JavaScript is required for this website to work.
post

Turks kanonnenvlees naar Syrië?

Dirk Rochtus9/10/2012Leestijd 3 minuten

De Turkse bevolking is niet tuk op oorlog, maar wil wel dat de regering veiligheid garandeert. Dat beweert Dirk Rochtus, docent internationale politiek aan de KU Leuven/Lessius en Doorbraakredacteur in De Morgen. Hij publiceerde in 2011 het boek ‘Turbulent Turkije’.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Net in de week dat de Iraakse regering aankondigde een einde te willen maken aan een verdrag uit 1995 dat Turkse bases op zijn grondgebied toelaat, keurde het Turkse parlement een resolutie goed die militaire operaties in Syrië mogelijk maakt. De resolutie die een meerderheid bestaande uit de parlementsleden van de regeringspartij AKP en de extreem nationalistische oppositiepartij MHP donderdag aannam, is een reactie op een Syrische granaatinslag in een Turks grensdorp waarbij vijf burgers omkwamen. Ze spiegelt zich aan degene die het Turkse parlement in oktober 2007 aannam om Turkse troepen in Noord-Irak op de guerrilla’s van de Koerdische separatistenbeweging PKK te laten jagen. Ook nu krijgt de Turkse regering de toestemming gedurende een jaar troepen in te zetten in Syrië als het regime-Assad de veiligheid van Turkije verder in het gedrang brengt.

Turkije oogt stabiel en machtig, maar gevaren loeren om de hoek. Wie de kaart van Turkije voor zich uitrolt, ziet een land dat niet alleen een bruggenhoofd vormt tussen Europa en Azië, maar ook grenst aan gevarenzones in de Kaukasus en het Midden-Oosten. Gevarenvlammen likken aan zijn grenzen met Irak en Syrië. PKK-militanten die regelmatig vanuit het Kandilgebergte in Irak de grens naar Turkije oversteken; een Koerdische partij die als ‘filiaal’ van de PKK gebieden in Noord-Syrië controleert; meer dan 90.000 Syrische vluchtelingen die zich in de Turkse grensstreek ophouden en nu de afgelopen dagen dus ook slachtoffers van het wapengekletter aan de Turks-Syrische grens.

Turkse militaire bases in de Noord-Iraakse provincie Duhak, Turkse militaire operaties in Irak sinds 2007, en vanaf 4 oktober 2012 nu ook in het noorden van Syrië: het signaleert allemaal hoe bedreigd Turkije zich aan zijn zuidflank voelt en hoe bedreigd het ook daadwerkelijk is aan zijn 800 en 350 kilometer lange grenzen met respectievelijk Syrië en Irak. De dreiging komt niet alleen van over de grens, ze leeft ook in eigen land en wordt er alleen maar sterker. Al wekenlang levert het Turkse leger slag met de PKK in het zuidoosten van Turkije. Honderden doden zijn er al aan beide kanten samen gevallen.

De Turkse premier Erdogan moet bovendien het hoofd bieden aan eventuele binnenlandse wrijvingen tussen soennieten en alevieten die gevoed kunnen worden door de tegenstelling tussen de soennitische as Turkije en Saoedi-Arabië enerzijds en de sjiitische as Syrië en Iran anderzijds.

Heel die complexe constellatie dwingt Erdogan ferm te reageren. “We hebben geen belang bij een oorlog, maar we zijn er ook niet ver van verwijderd”, klinkt het. Zijn krijgszuchtige taal aan het adres van Assad dient om de binnenlandse gemoederen te tonen dat hij een sterke leider is. Ook de buurstaten mogen het van hem horen dat Turkije als regionale grootmacht op zijn strepen staat. Al verschillende dagen beschieten de Turkse militairen doelen in het noordwesten van Syrië.

De Amerikaanse minister van Defensie Panetta is bevreesd dat het militaire gekrakeel aan de Turks-Syrische grens zich over de hele regio zou uitbreiden. Maar het gevaar dat het tot een oorlog komt, is klein. Turkije trekt zich op aan de steun van de NAVO-partners, maar artikel 5 van het Handvest over de verplichting tot collectieve verdediging wordt niet ingeroepen. Een oorlog zo kort voor de Amerikaanse presidentsverkiezingen is ook niet gewenst. Zo wil Amerika Turkije bijvoorbeeld geen bufferzone in Noord-Syrië zien installeren, want het daarvoor vereiste vliegverbod kan niet zonder geweld tegen het Syrische luchtafweergeschut in worden afgedwongen.

Het sterkste argument tegen de oorlog zit hem in de koelbloedigheid die de Turkse buitenlandpolitiek kenmerkt sinds Atatürk de republiek stichtte: geen avonturen, en eventueel militair handelen enkel in het kader van verdragen. De Turkse bevolking is niet tuk op oorlog, maar wil wel dat de regering de veiligheid van de staat en zijn grenzen garandeert. Met harde woorden als het kan, met gerichte maar beperkte militaire slagen als het moet.

Deze Vrije tribune verscheen ook in De Morgen

Dirk Rochtus (1961) is hoofddocent internationale politiek en Duitse geschiedenis aan de KU Leuven/Campus Antwerpen. Hij is voorzitter van het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams-nationalisme (ADVN). Zijn onderzoek gaat vooral over Duitsland, Turkije, en vraagstukken van nationalisme.

Commentaren en reacties