JavaScript is required for this website to work.
Multicultuur & samenleven

Tactiek van de verkrachte aarde

Blijvend negationisme over de Armeense volkenmoord

Lukas De Vos22/12/2015Leestijd 10 minuten

De Kamer erkende dit jaar de Armeense genocide. Lukas De Vos dook in de tragische geschiedenis van een volk en een volkenmoord.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Dit jaar is het juist 100 jaar geleden dat het Ottomaanse Rijk aan de vernietiging begon van de Armeense natie, godsdienst, cultuur en geschiedenis. In Mechelen, de Vlaamse stad met procentueel de meeste gevluchte Armeniërs, is een monument onthuld ter nagedachtenis van de honderdduizenden mensen die de dood vonden tussen 1915 en 1918, vermoord of van ontbering gestorven op dodenmarsen. In de Dossinkazerne loopt tot februari 1916 een fototentoonstelling over de gruwelijke behandeling van de Armeniërs. 

Op 18 december 2015 was het juist 110 jaar geleden dat Edward Joris in Istanbul ter dood werd veroordeeld. Samen met hem, drie Armeniërs. Zij werden spoedig opgehangen. Joris niet. Na twee jaar, met kerstmis, werd hij op de Orient Express gezet en huiswaarts gestuurd. ‘Uitgewezen, niet begenadigd’, schreef hij in een latere verantwoording. 

Joris was een Antwerpse anarchist en havenarbeider. Hij week in 1901 uit naar Istanbul, ging aan de slag bij de Duitse Levante-scheepslijn, en daarna bij Singer. Hij raakte er bevriend met de Dasjnak, de Armeense Revolutionaire Federatie die sinds 1890 naar onafhankelijkheid streefde, weg uit het Ottomaanse Rijk dat in 1375 het land veroverd had. Joris en zijn kompanen beraamden in 1905 een aanslag op de ‘rode sultan’, Abdoelhamid II. Joris nam, als buitenlander die in principe niet onder het Turks recht viel, de hele voorbereiding op zich. Hij liet een speciale bommenkoets maken in Wenen, en voerde 100 kilogram springstof in die hij als ‘zachte zeep’ langs de douane smokkelde. De tijdbom ontplofte toen de sultan de Yildizmoskee verliet. Helaas iets te vroeg, omdat de sultan nog even onderweg bleef praten. Er vielen niettemin 26 doden en 55 gewonden.

Op zijn proces stelt Hilmiz Bey, de voorzitter van het tribunaal, hem de vraag waarom hij gemene zaak maakt met ‘moordenaars’. ‘Ik weet niet waarover u spreekt’, antwoordt Joris. ‘Is het dan geen moord om een soeverein om te brengen ?’. Het antwoord van Joris verbijstert de rechter. ‘Alleen de sultan was ons doelwit. Ik zou met veel meer recht en reden u kunnen herinneren aan de Armeniërs die de de voorbije kwarteeuw zijn afgeslacht. Het gaat daar niet om 28 of 30 doden, maar op zijn minst om 300.000 slachtoffers’. De rechter is verbluft. Dan, onbegrijpend: ‘En waarom doe je dat, als vreemdeling ? Je ben niet eens Armeens’. Het antwoord werd historisch: ‘De wereld is mijn vaderland. De mensheid is mijn familie. Al wie lijdt is mijn broeder. Ik erken geen grenzen’.

Daarop zwijgt de rechter. Maar het vonnis, dat lag al van voor af aan vast. De doodstraf. Internationale druk en de zwakte van Turkije hebben Joris’ leven uiteindelijk gered, maar de Armeniërs, die waren nog lang niet aan het eind van hún afzien. De echte volkenmoord moest nog beginnen. 

Dat de westerse wereld niet op de hoogte was van de massamoorden is een fabeltje. Ik moet daar Ton Zwaan tegenspreken van het Centrum voor holocaust- en genocidestudie aan de Universiteit Amsterdam. Hij houdt vol dat pas rond 1920 de vervolgingen algemeen bekend waren in Europa en Amerika. Niets is minder waar. De pogroms tegen de Armeense minderheid van 1894-1896, die wellicht ruim 120.000 doden eisten, kregen uitvoerige belichting in de westerse kranten. 

