JavaScript is required for this website to work.
post

Tweetaligheid in Brussel: je t’aime… moi non plus

Chris Ceustermans11/3/2015Leestijd 2 minuten

Zijn we op het vlak van de tweetaligheid in Brussel op de grens van het haalbare beland?

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

In het artikel ‘Neen, het is nog niet voorbij’ die op 1 maart 2015 in Doorbraak.be verscheen, kwam aan bod hoe de belgicist, Olivier Mangain, als burgemeester van Sint-Lambrechts-Woluwe de taalwetten van datzelfde land aan de laars lapt om apartheid te organiseren.

Toen ik nog in Brussel woonde, leerde ik al gauw deze wetmatigheid: hoe meer Belgische vlaggen er in het straatbeeld hangen hoe minder de winkeliers en overheidsdiensten in de betrokken wijk geneigd zijn om Nederlands te praten. Daarbij gaat het vooral over de knusse, zuidelijke gemeenten zoals Ukkel, Watermaal-Bosvoorde en Oudergem. Daar waar velen geloven dat zij de enige echte Belgen zijn, hoewel ze het vertikken om de taal van de meerderheid van dat land te spreken.

Deze onkunde of onwil om in het Nederlands te antwoorden, kan je echter overal in Brussel ondervinden. Tijdens een recente middagwandeling passeerde ik langs de kassa’s van de Fnac en van de Exki bij de vijfhoek. Plekken waar tijdens de week veel Vlamingen komen. Ook daar werd mijn Nederlands zonder verpinken beantwoord met Frans. Gelijke behandeling betekent in Brussel: iedereen als Franstalige aanspreken.

Toegegeven: op sommige dagen kan je in diezelfde etablissmenten of in andere winkels in het centrum net zo goed in het Nederlands worden geholpen. Het hangt er vanaf wie je voor je hebt. De agressieve anti-Vlaamse reflex is uit het commerciële hart van Brussel verdwenen. Ontegensprekelijk is er vooruitgang geboekt.

Wanneer de Franstaligen spreken over tweetaligheid, houdt dat in: de Franstalige spreekt de taal die hij/zij belieft. Dat kan ook Nederlands zijn. De Nederlandstalige past zich aan. Helaas geldt dit ook voor de overheidsdiensten.

Wanneer de Brusselse Minister-President, Rudi Vervoort (PS) voor de zoveelste keer oreert dat ‘le carcan’ rond Brussel moet worden doorbroken en dat er een Groot-Brussel moet komen met ook een aantal Vlaams-Brabantse gemeenten, is het precies dat soort ‘tweetaligheid’ dat hij voor ogen heeft. ‘Tweetaligheid’ die men al kan proeven wanneer men tracht bij de balie van het Kabinet van Vervoort in het Nederlands te worden geholpen.

Is dit een tussenfase op de weg naar een meer algemene tweetaligheid en wederzijds respect? Ik vrees van niet. Bij de jonge Brusselaars merk ik dat het aantal dat erg goed Nederlands spreekt groeit. Het aantal dat geen fatsoenlijke zin in het Nederlands kan formuleren blijft echter groot. Het Nederlands is niet meer verplicht als tweede taal in Wallonië. Dat laat zich voelen.

Organisaties die van de Franse gemeenschap (la Fédération Wallonie-Bruxelles) afhangen, werken die tweetaligheid in de praktijk eveneens tegen. Een paar jaar geleden maakte ik in Anderlecht nog mee hoe een door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde vereniging voor samenlevingsopbouw tweetalige affiches voor een wijkfeest weigerde te financieren. Alleen eentalig Franse affiches kwamen in aanmerking. Samenlevingsopbouw en taalimperialisme gaan voor sommigen hand in hand.

Ik vrees dat we inzake taalrespect in Brussel bij de grens van het haalbare zijn beland: het Nederlands wordt gedoogd, zolang de Vlaming zich aan de persoonlijke wensen van de Franstalige aanpast. Ook als die achter een overheidsloket zit en beslist dat hij die dag alleen maar Frans zal spreken. Mais allez monsieur, on est tous des Belges, n’est pas?

 

Foto (c) Reporters

Chris Ceustermans is auteur en observator van het stedelijk leven in Antwerpen en Brussel. Deze zomer verscheen bij WPG- Manteau zijn roman ‘De Boekhandelaar’. Dit najaar verschijnt zijn volgende roman: ‘Koude Oorlogsdromen’ . http://deboekhandelaar.com/

Chris Ceustermans is een veertiger die ooit van zijn pen leefde als journalist bij onder meer De Morgen. Na andere wegen te hebben verkend, keerde hij terug naar zijn oude liefde: de literatuur. Op Doorbraak pleegt hij af en toe een stuk over dingen die in de eenzijdige media te weinig aan bod komen. 'Ni dieu, ni roi, ni maître', blijft zijn motto, al lijkt dit voor de meeste zelfverklaarde 'links weldenkenden' al lang vergeten.

Meer van Chris Ceustermans
Commentaren en reacties