vorig jaar verschenen rapport van het Egmontinstituut stond dat doorgewinterde strijders niet meer in groten getale zullen terugkeren. Toen stond de teller van teruggekeerde Syriëstrijders op 125, al betrof het vooral mensen die het nachtmerrieachtige IS-kalifaat ontvluchtten, vlak nadat het opgericht was, of die nog voor de oprichting ervan het hazenpad richting België kozen. Voor Europa in zijn geheel betrof het maar liefst 1.500 mensen. Ook in die zin kun je je afvragen of de dreiging van een eventuele terugkeer van nog een aantal Syriëstrijders werkelijk zo groot is dat we ze beter zelf terughalen.

Recidivisme

Coolsaet en Renard waarschuwden er in 2018 ook voor dat in 2020 de meesten van deze teruggekeerde Syriëstrijders alweer op vrije voeten zullen zijn. Dit zou problematisch zijn gezien de terugkeer in de maatschappij van gedetineerden ‘een zwakke plek in het Belgische gevangeniswezen’ is, met als gevolg een relatief hoge graad van recidivisme. Als dat inderdaad zo problematisch is, waarom zouden we dan zelf bijdragen tot dit probleem door nog meer Syriëstrijders te repatriëren en hier te berechten?

In hun stukje van 16 oktober van dit jaar stellen ze dat ‘de meeste landen’ nu meer in staat zijn om radicalisering in gevangenissen op te sporen en in te dijken en dat ‘de meeste Europese landen’ de afgelopen jaren ook werk gemaakt hebben van de integratie in de maatschappij van teruggekeerde Syriëstrijders. Dat is misschien zo, maar ik vrees dat België niet tot die ‘meeste Europese landen’ behoort.

Wet-Lejeune

Hoe is het trouwens mogelijk dat zoveel Syriëstrijders in 2020 al zullen vrijkomen? De reden is dat ze, bij gebreke van bewijsmateriaal, enkel veroordeeld kunnen worden voor lidmaatschap van een terroristische organisatie, waar weliswaar een straf van tien jaar op staat, maar wat door correctionalisering en de wet-Lejeune tot een effectieve gevangenisstraf van drie jaar kan leiden. Geen wonder dat Anouar Haddouchi, de vermoedelijke beul van Raqqa, zo snel mogelijk naar België wil terugkeren om hier berecht te worden.

Vandaar trouwens dat ook Duitsland maar koeltjes reageerde op Amerikaanse verzoeken om hun Syriëstrijders te repatriëren. ‘Het is buitengewoon moeilijk om hen te laten terugkeren’, liet de Duitse minister van Buitenlandse Zaken, Heiko Maas (SPD), weten. Als ze terugkeren, zouden ze immers onmiddellijk in voorhechtenis genomen moeten worden, wat weer niet kan omdat het gerecht onvoldoende bewijsmateriaal heeft om een onderzoek tegen hen te voeren.

(Re-)integratie

Tot slot gaan voorstanders van een repatriëring nogal licht over de (re-)integratie in de maatschappij van gewezen Syriëstrijders, alsof het een evidentie is. Een van hen, Michael ‘Younes’ Delefortrie, bleek in 2015, tijdens een berucht studiogesprek in De Afspraak, allesbehalve geïntegreerd. Twee jaar later gaf hij in een interview met de Amerikaanse nieuwszender CNN te kennen dat hij geen Belg was maar moslim, en dat hij zich focuste op de komende generatie Europese moslims: ‘De islamitische ideologie is er al, verbergen is niet mogelijk. We dromen van het kalifaat. Het zal gebeuren, het is onze belofte aan Allah.

Niet iedereen gaat akkoord met zijn bevindingen, maar volgens de Nederlandse socioloog Ruud Koopmans heeft een significante minderheid van Europese moslims een zekere sympathie voor dit soort fundamentalistisch gedachtegoed. In België zou zelfs de helft van de moslims fundamentalist zijn, wat toch wel heel straf lijkt. Syriëgangers en -strijders vormen slechts het topje van deze problematische, maar door de politiek correcte goegemeente goeddeels genegeerde ijsberg. Je kunt ze terughalen, maar het is zeer misleidend om te doen alsof ze allemaal zomaar hun fundamentalistische dromen zullen afzweren en zich – ook dat moet gezegd worden – bij de brede rangen van goed tot zeer goed geïntegreerde Vlaamse moslims zullen vervoegen.