Westerse kranten

The New York Times van 26 juli 1896 toont zijn afschuw over de uitroeiing van 40 dorpen rond Van, met zowat 12.800 mannelijke inwoners van boven de acht jaar. In 1909 bericht ze over 25.000 Assyrische en Chaldese kristenen die door uitgekochte Koerden rond Dyarbekir zijn uitgemoord. De Nederlandse Telegraaf van 20 november 1894 gewaagt van een slachtpartij in Moreh, ‘op dezelfde schaal als te Batak in Bulgarije’. De Volksstem bestempelt diezelfde week ‘het hoofd der Koerden als een tweede Nero’. De Britse Standard gruwt van de wraakacties na mislukt Armeens verzet tegen uitzinnige belastingen in Sassoen. Het Turkse leger breekt zijn woord over een vrijgeleide en schiet op weerloze dorpelingen in een twintigtal plaatsen. Zes- tot tienduizend doden, verluidt het. 

Zelfs het Bataviaasch Nieuwsblad valt op 9 februari 1895 zwaar uit naar de woordbreuk van de Turken, die nochtans vier eeuwen lang de overeenkomst van Mohammed II met de christenen in ere hielden. Onder het mom van weerbaarheid tegen de panslavische zendelingen uit Rusland, worden de Koerdische stamhoofden voortaan als ‘getrouwe onderdanen’ aangezien en opgenomen als irreguliere eenheden binnen het leger. Ik citeer: ‘Circassiërs en andere volksstammen uit de Kaukasus werden in Klein-Azië met open armen ontvangen en daar aangezet om Armeniërs en Grieken uit hun woonsteden te verdrijven. De Koerden werd opgedragen Oost-Turkije te zuiveren van zowel Armeense christenen als van nestorianen en jacobinisten’. 

De contouren van de komende genocide zijn meteen uitgetekend. Het Ottomaanse Rijk, dat aan het afbrokkelen is, wil vooral zijn greep op de oostelijker gebieden herstellen, Syrië, Noord-Iran, Koerdistan, de Kaukasus. De herkenbaarheid vandaag is groot. Abdulhamid heeft bij zijn aantreden in 1876 de grondwet opgeschort, roept zich uit tot kalief om alle mohammedanen tot een jihad te bewegen. Maar dat is niet de enige reden waarom sultan Abdulhamid ongebreideld geweld gebruikt. Hij heeft een binnenlandse bliksemafleider nodig, want het gaat hem niet voor de wind. Na Griekenland hebben ook Bulgarije, Servië en Roemenië, later de hele Balkan zich uit het Rijk vrijgevochten. In het noorden werkt Rusland aan verdere uitbreidingsplannen. In de Zwarte Zee heersen de Britse en Franse vloot. En Turkije zit ook in een economische wurggreep. In de 19e eeuw was de handel nadrukkelijk in handen geraakt van de Armeense minderheid. Ugur Ümit Üngör heeft het Armeense netwerk doorgelicht: van de 37 bankiers in Ottomaans Turkije waren er 32 Armeniërs; van de 153 topindustriëlen, 130; van de kleine tienduizend winkeliers, 6.800; in- en uitvoer werden voor 85 % door Armeniërs gecontroleerd. Het zal bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog tot bijzondere wetten leiden die alle bezittingen van Armeniërs naasten, alle tegoeden in beslag nemen, en alle fabrieken verbeurd verklaren.

Jonge Turken

Want natuurlijk is de Groote Oorlog ook mede verantwoordelijk voor de ongekende schaal waarop de etnische zuivering doorgaat. De centraliseringspogingen van Abdulhamid stootten niet alleen Armeniërs af, maar ook Albanezen, Grieken, Bulgaren, Druzen en Assyriërs. Het lokte radicalisering uit, en radicalisering leidt tot afscheidingsgezindheid. Het fervente nationalisme van Abdulhamid betekende ook zijn val. De Ittihad, de Jonge Turken, die al sinds 1889 een seculiere staat voorbereidden, pleegden in 1908 een staatsgreep. Eind dat jaar werd Mehmed V de nieuwe en laatste sultan, de Ittihad ging, tijdelijk, in ballingschap. Mehmed kon een nieuw pogrom het jaar daarop rond Adana niet verhinderen; 15.000 doden. Maar hij liberaliseerde wel het bewind, schafte de discriminatiewetten af, en bracht ook de legerverantwoordelijken voor de rechtbank. De hele top van Ittihad werd bij verstek ter dood veroordeeld. 

