
foto: ©Photo by freestocks on Unsplash
Aangeboden door deze bibliotheek
De relatieve waarde van het menselijk leven is een moeilijk thema. In deel één van mijn tweeluik bracht ik een vreemd besluit dat wij als samenleving namen onder de aandacht. Namelijk dat het ontnemen van het leven van veroordeelde misdadigers altijd onaanvaardbaar is, terwijl het in de kiem smoren van het meest onschuldige leven principieel toelaatbaar is. In de vorige bijdrage verdedigde ik het standpunt dat de herinvoering van de doodstraf niet problematisch hoeft te zijn in een samenleving, die…
Niet ingelogd - Plus artikel - log in of neem een gratis maandabonnement
Uw Abonnement is (bijna) verlopen (of uw browser moet bijgewerkt worden)
Uw (proef)abonnement is verlopen (of uw browser weet nog niet van de vernieuwing)
De relatieve waarde van het menselijk leven is een moeilijk thema. In deel één van mijn tweeluik bracht ik een vreemd besluit dat wij als samenleving namen onder de aandacht. Namelijk dat het ontnemen van het leven van veroordeelde misdadigers altijd onaanvaardbaar is, terwijl het in de kiem smoren van het meest onschuldige leven principieel toelaatbaar is.
In de vorige bijdrage verdedigde ik het standpunt dat de herinvoering van de doodstraf niet problematisch hoeft te zijn in een samenleving, die beweert het menselijk leven hoog in het vaandel te dragen. Vandaag bepleit ik dat abortus in diezelfde samenleving principieel ontoelaatbaar moet zijn.
Abortus
Het juridisch kader van abortus (of ‘vrijwillige zwangerschapsafbreking’) werd nog niet zo lang geleden herzien. In 2018 werd abortus uit het Strafwetboek gehaald. De vrijwillige zwangerschapsafbreking wordt sindsdien niet langer beschouwd als een misdrijf ‘tegen de orde der familie en tegen de openbare zedelijkheid’.
Dat betekent evenwel niet dat deze levensbeëindigende procedure zonder meer legaal en dus toegelaten is. Integendeel, er is nu een bijzondere wet die bepaalt wanneer en onder welke voorwaarden een zwangerschap kan worden afgebroken. Een abortusprocedure buiten dit wettelijk kader blijft een misdrijf.
Het Belgische abortusrecht gaat ervan uit dat de procedure tijdens het eerste trimester van de zwangerschap altijd mogelijk moet zijn. Er dient, bijvoorbeeld, niet aangetoond te worden dat het niet afbreken van de zwangerschap en gezondheidsrisico inhoudt voor de moeder, of dat het kind geboren zal worden met een ernstige aandoening.
Het gaat, aldus, om een abortus op eerste verzoek. Na het eerste trimester kan de zwangerschap slechts worden afgebroken, indien de voltooiing ervan een ernstig gevaar inhoudt voor de gezondheid van de vrouw of indien vaststaat dat het kind dat geboren zal worden, zal lijden aan een uiterst zware kwaal die als ongeneeslijk wordt erkend op het ogenblik van de diagnose.
Overtuigen
Eén van de beste manieren om als jonge twintiger vreemde blikken van ‘peers’ te krijgen, is door openlijk een anti-abortusstandpunt in te nemen. België is zonder twijfel een pro-choice land. De intensiteit waarmee abortus niet enkel als een recht, maar ook als iets moreel neutraal, zelfs goed, wordt verdedigd, doet me evenwel al enige tijd vermoeden dat er meer aan de hand is. Met name dat abortusvoorstanders niet in de eerste plaats hun debatpartner, maar wel zichzelf proberen te overtuigen.
Dat is niet verwonderlijk. Het doden van onschuldig, menselijk leven is dan ook iets waar (bijna) iedereen zich ongemakkelijk bij voelt. De cognitieve dissonantie die optreedt bij abortusvoorstanders wanneer zij geconfronteerd worden met de harde feiten over het ongeboren leven, moet wel moeilijk te verdragen zijn. Daarom dienen de leugens, halve waarheden of bizarre interpretaties over de waarde van het zich ontwikkelende kind in de baarmoeder luidkeels herhaald te worden. De natuurlijke ingesteldheid jegens ‘zwangerschapsbeëindiging’ zou wel eens opnieuw de overhand kunnen nemen. Namelijk dat het een vorm van doodslag is.
