JavaScript is required for this website to work.
post

Uitgeverij Averbode: ‘We stellen expliciet democratie als bestuursvorm niet in vraag’

Recht van antwoord

‘We stellen democratie als bestuursvorm expliciet niet in vraag’

‘We stellen democratie als bestuursvorm expliciet niet in vraag’

foto © Uitgeverij Averbode

Uitgeverij Averbode reageert op artikel ‘Vlaamse schoolboeken stellen democratie in vraag’.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Vreemd keken we op bij het lezen van het artikel ‘Vlaamse schoolboeken stellen democratie in vraag‘, dat op Doorbraak verscheen op 20 juli 2020 en van de hand is van Chris Ceustermans.

Als auteursteam en uitgever willen we in de eerste plaats de heer Ceustermans bedanken voor de immense impact die hij ons toedicht met onze uitgave Socius, een reeks handboeken voor het vak Cultuurwetenschappen (en Gedragswetenschappen). De bescheidenheid en vooral de jarenlange ervaring als leerkrachten gebieden ons echter om op te merken dat wij in ons eentje niet in staat zijn een eindterm als ‘burgerschap’ omver te werpen of zelfs meer, een grotere dreiging te vormen voor de opgroeiende generaties dan georganiseerde salafistische stromingen die zich van regelrechte propaganda bedienen.

In perspectief plaatsen

De heer Ceustermans beticht ons namelijk niet enkel van het verspreiden van antidemocratische ideeën — wat wij trouwens met klem ontkennen, maar daarover later meer — maar wekt tevens de indruk dat onze handboeken er bol van staan. Nu staat het uiteraard iedereen vrij om kritiek te uiten op (pedagogische) publicaties, maar laat ons in dat geval ook de zaken benoemen zoals ze zijn.

Het bewuste onderdeel voor de vijfdes waar de heer Ceustermans naar verwijst, beslaat vier bladzijden van het in totaal 208 pagina’s tellende boek. Er is zelfs geen volledig hoofdstuk aan gewijd. We zijn de eersten om toe te geven dat omvang niet altijd iets zegt over inhoud, maar het plaatst toch al één en ander in perspectief. Het doet vooral de vraag rijzen wat er dan wel nog zo allemaal te lezen valt op die resterende 204 pagina’s. Wie zich zorgen maakt over de verderfelijke invloed van onze handboeken op de jeugd zal met een gerust hart kunnen vaststellen dat er in het geheel meer aandacht gaat naar de verdediging van kernelementen van onze democratie dan naar de aanval erop.

Democratisch gedachtegoed

In het thema ‘Media’ gaat op tig bladzijden de aandacht naar het belang van pluriformiteit, vrije meningsuiting, de informerende en controlerende functie van de pers, de democratische waardenverspreiding van een openbare omroep en dies meer. Er wordt daarenboven gewezen op het gevaar van censuur, manipulatie, indoctrinatie en propaganda (waarbij de link gelegd wordt naar autoritaire regimes) én er is zelfs een volledige casus gewijd aan de gevaarlijke situatie in Noord-Korea (waar bovenstaande elementen allemaal samenkomen).

Op het moment dat de vijfdejaars dus in contact komen met het thema ‘Filosofie’ en na enkele filosofische hoofdstukken (waarin onder meer de gelijkwaardigheid van mensen en de mensenrechten behandeld worden) ook aan de slag gaan met het hoofdstuk ‘Politieke en sociale filosofie’ zijn ze min of meer doordrongen van het democratische gedachtegoed. En dan zwijgen we over de inhoud van de handboeken voor het derde en het vierde jaar, die ze op dat moment al achter de kiezen hebben en waarin volop aandacht ging naar waarden en normen, de scheiding der machten, de rechtspraak, de solidariteit, …

In het zesde jaar zullen de leerlingen min of meer het volledige jaar aan de slag gaan met de democratische rechtsstaat en onze rechtspraak. Toegegeven, de door de heer Ceustermans aangehaalde zin uit het boek voor de zesdes is enigszins ongelukkig geformuleerd. De zin wordt echter geenszins als visie op de democratie omschreven en is ook de enige waarin verwezen wordt naar de filosofische bedenkingen uit het vijfde jaar.

Selectief

Het stuit ons dan ook tegen de borst dat de heer Ceustermans verkiest om, in weinig neutrale bewoordingen, enkel en alleen te focussen op die enkele bladzijden waarin de democratie (voornamelijk vanuit filosofisch standpunt) in vraag wordt gesteld. Het lijkt ons ook niet fair om bij die aanval bepaalde zinnen wel en andere niet weer te geven in zijn artikel. Het klopt dat de leerlingen geconfronteerd worden met citaten die kritisch staan t.o.v. de democratie, maar de zin boven deze oefening luidt wel: ‘Vandaag staat (zeker in het Westen) de democratie niet zozeer ter discussie als bestuursvorm, maar is ze nog wel onderhevig aan kritiek.’

Er staat met ander woorden letterlijk dat we de democratie als bestuursvorm niet in vraag stellen, terwijl we nergens autoritaire, linkse regimes prijzen. De door de heer Ceustermans aangehaalde TED talk met Eric X. Li wordt aangeboden tot kritische reflectie. Nergens wordt ze inhoudelijk aangeprezen of naar voren geschoven als ideaal. Nergens wordt ook maar gesuggereerd dat het Chinese model beter zou zijn. Het moet zijn dat de heer Ceustermans zich enorm aangesproken voelt, als hij dat wel zo ervaart… The truth is in the eye of the beholder.

