JavaScript is required for this website to work.
post

Turks vuur tegen de PKK

Deel III

Dirk Rochtus28/7/2015Leestijd 6 minuten

Het Turkse establishment geeft nog altijd blijk van een struisvogelpolitiek.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Waar is er een aanzet tot oplossing? Het Turkse establishment zelf geeft nog altijd blijk van een struisvogelpolitiek, maar de ‘Koerdische kwestie’ is een realiteit. Ze is meer dan een ‘kwestie van terreur’, want ze was er al lang voor de PKK. Ze is ook meer dan een socio-economisch probleem, want dit laatste verbindt zich in een wisselwerking met de bescherming van de eigen taal en identiteit. De Koerdische kwestie gaat niet alleen de rechten van een bepaalde natie aan, maar beslist ook mee over de inrichting van de Turkse staat en de aard en wijze waarop de Turkse democratie zich organiseert. Op de vraag waarom Turks-nationalistische kringen zich verzetten tegen een oplossing van de Koerdische kwestie, antwoordt de Turkse politicoloog İhsan Daği: ‘Ze hebben het juist voor dat wanneer de Koerdische kwestie geregeld en democratie volledig verwezenlijkt is er een einde komt aan het door hen verdedigde staatsmodel dat gebaseerd is op centralisme, autoritair denken en elitisme.'(Zaman, 31 maart2008)

Autonomie en democratie

De staatsstructuur en de invulling ervan met democratisch leven bedingen elkaar wederzijds. Het heeft geen zin te sleutelen aan de staatkundige structuren als de democratie achterop hinkt. Terecht zegt de Koerdische schrijver Altan Tan: ‘Een federaal systeem of autonomie zou het probleem kunnen aanscherpen als men niet eerst democratische stappen zet om de culturele en taalrechten van het Koerdische volk te erkennen.'(Zaman, 17 november 2008) Het decentraliseren van de staat helpt de democratie niet vooruit wanneer de bureaucratische en semi-autoritaire bestuurscultuur van de centralistische staat zou gedupliceerd of gereproduceerd worden op regionaal vlak. Meer autonomie moet ook meer democratie inhouden. Federalisme wordt in tegenstelling tot unitarisme beschouwd als machtsverdeling, maar die macht die dan over verschillende niveaus wordt verdeeld, moet ook democratisch gelegitimeerd zijn. Belangrijker dan federalisme is democratie. Wel kan de democratie later dan weer worden versterkt door inderdaad federalisme of op zijn minst culturele autonomie. De eerbied voor dat anders-zijn mag niet in tegenspraak zijn met de democratie; het mag geen terugval inhouden in reactionaire toestanden of feodaal denken. De organisatie van de staat in overeenstemming met culturele eigenheden, bijvoorbeeld door het verlenen van culturele autonomie, het recht op onderwijs in eigen taal, dient de democratie wanneer het bestuur zo dichterbij de burger komt (wat in het Duits pregnant ‘Bürgernähe’ heet) en de burger zo meer controle heeft op de door hem gemandateerde bestuurders. De Europese Unie kan hier als voorbeeld dienen: het vertalen van alle documenten in de officiële talen van de lidstaten van de EU gebeurt vanuit de democratische zorg dat elke burger het recht heeft direct in zijn eigen taal te woord te worden gestaan. Zelfs wanneer iedere burger van de EU Engels verstond, zouden de finesses die besloten liggen in het jargon van de genoemde documenten de burger ontgaan die geen ‘native speaker’ is. Het is in het belang van de Europese democratie dat ze meertalig is. Het is ook een diepmenselijk recht om de eigen taal te gebruiken, niet alleen in de dagelijkse omgang, maar ook op hogere echelons.

