JavaScript is required for this website to work.
Politiek

Uitblijven nieuwe federale regering is hold-up van Belgische staat

Lorenzo Terrière9/8/2019Leestijd 5 minuten
Reynders & Vande Lanotte dromend over hun toekomst.

Reynders & Vande Lanotte dromend over hun toekomst.

foto © Reporters

Het uitblijven van een nieuwe federale regering maakt van een regering in voorzichtige zaken een van galopperende zaken. Een analyse.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

De val van de regering-Michel I in december 2018 ligt al een eind achter ons en er is nog geen perspectief op een federale politieke uitkomst. Een problematische situatie want gedurende die hele periode wordt de democratische controle van het parlement op de regering uitgeschakeld. Echte controle is er namelijk maar wanneer een politieke ploeg bestuurt met volheid van bevoegdheid en het vertrouwen van het parlement geniet.

Dat het huidige ontslagnemende minderheidskabinet bovendien steeds stoutmoediger wordt in haar optreden stemt tot scepsis: lopende zaken is immers helemaal geen reële bestuursvorm in een politiek bestel die naam waardig.

Rode Ridder, ronde tafel

De avonturen van de Rode Ridder, dat was spannende jeugdliteratuur die me destijds hielp om lange zomervakanties te overbruggen. De rondetafelbijeenkomst die Johan Vande Lanotte (sp.a) organiseerde baarde echter slechts een muis. Geen verrassing voor wie ooit actief was in het internationale politieke milieu en waar zo’n setting wel vaker voorkomt.

De Europese Raad van Ministers bijvoorbeeld functioneert op deze wijze: elk van de 28 aanwezige ministers komt dan één voor één tussen en herhaalt er het nationale standpunt. Zo’n tijdrovende tour de table ontneemt de vergadering echter elke dynamiek. Doorgaans rest er weinig tijd of goesting om nog de politieke synthese te maken.

De federale preformateursnota is in hetzelfde bedje ziek. Ze leest vooral als een opsomming van de verschillende partijstandpunten per beleidsdomein zonder dat er echt al partijpolitieke convergenties worden aangeduid of beleidskeuzes worden gemaakt. De Vlaamse formateursnota staat op dat punt een stapje verder.

Overigens komt er opmerkelijk weinig naar buiten over de inhoud van dit laatste document. Misschien ligt dit aan het gebruik dat tussen de partijen verschillende versies circuleren (hetgeen lekken bemoeilijkt). De politieke deadline van de Septemberverklaring is in ieder geval nog steeds haalbaar. Het scenario dat Jan Jambon die speech in het Vlaams Parlement mag geven doet inderdaad al langer de ronde. Met zijn zakelijke achtergrond is hij de geknipte brugfiguur om het goede bestuur in Vlaanderen de komende legislatuur te belichamen.

Waalse pauzeknop

Verscheidene politici vertrokken kort na de federale beleefdheidsontmoeting richting vakantiebestemming. Politiek Wallonië heeft op zijn beurt de pauzeknop ingedrukt tot 15 augustus, al voorziet men er niettemin om regionaal nog eind deze maand te landen. Het mandaat van het informateurs-duo wordt intussen verder opgerekt tot 9 september. Daarmee is het ‘overzomeren’ van de federale onderhandelingen eigenlijk een feit.

Wil men daadwerkelijk proberen om vooruitgang te boeken dan moet de ronde tafel ingewisseld worden voor de biechtstoel. In de diplomatieke wereld gebeuren echte onderhandelingen via intensieve bilaterale ontmoetingen en niet in eivolle vergaderzalen. Het komt dan nog wel eens tot een rechtstreeks gesprek tussen enkel de N-VA en de PS maar, zoals ik in een eerste bijdrage aangaf, pas nadat een ‘crisette’ in de Wetstraat werd uitgelokt.

Die kan nog even op zich laten wachten. Zo is er in tegenstelling tot de periode 2010-2011 bijvoorbeeld heden geen druk van buitenaf: de Belgische overheid financiert haar schulden momenteel aan een negatieve rente en de EU richt haar budgettaire pijlen dit najaar vooral op de probleemlanden Frankrijk en Italië. Intussen blijft de huidige ploeg van Michel II in het zadel.

Het minderheidskabinet is ontslagnemend en verkeert in voorzichtige zaken sedert december 2018. Dat ze zonder parlementaire meerderheid haar bestuurstermijn steeds langer oprekt, is eigenlijk een bezwaarlijke politieke evolutie aangezien zo het normale democratische proces uitgeschakeld blijft. Wanneer ‘lopende zaken’ lang genoeg voortduurt kun je zelfs gewag maken van een hold-up op de Belgische staat.

Sluipende besluitvorming

In de huidige situatie komen enkele kwalijke politieke dynamieken uit het recente verleden weer naar boven. Zo heeft een regering in lopende zaken met het verstrijken van de tijd de neiging om haar aanvankelijke politieke actieradius verder uit te breiden. De schroom en terughoudendheid van bij de doorstart maken stilaan plaats voor een hernieuwde stoutmoedigheid in het optreden omwille van de ‘noodzaak’ om te ‘besturen’. Hoe langer men in functie blijft, hoe meer zij zich met volheid van bevoegdheid gaat gedragen. Lopende zaken wordt dan galopperende zaken.

