JavaScript is required for this website to work.
Binnenland

Transfers: kritiek op ‘alternatieve feiten’

Meer welvaart zonder transfers

Lode Vereeck12/10/2022Leestijd 4 minuten

transfers

transfers

foto © Christian Dubovan

De transfers van Vlaanderen naar Wallonië en Brussel worden opnieuw ter discussie gesteld in het boek Bodemloos.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

De transfers van Vlaanderen naar Wallonië en Brussel worden opnieuw ter discussie gesteld in het boek Bodemloos, dat de veertig belangrijkste binnenlandse studies en de internationale literatuur samenvat.

De essentie van die wetenschappelijke meta-analyse is dat transfers weggegooid geld zijn. Ze zijn niet de schuld van de Walen, maar van de Waalse politici die een beleid voeren dat duidelijk faalt: een niet-activerend arbeidsmarktbeleid, een achterhaald en etatistisch industrieel beleid, een ondermaats onderwijsbeleid, een onnodig duurdere uitrol van het gezondheidsbeleid en een onverantwoord financieel beleid.

Dit falend beleid wordt financieel overeind gehouden door de transfers. Transfers zijn dus geen oplossing, maar deel van het probleem. Hoe sneller ze worden stopgezet, hoe sneller het beleid zal worden omgegooid en de sociaaleconomische heropstanding van Wallonië kan beginnen.

Oude kritieken

De kritiek op het boek is erg voorspelbaar en wordt uitvoerig weerlegd met wetenschappelijke argumenten en officiële cijfers. Ja, er zijn ook beperkte transfers naar twee Vlaamse provincies, maar die zijn niet te vergelijken met de miljardentransfers naar Waalse provincies en niet het gevolg van een falend provinciaal beleid (provincies hebben amper nog bevoegdheden).

Ja, er stromen ook interregionale transfers in andere landen, maar de internationale cijfers (meestal van Eurostat) houden enkel rekening met overdrachten en helemaal geen rekening met de regionale bevoegdheden, de centrale of perifere ligging van een regio of de duur van de transfers en ja, in de pensioenuitgaven loopt er een transfer naar het sneller vergrijzende Vlaanderen, maar in de pensioenbijdragen is er een omgekeerde transfer door de hogere Vlaamse werkzaamheidsgraad.

Alternatieve feiten

Op npdata.be presenteert socioloog Jan Hertogen alternatieve cijfers over de transfers vanuit het Brussels Gewest. Daarbij worden de brutolonen van pendelaars als een interregionale transfer beschouwd. Volgens deze alternatieve definitie bedraagt de uitgaande transfer vanuit Brussel 16,6 miljard euro (in 2019) aan brutolonen van 288.804 pendelaars die in Brussel werken, maar in Vlaanderen of Wallonië wonen.

Deze definitie en redenering zijn fout. Een tekort op de handelsbalans van een importerende regio is immers geen transfer naar de exportregio. De Brusselse import van diensten uit Vlaanderen is net zomin een uitgaande transfer als de positieve handelsbalans van Vlaanderen met Duitsland. Er stroomt geen koopkracht weg. Er stromen diensten (en goederen) binnen, waaronder veiligheidsdiensten.

Ook de belastingen op de brutolonen van de pendelaars kunnen niet aan Brussel worden toegewezen. Normaal gesproken is de fiscale woonplaats het land of de regio waar een gezin meer dan zes maanden per jaar verblijft en gebruik maakt van de openbare diensten. Internationaal geldt daarom meestal het woonplaatsprincipe voor de personenbelasting (en het werkplaatsprincipe voor de vennootschapsbelasting).

Brussel

Hertogen vindt dat de personenbelasting moet worden toegewezen aan de werkplaats, omdat de welvaart van Vlaanderen en Wallonië te danken zou zijn aan de jobs in het Brussels Gewest. Bizar. Pendelende Vlamingen en Walen en hun gezinnen worden dus als Brusselaars bestempeld, wat ze uiteraard niet zijn. Evengoed kan omgekeerd gesteld worden dat het Brussels regionaal product te danken is aan Vlaanderen, dankzij de hardwerkende Vlaamse pendelaars en de ontsluiting via de haven van Antwerpen en de luchthaven van Zaventem. Bovendien pendelen veel Vlamingen en Walen naar Brussel omwille van de hoofdstedelijke functie die deze stad vervult voor het hele land en voor Vlaanderen. Valt die weg, dan valt ook veel van de pendel weg. Deze jobs zijn dus niet te danken aan Brussel, maar aan het land en aan Vlaanderen.

Verder houden de cijfers van Hertogen geen rekening met de brutolonen van Brusselse pendelaars die in Vlaanderen of Wallonië werken. Tot slot blijkt uit statistieken van het Vlaams Agentschap Binnenlands Bestuur (zie tabel) dat het aantal pendelaars uit Vlaanderen naar Brussel jaarlijks daalt. Als die pendelaars ook nog eens belastingen moeten betalen in het zwaar deficitaire Brussel waar zijzelf, noch hun gezinnen wonen, zal hun aantal nog sneller dalen.

Rentetransfer

Een oude kritiek die ook blijft opduiken, is dat de transfer in de federale rentelasten reeds vervat zit in de ‘traditionele’ transfers in de federale begroting, sociale zekerheid en dotaties. De rentetransfer zou dus een dubbeltelling zijn. Dat is niet zo. Sommige studies houden enkel rekening met de ‘primaire’ uitgaven of vertrekken van een virtueel begrotingsevenwicht. Uiteraard kan er dan geen dubbeltelling zijn, want de rentelasten worden niet eens geteld.

Andere studies houden wel rekening met de rentelasten. Volgens de gangbare inkomstentoets worden regionale transfers berekend als het verschil tussen de ‘werkelijke’ federale uitgaven in een regio en de ‘evenredige’ uitgaven in verhouding tot de federale inkomsten uit een regio. De ‘werkelijke’ uitgaven aan rentelasten worden echter ‘evenredig’ verdeeld over de regio’s, waardoor de rentetransfer uit de calculus verdwijnt. Deze toets is dan ook niet geschikt voor de berekening ervan.

De rentetransfer is immers het verschil tussen de ‘werkelijk’ betaalde rentelasten en de ‘evenredige’ rentelasten in verhouding tot het regionale aandeel in de federale schuldopbouw, waarvoor een regio vaak niet eens verantwoordelijk is, maar toch mee de rentelasten draagt. Dat verschil moet bij de ‘traditionele’ transfers worden geteld en vormt geen dubbeltelling.

Toch blijft het onderscheid met de traditionele transfers nuttig. Wanneer de transfers worden stopgezet, komt het geld van die traditionele transfers (7,6 miljard euro in 2021) immers ter beschikking van Vlaanderen, maar dat van de rentetransfer (5,3 miljard euro in 2021) niet. De rentelasten op de federale schuld zullen immers ook gedeeltelijk betaald blijven worden door Vlaanderen, afhankelijk van de onderhandelde verdeling van de federale schuld.

De auteur is co-auteur van ‘Bodemloos’, economisch beleidsadviseur aan het Europees Parlement en docent rechtseconomie aan de universiteit UTDT

Commentaren en reacties