JavaScript is required for this website to work.
Binnenland

tso en bso zijn geen steden in Siberië

Peter De Roover25/6/2012Leestijd 3 minuten

In De Standaard zet Peter De Roover vraagtekens bij de noodzaak om het onderwijs verregaand te hervormen. Ook en vooral leerlingen uit de technische en beroepsrichtingen dreigen de dupe te worden als de plannen van Pascal Smet worden uitgevoerd.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

We zitten alweer in de laatste schoolweek, vol met deliberaties en proclamaties. Dat is de afscheidsweek, want de zomervakantie drijft een schoolgemeenschap voor een tijd uit elkaar. De week dus om nog even ruimte te maken voor de collegiale babbel, met de grapjes die de spanning van de proefwerken helpen verdrijven. Pascal Smet zal nooit ver weg zijn in die gesprekken. Zijn drieste plannen inspireren zonder twijfel tot heel wat ironiserende parodieën.


Elke beroepsgroep kent een eigen vorm van humor; de niet aflatende hervormingsdrift in het onderwijs biedt een onuitputtelijke bron van leute en plezier in en rond menig leraarslokaal. Achter die ‘humor’ schuilt echter frustratie, machteloosheid en onzekerheid.


Sommige hervormers beweren dat het werkveld vragende partij is voor forse hervormingen. Ik heb eerder de indruk dat leerkrachten gedwee de schouders ophalen, vermoedend dat verzet toch nutteloos is. Wij worden geacht leerlingen op te voeden tot kritische burgers, maar velen onder ons dreigen moedeloze uitvoerders te worden van oekazes waar ze zelf niet achter staan.


Het onderwijsdebat dat recent losbarstte, komt de verdienste toe de indruk weg te werken dat tegen Smets ideeën geen kruid is gewassen. Leek de aangekondigde onderwijshervorming enkele weken geleden nog een uitgemaakte zaak, dan zorgde de driestheid waarmee de hervormers hun erg extreme voornemens de wereld instuurden voor de noodzakelijke omslag. De uitkomst moeten we nog afwachten, maar de waarde van het Vlaamse maatschappelijke debat werd overtuigend aangetoond.


Het voorstel om B-attesten af te schaffen, zorgde voor ophef. Dat past weliswaar volkomen in Smets visie, want heroriëntering wordt zinloos na de omvorming van de eerste graad tot eenheidsworst. Welk ander menuutje kan je aanprijzen als de kok maar één gerecht mag bereiden? Maar dat B-attestverhaal maakt het wegsnijden van de keuzerijkdom in de eerste jaren van het middelbaar onderwijs wel heel concreet en schudde velen op het veld wakker.


Het gebrek aan waardering van hervormers voor technisch onderwijs, vind ik als tso-leraar bijzonder stuitend. Een B-attest, zo gruwelen ze, ‘verplicht’ de leerling om naar een technische afdeling ‘af te zakken’. Ze kunnen geen zin vormen met de afkorting tso of bso (beroeps), zonder daar het begrip ‘waterval’ aan te koppelen. Alsof een heroriëntering naar niet-aso-afdelingen een straf zou zijn. TSO en bso zijn geen namen van strafkolonies in Siberië, maar betreffen volwaardige studierichtingen. Het voorstel om de indeling in aso, tso en bso af te schaffen, bevestigt juist de hardnekkige mythe dat die laatste twee vandaag minderwaardig onderwijs bieden en best verdwijnen. Als zoenoffer moet ook het aso voor de bijl.


De kritiek op het eenheidstype komt doorgaans uit aso-hoek. Maar ook voor tso- en bso-leerlingen is het een geweldig voordeel les te volgen in een specifieke aan de doelgroep aangepaste onderwijsvorm. Ook, en wellicht vooral, mijn tso-leerlingen worden slachtoffer van de one size fits all-aanpak van Smet.


Ons onderwijs presteert meer dan degelijk, laten we dat vooral niet vergeten. We hebben met al te verregaande hervormingen meer te verliezen dan te winnen. Enig realisme kan evenmin kwaad, want de perfectie bestaat niet en we leven in een wereld met echte mensen. De Standaard drukte een alternatief lessenrooster af dat in de eerste graad liefst acht uur zelfstandig werk voorziet. Dat is zo’n mooi voorbeeld van een bevlogen voorstel dat los staat van de realiteit waarin de meeste jonge scholieren leven. Vreemd dat die op twaalfjarige leeftijd niet bekwaam geacht worden om met hulp van leraars en ouders een gepaste richting te kiezen, maar wel zelf een kwart van hun lessenrooster zinvol zouden kunnen invullen.


Ons Vlaams onderwijs heeft geen nood aan een grondige hervorming. De huidige, soepele structuur biedt alle mogelijkheden om uitstekend onderwijs te verstrekken. In veruit de meeste gevallen gebeurt dat ook. Verbeteringen waar nodig kunnen perfect binnen het bestaande kader.


Wil de minister echt iets ten goede veranderen, dat hij dan zijn energie richt op de administratieve last voor leraars (en directies); de aanvinkcultuur, die leraars verplicht meer bezig te zijn met wat scheefmetende controlelijstjes opleggen dan met daadwerkelijk lesgeven; de centralisatie waarbij ‘Brussel’ meent dé waarheid in pacht te hebben, een euvel waar de aangekondigde hervorming zeer aan lijdt. Dat zijn de zaken die goed onderwijs écht in de weg staan.


Dreigen uit te pakken met een alles op z’n kop zettende onderwijsrevolutie waar vele leerkrachten absoluut niet in geloven, zorgt vooral voor bijkomende demotivatie. Die is nefast, want goed onderwijs begint bij geestdriftige leerkrachten die zich vertrouwd, gewaardeerd en gesteund voelen.


Want geloof het of niet, de meeste collega’s zijn wel degelijk erg goed bezig en verdienen het niet murwhervormd te worden.

Categorieën
Personen

Peter De Roover was achtereenvolgens algemeen voorzitter en politiek secreteris van de Vlaamse Volksbeweging , chef politiek van Doorbraak en nu fractievoorzitter voor de N-VA in de Kamer.

Meer van Peter De Roover
Commentaren en reacties