Zo’n bestuurlijke versnelling zagen we bijvoorbeeld ook in de periode 2010-2011 toen de ontslagnemende regering uiteindelijk zelfs mee ten oorlog trok in Libië. Toenmalig premier Yves Leterme (CD&V) sloeg daarvoor achteraf mea culpa.

Nu zie je hetzelfde verdapperende tempo onder de vakministers opnieuw opduiken met bijvoorbeeld de begrotingsstemmingen, met de nakende benoeming van onze nieuwe EU-commissaris en met de voorliggende Amerikaanse vraag voor militaire assistentie in de Straat van Hormuz. Er wordt dan altijd gesust dat het slechts over ’tijdelijke situaties’ gaat. Het probleem is dat die ’tijdelijke oplossingen’ in de Belgische politiek vaak een permanent karakter krijgen.

Een ander veelgebruikt tegenargument is dat het parlement intussen autonoom haar wetgevende opdracht kan vervullen. In de feiten beschikt deze instelling echter niet over de man- en rekenkracht die vereist is om zelf alomvattende en sluitende beleidsstukken te produceren. Enkel de regeringsleden hebben directe toegang tot de vele sterke administraties die België rijk is.

Bijgevolg is de wetgevende inbreng van het parlement in de regel beperkt tot zeer specifieke beleidsingrepen. In quasi alle belangrijke politieke dossiers ligt de wetgevende werf momenteel stil en is het einde van het bouwverlof niet in zicht.

Sommigen wijzen op de grotere bewegingsvrijheid om coalities à la carte te bouwen naargelang het dossier dat voorligt. Inderdaad, een minderheidskabinet kan ontsnappen aan het keurslijf van de vaste politieke meerderheid. In het federaal parlement leefde de laatste weken echter niet langer zo’n dynamiek.

Eerder tekende zich tijdens de afgelopen stemmingen eenzelfde terugkerend patroon af waarbij aan Vlaamse kant de N-VA en Vlaams Belang stelselmatig in het zand beten. Dit was o.m. het geval bij de benoeming van de Kamervoorzitter en bij de goedkeuring van de voorlopige begrotingsschijven.

Die federale begroting van ‘voorlopige twaalfden’ is trouwens ook meer permanent en stoutmoedig dan haar naam doet vermoeden: de goedkeuring gebeurt steeds per schijf van drie maanden en omvat nu ook verhoogde kredieten voor asiel en migratie, voor kabinetspersoneel evenals talrijke indexeringen. Het is voorts een misverstand dat er zoiets bestaat als een ‘noodbegroting’: dit document is immers niets anders dan de cijfermatige vertaling van de belangrijkste gemaakte politieke beleidskeuzes.

Weglopende figuren

Maar het huidige onvermogen van de wetgevende macht om de uitvoerende macht te controleren wordt nog het best geïllustreerd door de bedenkelijke gedragingen van de betrokken ministerszelf. Philippe De Backer (minister voor Privacy, Open Vld) en Pieter De Crem (minister van Binnenlandse Zaken, CD&V) namen enige tijd geleden afscheid van de nationale politiek maar blijven tot op vandaag nog ‘even’ in functie. Minister van Financiën De Croo verklaarde onlangs op Terzake ‘niet verantwoordelijk te willen gehouden worden voor het verder oplopende begrotingstekort sedert begin dit jaar.’

Wie kan de burger dan wel nog hierover aanspreken? Waarom hebben we nog überhaupt een minister van Financiën? Verder is Wouter Beke (CD&V) momenteel zowel Kamerlid als minister. Deze cumul passeerde haast geruisloos, maar Montesquieu draait zich vast om in zijn graf. Tegelijk combineert Beke ook nog de job van partijvoorzitter en de functie van titelvoerend burgemeester: je moet het maar doen.

Overigens zijn momenteel nogal wat andere federale regeringsleden ook ’tijdelijk’ Kamerlid: dat kan ‘zolang’ die regering ontslagnemend is. Opvallend voorbeeld is begrotingsminister Wilmès (MR), die tegelijk ook optreedt als plaatsvervangend lid in de Kamercommissie Financiën en Begroting, en zo geacht wordt om zichzelf te controleren.

Als klap op de vuurpijl neemt de druk om politieke onderhandelingen weldra te besluiten net af naarmate de regering in lopende zaken meer ‘permanent’ en ‘stoutmoedig’ wordt. Het is daarmee duidelijk dat deze situatie van ‘galopperende zaken’ democratisch ongezond is en dringend dient verlaten te worden.

Echter, wie roept hen een halt toe?

Deze tekst verscheen eerder op vrt.nws.

Lorenzo Terrière is doctoraatsonderzoeker en geeft les aan de Faculteit Politieke en Sociale Wetenschappen van de Universiteit Gent. Voorheen werkte hij o.m. op het kabinet van Defensie (N-VA).

Meer van Lorenzo Terrière
Commentaren en reacties