Maar de Jonge Turken sloegen terug. Zij vestigden in 1913 het bewind van de drie pasja’s: Talaat, Enver en Djemal, de ministers van Binnenlandse Zaken, Oorlog en de Zeemacht – Djemal was ook gouverneur van Ottomaans Syrië. Zij waren het die daags na de Duitse oorlogsverklaring aan Rusland (1 augustus 1914) een geheim samenwerkingsakkoord met Berlijn afsloten. Ze kregen de vrije hand om hun extreem nationalisme op te leggen, dat moest leiden tot een – ook etnisch – homogene staat. Ze ontwapenden de Armeense eenheden in het leger, en executeerden een deel, wat de Armeniërs virtueel weerloos maakte tegen verplichte aanpassing of uitwijking. Eind 1914 waren al 130.000 Armeniërs gevlucht naar Rusland en Perzië. De triestigste dag werd 24 april 1915: in een razzia werd de hele elite van de Armeense minderheid opgepakt en vermoord, 600 vooraanstaanden. Het begin van een deportatie naar de buitengebieden, dodenmarsen onder het mom van verwerping van uitschakeling van de ‘vijfde colonne’, en van een aparte Armeense staat, die mogelijk was gemaakt door oprukkende Russen. 

De moordende uitdrijving door de woestijn naar het toen Ottomaans-Syrische stadje Deir al-Zor was hallucinant. Tussen de 1,2 en anderhalf miljoen mensen kwamen om door uithongering, bevriezing, uitputting, of gewoon door uitmoording. 

Volkenmoord

Turkije weigert nog altijd te spreken van ‘volkenmoord’, al bepaalt het Verdrag van de VN uit 1948 over ‘de Voorkoming en Bestraffing van Genocide’ dat met volkenmoord bedoeld wordt: ‘Eén van de volgende handelingen, gepleegd met de bedoeling om een nationale, etnische, godsdienstige groep, of een groep behorende tot een bepaald ras, geheel of gedeeltelijk te vernietigen’. Onder die handelingen verstaan de VN: ‘Het doden van leden van de groep; het toebrengen van ernstig lichamelijk of geestelijk letsel aan leden van de groep; het opzettelijk aan de groep opleggen van levensvoorwaarden die gericht zijn op haar gehele of gedeeltelijke vernietiging; het nemen van maatregelen, bedoeld om geboorten binnen de groep te voorkomen en het gewelddadig overbrengen van kinderen van de groep naar een andere groep’ (artikel 2). Als Ankara dus betwist dat er geen opzet of voorbedachtheid in het spel was, dan is dat volledig naast de kwestie. De VN heeft het uitsluitend over ‘handelingen’, ongeacht de achterliggende bedenkingen, niet over een ‘intentioneel’ proces.

En dat die handelingen bevestigen dat we over een volkenmoord kunnen spreken kan omstandig aangetoond worden. Ik geef maar enkele voorbeelden. Mehmed V gaf zelf toe dat 800.000 Armeniërs de dood werden ingejaagd. Talaat Pasja heeft in 1917 de gedwongen verdrijving van de Armeniërs als ‘politieke noodzaak’ verantwoord in een gesprek met de Amerikaanse ambassadeur Henry Morgenthau. Hij haalde drie redenen aan: de Armeniërs hebben zich verrijkt op de rug van de Turken; ze streven dominantie en een eigen staat na (er kwam inderdaad een kortstondige eigen republiek in 1918, tot ze door de Sovjet-Unie werd opgenomen); en ze hebben openlijk samengewerkt met de vijand, met name de Russen (een deel van de Armeense bevolking leefde al langer in Russische gebieden). Maar al op 16 juli 1915 had Morgenthau een telegram naar Washington gestuurd, dat niets aan duidelijkheid te wensen overliet: ‘It appears that a campaign of race extermination is in progress under a pretext of reprisal against rebellion’. 

Er zijn tientallen getuigenissen van ongeremd geweld tegen de Armeniërs. Zo bijvoorbeeld van de Venezolaan Rafael de Nogales Méndez, die als huurling dienstdeed in het Ottomaanse leger. Hij heeft de wreedheden in detail beschreven in een boekje, Cuatro Años bajo la Media Luna (1924).Toen hij tussenbeide kwambij een moordpartij antwoordde de burgemeester verwonderd: ‘I’m doing nothing more than carry out an unequivocal order emanating from the Governor-General of the province to exterminate alle Armenian males of twelve years of age and over’. De Zweedse ambassadeur Per Anckarsvärd meldde al op 7 juli 1915 aan zijn regering dat ‘de vervolging van Armeniërs huiveringwekkende proporties bereikt en alles wijst op het feit dat de Jonge Turken de kans willen grijpen (…) om voor eens en voor altijd een einde te maken aan de Armeense kwestie. De middelen hiervoor zijn vrij eenvoudig en bestaan uit de uitroeiing van de Armeense natie’. 