Mentaliteitswijziging

Een eerste stap in de richting van een oplossing voor de Koerdische kwestie in Turkije is de erkenning door de Turkse staat dat er mensen zijn die een andere taal spreken, en niet zomaar een ‘Koerdisch dialect’ (die houding doet mutatis mutandis denken aan Franstalige Belgen die het altijd hebben over ‘le flamand’ in plaats van Nederlands), en dat ze het recht hebben die taal te bezigen, niet alleen in de huiskring, maar ook op officieel niveau. Die mentaliteitswijziging betekent de overwinning op het Sèvres-syndroom: het bestaan van een andere cultuur hoeft geen bedreiging te vormen voor de Turkse republiek. Homogene staten zijn een rariteit in de wereld, multi-etnische staten die hardnekkig weigeren hun minderheden te erkennen evenzeer. Zoals gezegd, de eerste stap is de mentaliteitswijziging, de mentale klik die de Turken moeten maken van de moderne naar de postmoderne natie die multi-etniciteit en veeltaligheid in haar staatkundige structuren en instituties integreert. Turkije kan leren van het Ottomaanse Rijk waar het zich tegen heeft afgezet: het imperium was minder dwingend dan de Turkse natiestaat die de burgers naar zijn beeld wilde kneden, en liet meer ruimte voor culturele en religieuze diversiteit. Die mentaliteitsverandering moet hand in hand gaan met het doorbreken van de vicieuze cirkel die erin bestaat dat het geweld van de PKK door de hardliners in het Turkse establishment wordt gebruikt als excuus voor een militaire aanpak van de Koerdische kwestie. Het geweld van de ene zal de andere altijd aanzetten tot geweld. Dat is ook de reden waarom de jaren ’90 een verloren decennium zijn in Turkije: de democratie kon zich niet ontplooien omdat alles in het teken stond van de gewapende strijd tegen de ‘Koerdische separatisten’.
De tweede stap behelst twee soorten concrete maatregelen: enerzijds zulke die het terrein moeten effenen voor vrede en verzoening en een einde moeten maken aan het geweld en geweld-gerelateerde aspecten (amnestie, dorpswachters, terugkeer van vluchtelingen), anderzijds zulke die de beleving van de eigen culturele identiteit moeten garanderen. In een rapport van ngo’s uit Zuidoost-Anatolië worden er enkele opgesomd zoals ‘de opening van faculteiten voor Koerdische Studies aan de universiteiten en het gebruik van Koerdisch in de lokale administratie’.

In feite klinken al deze voorstellen nog zeer bescheiden. Wanneer culturele autonomie in deze zin wordt uitgebouwd, is er misschien zelfs geen nood aan federalisme. Betekende de oprichting van ‘TRT 6’ dat de Turkse regering een ‘Koerdisch Plan’ had? Volgens de politicoloog Ekrem Eddy Güzeldere is daar nog niet veel van te bespeuren. Het partijprogramma van de AKP klinkt veelbelovend: ‘Op voorwaarde dat Turks de officiële taal en de taal van het onderwijs blijft, beschouwt onze partij culturele activiteiten in andere talen dan het Turks, inclusief uitzendingen, als een aanwinst die de eenheid en de integriteit van ons land versterkt en ondersteunt’. De genoemde mentaliteitswijziging die afstand neemt van de Turks-nationale monopolisering zou in datzelfde partijprogramma ook moeten blijken uit het gebruik van de term ‘burger van de republiek’ in plaats van ‘Turk’.

De AKP liep in 2007 rond met een voorstel voor een nieuwe grondwet. Die vermeldde ook culturele en burgerlijke rechten voor verschillende groepen. Maar het regeerprogramma ontgoochelde: daarin werd de Koerdische kwestie gereduceerd tot ‘economie en infrastructuur’. De AKP wijzigde zelfs de naam van zijn plan voor een ‘Koerdische Opening’ in ‘Democratische Opening’. Was het vrees voor het Kemalistische establishment dat haar deze wijziging in het oor fluisterde?

Volgens Güzeldere toonden partijprogramma en grondwetsontwerp aan dat ‘de AKP weet wat er zou moeten gedaan worden op cultureel en politiek vlak.’ De mentaliteitswijziging vereist dus ook de moed om het probleem aan te pakken en de nodige hervormingen door te voeren. Maar de vraag is of de wil daartoe nog voorhanden is. Sprak premier Recep Tayyip Erdoğan in november 2008 tijdens een bezoek aan Diyarbakır niet over de ‘ene natie’? Onderlijnde hij daarmee niet de stichtingsmythe van de Turkse republiek, terwijl de oplossing van het Koerdische vraagstuk toch betekent dat de Koerden mee als een dragend staatsvolk van de republiek zouden moeten worden gezien? De toenadering van Turkije tot de EU als postmoderne entiteit zou een helpende hand kunnen toesteken. Maar zolang het Turkse establishment zelfkritiek ontbeert en niet met een open blik kijkt naar ‘het Andere’ binnen de samenleving, zullen de EU-burgers hun wantrouwen tegenover Turkije niet overwinnen. Want hun EU is gebouwd op verscheidenheid van talen en culturen, zelfs binnen haar eigen lidstaten. De Europeanen kunnen zich geen andere EU voorstellen.