Verkrachting
De evangelisten van het abortusrecht schermen graag met het ‘verkrachtingsargument’ om de toelaatbaarheid van de abortusprocedure te rechtvaardigen. Aan tegenstanders wordt gevraagd of zij een vrouw, die het kind van haar verkrachter draagt in de ogen kunnen kijken en haar kunnen vertellen dat zij geen toegang heeft tot een abortusprocedure. Dit argument bespeelt de emoties van de toehoorders. Verkrachting is inderdaad een afschuwelijk misdrijf dat hevige gevoelens oproept. Dat luisteraars zich erdoor laten bewegen, kan hen vergeven worden.
Het argument is evenwel intellectueel oneerlijk. Aan de tegenstander van het abortusrecht wordt immers gevraagd een extreme positie te verdedigen, terwijl de positie die werkelijk ter discussie staat een veel mildere variant is. De vraagsteller gebruikt (misbruikt) de verkrachtingshypothese (de extreme situatie) om abortus in alle gevallen (de mildere variant) goed te praten. Met andere woorden: door de tegenstander in het nauw te drijven en uit te dagen een pro-life positie in te nemen in het geval van verkrachting, probeert hij de algemene positie, dat abortus principieel ontoelaatbaar moet zijn, onderuit te halen.
Deze tactiek kan eenvoudig ontmaskerd worden door een compromis voor te stellen: een principieel verbod op abortus, behalve in het geval van verkrachting (eventueel uit te breiden met andere uitzonderingen). De abortusvoorstander zal dit weigeren en zo zijn werkelijke bedoeling tonen: totale legalisering van de abortusprocedure. Het was hem nooit te doen om de creatie van een humanitaire exceptie voor verkrachte vrouwen, maar om creëren van een wettelijke basis voor het doden van ongeboren kinderen. Intellectueel oneerlijk, dus.
Baas in eigen buik
Het emancipatieargument wordt treffend samengevat door de slogan ‘baas in eigen buik’. Vrouwen, zo luidt het, dienen absolute controle te hebben over wat er zich in hun lichaam afspeelt. Overeenkomstig het lichamelijk zelfbeschikkingsrecht dienen zij geen rekenschap af te leggen over hoe zij omgaan met hun lichaamsdelen, inclusief hun baarmoeder. Dit argument wordt niet enkel aangehaald om de toegang tot de abortusprocedure te verzekeren, maar ook om de vader van het ongeboren kind iedere inspraak in de dood van zijn zoon of dochter te ontzeggen.
Dit argument vertrekt evenwel vanuit een verkeerde premisse. Met name dat abortus (of een verbod op abortus) betrekking heeft op het lichaam van de vrouw. Abortus, zo bewijst ingreep na ingreep, leidt niet tot de dood van de moeder, maar wel van die van het kind. Een verbod op abortus zorgt er niet voor dat het leven van de vrouw niet langer in de kiem gesmoord kan worden, maar wel dat ieder kind een ‘fighting chance’ heeft. Tegenstanders van abortus zijn dan ook niet geïnteresseerd in het lichaam van de vrouw, behalve in de mate dat het een voedend en veilig vehikel is voor een kind dat zonder geen schijn van kans heeft.
Mannen in het bijzonder worden soms het verwijt naar hun hoofd geslingerd dat zij een ‘ongezonde obsessie’ hebben met het vrouwenlichaam wanneer zij zich in het abortusdebat mengen. ‘Geen baarmoeder, geen opinie’. Een handig trucje om meteen de helft van de potentiële tegenstanders uit te sluiten van het debat. Nochtans zijn ook deze mannen bekommerd om het lichamelijk zelfbeschikkingsrecht, namelijk dat van de baby, dat definitief en totaal geschonden wordt.
Geloof
Abortus heeft geen plaats in een moderne samenleving met een werkend moreel kompas. Om daarvan overtuigd te zijn hoeft men geen aanhanger te zijn van een monotheïstisch geloof – nog zo’n bewering van de abortusvoorstanders. Vreemd genoeg zijn we er vandaag van overtuigd dat de dunne baarmoederwand tussen kind en buitenwereld een ontmenselijking voor het kind betekent. Dat het onderontwikkelde lichaampje ook sub-humaan gewaardeerd moet worden. Dat kan en moet anders. Maar daarvoor moet het abortusdebat opnieuw geopend worden.