Microben en kakkerlakken

Misschien het gruwelijkst van al was de niets ontziende moordzucht van de Circassiër Mehmed Reshid, die zelf Rusland was ontvlucht. Reshid was goeverneur van de provincie Dyarbekir tussen 1915 en 1918, en maakte er een erezaak van zijn provincie te zuiveren van ongewenste elementen. De ‘slager van de Griekse Rumlar, orthodoxen dus, joden, en Armeniërs’ zuiverde zijn ambtsgebied voor 90 %, goed voor 150.000 doden. Want, zei hij, ik ben arts, maar ik moet mijn Turkse nationaliteit laten voorgaan op mijn beroep. ‘De Armeniërs zijn als microben in een ziek lichaam, en het is mijn plicht als arts die microben uit te roeien’. Echo’s van dat soort perverse houding zijn terug te vinden in de Rwandese genocide van de jaren negentig, toen Radio Mille Collines opriep om de ‘kakkerlakken’ te verpletteren. Het is meteen duidelijk dat het Turks verweer wijst op een ongemakkelijk schuldbewustzijn. Zij zijn nooit, zoals de Duitsers wel deden, in het reine gekomen met zichzelf. Het ultranationalisme van de Jonge Turken heeft als een epidemie de hele bevolking aangetast, tot de islamisten van Erdogan toe. De eenheidsgedachte van Kemal Atatürk (na de eliminatie van de eerste Jonge Turken in 1922-23) werd nogmaals officieel vastgelegd in 1981. Toen bepaalde Ankara dat er geen sprake kon zijn van volkenmoord, alleen van ‘incidenteke uitbarstingen van geweld’. Op grond van de strafwet op anti-patriottische uitingen, zijn heel wat intellectuele opposanten (van Orhan Pamuk tot de later vermoorde Hrant Dink) veroordeeld omdat ze de genocide erkenden.

Nogmaals, ik heb het hier altijd over repressie door de gezagsdragers en hun trawanten – er zijn voorbeelden genoeg van gewone Turkse en Koerdische mensen die op gevaar van eigen leven Armeniërs verborgen en, al dan niet tegen betaling, beschermd hebben. Er zijn ook wandaden vanuit Armeense hoek gebeurd op andersgeaarde buurdorpen, onder meer rond Van. Ook de Koerden waren verdeeld, zij vielen geregeld als veedieven de Armeense bezittingen aan, maar werden evengoed ingezet als ‘irregulieren’ en geknecht door de Turkse overheden. Tot de dag van vandaag zelfs. 

Geschiedenis herschrijven 

Vandaag weten we dat de Armeniërs en andere, vooral Assyrische en Chaldese christenen, nog maar een fractie uitmaken van de Turkse bevolking. In 1914 waren ze nog met twee miljoen. In 1918 telde men nog 388.00 Armeniërs. We weten dat van hun gebouwen toen – 2.600 kerken, 2.000 scholen, 400 kloosters – amper zes kerken overblijven. Al de rest is weg. We weten dat tegen 1918 zowat 3.000 Armeense nederzettingen ontvolkt en uitgemoord werden. We weten dat de Verenigde Naties in 1985 de onmenselijke behandeling van de Armeniërs als ‘volkenmoord’ heeft aanvaard. We weten dat 26 andere landen dat openlijk onderschrijven, wat met onder meer Frankrijk (waar het Grondwettelijk Hof de erkenning van de volkenmoord ongedaan heeft gemaakt) en Duitsland tot diplomatieke schermutselingen met Turkije heeft geleid. We weten dat na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie er nog altijd geen diplomatieke overeenkomsten zijn tussen Armenië en Turkije. We weten dat de grenzen potdicht zitten. We weten dat België op 26 juli dit jaar een Armeense resolutie heeft goedgekeurd – de socialisten vonden dat geen volwaardige erkenning van de genocide, maar eerste minister Michel zelf had al op 18 juni namens de federale regering in de Kamer die erkenning bekendgemaakt.