Zoals het ook zeer misleidend is te stellen dat er geen gevaar gemoeid is met het terughalen van hun kinderen (tenzij misschien de allerjongsten), in het bijzonder indien ze hier opnieuw in een fundamentalistisch milieu terechtkomen: niemand weet met zekerheid hoe ze zich zullen ontwikkelen. De Nederlandse Maya Bolder vindt alvast dat haar vijf kleinkinderen beter in Syrië blijven: ‘het zijn tikkende tijdbommen.’ Ook hier geldt trouwens het probleem van het precedent: indien vrouwen weten dat zij en hun kinderen na gevangenschap gerepatrieerd kunnen worden, zullen ze sneller geneigd zijn te vertrekken naar een volgende jihadistische brandhaard.

Conclusie

Uiteindelijk is de hele Syriëgangers-kwestie symptomatisch voor een dieper probleem. Wie ontkent dat er duistere en fundamentalistische krachten actief zijn in de wereld van de islam, vindt het vanzelfsprekend dat we op zijn minst sommigen van die mensen moeten repatriëren, en dat ze vrij makkelijk geïntegreerd zullen kunnen worden. Wie dit probleem niet ontkent, zoals de Iraaks-Vlaamse Zelfa Madhloum in een opiniestuk op VRTNWS, ziet in dat het allemaal niet zo simpel is. Na de zogenaamde koude oorlog zijn we terechtgekomen in een nieuwe en nog veel minder scherpomlijnde schaduwoorlog, al gaan de wortels ervan terug tot ver voor het einde van de koude oorlog (en is ‘oorlog’ in dit verband misschien een groot woord).

De ‘botsing’, om de term van Bernard Lewis en Samuel Huntington te gebruiken, tussen de wereld van het christendom en die van de islam is zo oud als de islam zelf (al is dat verhaal veel complexer dan men zou denken). Een meer directe historische bron van de huidige schaduwoorlog is de ‘kortsluiting’ die ontstond toen de islam in de negentiende eeuw pijnlijk geconfronteerd werd met de westerse (koloniale) moderniteit.

De strijd woedt of sluimert inmiddels ook (weer) op Europese bodem. Het ontbreekt ons echter aan juridische middelen om de fundamentalistische voedingsbodem ervan aan te pakken. Meer nog: het is zelfs moeilijk om die juridische middelen te ontwikkelen, zonder te morrelen aan een paar fundamenten van onze liberale rechtsstaat of de huidige interpretatie ervan. Het zou niet mogen dat iemand als Michael ‘Younes’ Delefortrie vrij rondloopt en zijn dromen van een Europees kalifaat ongegeneerd rondbazuint, dat de boerka enkel geweerd kan worden via een algemeen verbod op gezichtsbedekkende kledij of dat scholen juridisch verplicht worden om meisjes met hoofddoeken toe te laten (terwijl ze bij mijn weten bijvoorbeeld wel punkkledij mogen bannen). Anderzijds kun je die zaken moeilijk verbieden zonder bepaalde nationale en internationale grondrechten bij te schaven of anders te formuleren.

Het is als kiezen tussen de pest en de cholera. Voorlopig toch. Het blijft natuurlijk afwachten, maar naarmate een fundamentalistische, verstikkende, de publieke ruimte inpalmende en zelfs een totalitair kalifaat nastrevende islam ook in Europa meer voet aan wal krijgt, zal die keuze zich misschien veeleer beginnen aandienen als die een tussen de pest en een griepje of verkoudheid.

Koen Tanghe is als onderzoeker in de geschiedenis en de filosofie van de levenswetenschappen verbonden aan de UGent.

Commentaren en reacties