Kritisch nadenken

Daarmee komen we tot de kern van de zaak: waarom laten we de leerlingen de democratie op enkele pagina’s in vraag stellen? We zijn blij te lezen dat ook de heer Ceustermans stelt dat het goed is dat leerlingen kritisch leren nadenken over alle politieke stelsels. Juist om te vermijden dat jongvolwassenen het gevoel zouden krijgen dat alles bekritiseerd mag worden behalve het eigen goed, nemen we daar ook de democratie in op. Dat we hen aanmoedigen om dat te doen en zelfs een stapje verder gaan door hen uit te dagen met een uiteenzetting die haaks staat op alles wat hen vertrouwd is, werkt alleen maar stimulerend. Uit onze jarenlange praktijkervaring kunnen wij getuigen dat het leerlingen aanzet tot echt kritisch denken.

Méér zelfs, het versterkt het democratische gedachtegoed. Net door elementen die ons soms angst aanjagen of met afschuw vervullen concreet te benoemen, kan je ze analyseren en bestrijden. Leerlingen doorprikken leerkrachten die zich vaag op de vlakte houden en doceren over ‘het grote gevaar van autoritaire en niet-democratische regimes’. Ze willen terecht weten wat die gevaren zijn en wat die verwerpelijke ideeën dan wel inhouden. Het is net omdat, zoals de heer Ceustermans schrijft, een democratie leeft dankzij de dynamiek tussen verschillende maatschappijopvattingen, dat we ook onze westerse bril moeten durven afzetten en ook andere stemmen aan het woord laten. Op die manier zorgen we ervoor dat het democratisch debat niet verstikt geraakt.

Intellectueel uitdagen binnen gezond kader

Hoezeer zou ons onderwijs niet falen als we bepaalde (soms verwerpelijke) ideeën níet met onze leerlingen in een veilige, pedagogische omgeving zouden bespreken? Hoeveel groter is het gevaar als ze pas ná hun secundair onderwijs voor het eerst concreet geconfronteerd worden met niet-democratische ideeën? Hoe zullen ze salafistische teksten dan interpreteren? Misschien had iemand dit beter eerder inhoudelijk grondig met hen besproken.

Alternatieve ideeën over bestuursvormen bestaan en mogen, nee, móeten op een degelijke en gekaderde manier besproken kunnen worden in het onderwijs. Als auteursteam en uitgever van de methode Socius geloven wij rotsvast dat wij dat doen. We bieden een gezond kader, maar laten niet na onze leerlingen intellectueel uit te dagen. Wij willen geen jongvolwassenen opvoeden tot burgers die a priori beslissen wat goed is en wat niet, die als volwaardige paniekvoetballers tilt slaan wanneer ze geconfronteerd worden met meningen die afwijken van de westerse norm of haaks staan op onze democratische waarden. Het is net door er hen weg van te houden of door er in vage termen over te spreken dat het extremisme gevoed wordt. Met onze reeks handboeken werken we mee aan de vorming van kritische burgers die het democratische gedachtegoed zullen uitdragen.

 

Reactie Chris Ceustermans

Het kan de democratie alleen maar ten goede komen als er een inhoudelijk debat over de huidige leerboeken zoals die van Cultuurwetenschappen gevoerd wordt. Gelukkig maar dat er in de handboeken op enkele andere plaatsen wel vraagtekens bij de ‘rechtstaat in China’ worden geplaatst. Dat is me niet ontgaan, want ik heb de handboeken zelf gebruikt en grondig gelezen en herlezen.

Mijn punt blijft echter dat de algemene conclusie die aan de zesdejaars gepresenteerd wordt, geen kwestie is van een ongelukkig geformuleerde zin zoals de uitgever beweert: ‘Hoewel de democratie als bestuursvorm vaak voorkomt, heb je ook gezien dat het hier niet per definitie de beste bestuursvorm hoeft te zijn.’

De selectie van materiaal, de manier waarop er over de democratie in het hoofdstuk ‘Politieke en sociale filosofie’ voor de vijfdejaars alleen maar negatieve aspecten van de democratie worden naar voren geschoven — en dan nog op een sloganeske wijze — leidt logischerwijze tot deze conclusie. (Zeker in combinatie met een eenzijdige benadering van de omstreden visie van Eric X. Li over het autocratische Chinese model.)

De uitgeverij legitimeert deze benadering door te stellen dat dit leerlingen aan het denken kan zetten omdat men hen visies aanreikt die haaks staan op dat wat hen vertrouwd is. Dat lijkt me echter een behoorlijk naïeve aanpak in onze (super)diverse samenleving. Ik vrees dat, zeker in de steden, heel wat jongeren niet zo vertrouwd zijn met de voordelen van de democratie — en soms van thuis uit negatieve vooroordelen over democratie koesteren. Daarenboven is een puberend brein minder ontvankelijk voor nuances en wordt het sneller verleid door extreme boodschappen. Ik hoop daarom dat een volgende versie van het handboek ook de voordelen van de democratie in het hoofdstuk over ‘Politieke en sociale filosofie’ naar voren schuift.

Chris Ceustermans

Veerle Lanszweert en Wouter Haers zijn de auteurs van de Socius-boeken. Herman Minten is uitgever.

Commentaren en reacties