We weten dat machthebbers de geschiedenis herschrijven, ook Turkije, zoals kollega’s Dweezil Vandekerckhove en Gust Thiery aantonen. We weten dat het negationisme nog lang niet afgedaan heeft. Eén voorbeeld maar. Op 1 december heeft in Nederland de PvdA-verkozene Latif Tali een klacht ingediend tegen de rector van de Islamitische Universiteit Rotterdam omdat hij discrimineert en haat zaait tegen niet-moslims, joden, Koerden, alevieten, mensenrechtenactivisten, Armeniërs. De rector is een Turk die openlijk stemmen voor Erdogan ronselde. Merkwaardig: de klacht krijgt de volle steun van onderwijsminister Jet Bussemaker. ‘De Universiteit toont geen maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef en legt alle afspraken met Onderwijs naast zich neer’ zegt ze onomwonden. De Federatie van Armeense Organisaties Nederland heeft de minister op haar wenken bediend. Ook zij heeft, op 8 december, de rector voor de rechtbank gedaagd. 

De opsomming bewijst dat revisionisme nog altijd welig tiert – en dat een herdenking van een eeuw volkenmoord in Armenië zeker even belangrijk is als die op de joden, de zigeuners, de homo’s en de anarchisten. We mogen daarom ook Edward Joris dankbaar zijn. Hij was, in alle opzichten, een voorganger in het besef van medemenselijkheid en respect. 

 

Beknopte Bibliografie

Vahagn Avedian, The Armenian Genocide 1915 from a Neutral Small State’s Perspective: Sweden. Uppsala, Uppsala University, MA 2008.

Richard Hovannisian, Armenia on the Road to Independence 1918. Los Angeles, University of California Press 1967.

Walter Resseler & Benoit Suykerbuyck, Dynamiet voor de Sultan: Carolus Edward Joris in Konstantinopel. Antwerpen 1997.

Ronald Grigor Suny, A Question of Genocide: Armenians and Turks at the End of the Ottoman Empire. Oxford, Oxford University Press 2011.

August Thiry, Mechelen aan de Tigris. Berchem, Epo 2001.

Ugur Ümit Üngör, ‘De Armeense Genocide, 1915’, in: Maria van Haperen e.a., De Holocaust en Andere Genociden: een Inleiding. Amsterdam; Amsterdam University Press 2012: 45-72.

Dweezil Vandekerckhove, The Armenians in Cilicia: Fortifications and Rural Settlements in the Armenian Kingdom of Cilicia c. 1100-1375. Cardiff, PhD University of Cardiff 2014.

Jelle Verheij, ‘Tussen Oost en West: Een Verkenning van de Armeense Genocide (1915), in: Nieuw Tijdschrift van de Vrije Universiteit Brussel, 12 (1999) 3. 

Franz Werfel, Die Vierzig Tage des Musa Dagh. Berlijn, Paul Zsolnay 1933.

A.J. Ynbee, Armenian Atrocities: The Murder of a Nation. With a Speech Delivered by Lord Bryce in the House of Lords. Londen/new York/Toronto, Hodder & Stoughton 1915.

Ton Zwaan: ‘De ‘Vergeten’ Genocide’, in: Auschwitz Bulletin 2000, 5 (2004) 17.

 

Foto: manifestatie op 25 april 2015 in Berlijn t.g.v. de honderste herdenking van de Armeense genocide. (c) Reporters

Lukas De Vos (1949) is senior journalist (VRT, knack.be), docent, essayist. Recente boeken: 'Land! Land!'(2011); 'Heen' (2012); 'Ivo Michiels Poortwachter Woordwachter' (2013); 'Met Thrillend Oog' (2016); 'Apache, Niet Zomaar een Indianenverhaal' (2017). Europakenner, Aziëdeskundige, filmspecialist (Snapshots VVF). In voorbereiding: 'De Duitse Strop' (2018).

Meer van Lukas De Vos

Rechts gaat vooruit bij de recente federale verkiezingen in Zwitserland. Maar het land functioneert helemaal anders dan andere Europese democratieën.

Commentaren en reacties
Gerelateerde artikelen

‘Sick’ is een relevante en hilarische roman waarin Bavo Dhooge alle humoristische registers opentrekt, zonder daarbij ook maar een moment de vinger van de pols van de maatschappij te halen.