‘pluralistisch Turkije’

De oplossing voor de Koerdische kwestie moet echter in Turkije zelf worden gezocht met politieke middelen en moderniseringsprojecten. Baskın Oran, een politicoloog van de Ankara Universiteit, bijvoorbeeld pleit ervoor om de Turkse staatsburgers niet meer aan te duiden als ‘Turk’ maar als ‘Türkiyeli’, letterlijk ‘van Turkije’. Op die manier zouden ook Koerden Turks staatsburger kunnen zijn zonder zich te moeten conformeren aan de dominante cultuur van de Turkstalige moslims als het staatsdragende volk. Turkije zal heus niet ten onder gaan als zijn Koerden meer culturele autonomie verkrijgen, het zal integendeel hun loyaliteit versterken tegenover een staat die zo grootmoedig zou zijn hen in hun eigenheid te erkennen. Een voorbeeld is Iran, waar een vierde van de bevolking uit Turkstalige Azeri’s bestaat die hun cultuur kunnen beleven en samen met de Perzen de staat dragen. In de idee van de ‘ene (Turkse) natie’ kunnen vele Koerden zich niet vinden. Opmerkelijk was daarom de vraag van Ertuğrul Özkök, columnist van de Kemalistische krant Hürriyet (waarop de slogan prijkt: ‘Türkiye Türklerindir’ of ‘Turkije aan de Turken’), of Turken en Koerden nog wel per se moeten samenleven? Journalist Mustafa Akyol ontwaart in die vraag een tendens naar ‘Turks separatisme’, maar waarschuwt voor de gevaren. Een uiteengaan van Turken en Koerden zou niet eenvoudig zijn omdat er geen intern erkende grens is en beide groepen in vele gebieden gemengd leven; een scheiding zou volgens hem even bloedig kunnen zijn als de opdeling van Brits India in 1947 in India en Pakistan. In plaats daarvan pleit Akyol voor een ‘natie van Turkije’, een pluralistisch Turkije dat zijn culturele variëteit erkent, bijvoorbeeld door meer culturele rechten en zelfs regionale autonomie (Hürriyet, 27 juli 2010).

(Dit artikel is een excerpt van het hoofdstuk ‘De Koerdische horzel’ uit mijn boek ‘Turbulent Turkije. Europese of Aziatische tijger?’ dat in 2011 verscheen bij Pelckmans.)

(Toevoeging: Sinds 2012 liepen er vredesgesprekken tussen de Turkse staat en de PKK. Ook op het politieke vlak waren er hoopvolle signalen. De pro-Koerdische HDP overschreed bij de parlementsverkiezingen van 7 juni 2015 ook dankzij de stemmen van seculiere en liberaal ingestelde Turken de kiesdrempel van tien procent.

De Koerdische beweging bleef desondanks wantrouwig tegenover de Turkse AKP-regering van huidig president Erdoğan. Ze verdacht Turkije ervan de terreurorganisatie IS te laten begaan.

Een aan IS toegeschreven bomaanslag in de Turkse grensstad Suruç die op 20 juli 2015 het leven kostte aan 32 Koerdische jongeren, was er teveel aan. De PKK vermoordde uit wraak twee Turkse politieagenten. Daarop besloot de Turkse regering weer PKK-stellingen aan te vallen. Het vredesproces is hierdoor bedreigd. Waarnemers vermoeden dat Erdogan de Turks-nationalistische kaart trekt om bij eventuele herverkiezingen in november weer kiezers van de HDP en de extreem-nationalistische MHP voor zich te winnen. Het succes van de HDP had hem in juni de tweederde meerderheid gekost die nodig is om de grondwet te veranderen in richting van een sterk presidentieel systeem.)

 

Dirk Rochtus (1961) is hoofddocent internationale politiek en Duitse geschiedenis aan de KU Leuven/Campus Antwerpen. Hij is voorzitter van het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams-nationalisme (ADVN). Zijn onderzoek gaat vooral over Duitsland, Turkije, en vraagstukken van nationalisme.

Commentaren en reacties