JavaScript is required for this website to work.
post

Vaarwel Edward Albee

Guido Lauwaert20/9/2016Leestijd 4 minuten

Vrijdag 17 september overleed de Amerikaanse toneelschrijver Franklin Edward Albee (°Washington, 1928).

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Twee weken oud werd hij geadopteerd door Reed en Frances Albee. Zijn pleegvader was erfgenaam van het Keith-Albee theatersyndicaat, een miljoenenbedrijf. Al heel jong maakte hij daardoor kennis met de toneelwereld. Hoewel hij niets tekort kwam, ontbrak het hem thuis vaak aan ouderlijk begrip, met als gevolg dat hij vrij eenzaam opgroeide. De adoptie en de afwezigheid van thuisgevoel zijn elementen die nu eens boven- dan weer onderhuids weerkeren in al zijn toneelstukken. 

Hoewel hij van 1955 tot 1958 als producer verbonden was aan de New Playwrights Unit Workshop, kende hij zijn eerste succes in Europa. Als eindwerk van de driejarige workshop schreef hij The Zoo Story, een dialoog tussen twee mannen die handelt over de intermenselijke communicatie in een samenleving die dagelijks materialistischer en ongevoeliger wordt. Afgewezen door een aantal theaterdirecteuren in NY, kwam het stuk via vrienden terecht bij een uitgever in Frankfurt. Daar werd het door een theaterproducent ontdekt en meteen beschouwd als een meesterwerk. Kort daarna vond de première plaats in Berlijn, waar het samen met Becketts Krapp’s Last Tape deel uitmaakte van een avondvullend programma. Ook zijn tweede stuk, The Death of Bessie Smith [1959], werd voor het eerst in Berlijn opgevoerd. Hierin gaat Albee uit van het Amerikaanse rassenconflict, om het gebrek aan medeleven en de desintegratie van menselijke contacten op zowel persoonlijk als publiek niveau aan te klagen. 

Het succes in Europa bracht mee dat Amerika hem ontdekte. Zijn derde stuk wordt dan ook in New York opgevoerd. The American Dream uit 1961 is een expressionistische satire, gericht tegen de Amerikaanse samenleving. Hij schildert een milieu waarin menselijke waarden voor geldhonger en luxe worden ingeruild. De invloed van Beckett en Genet is in dit stuk sterk aanwezig. Daardoor wordt Edward Albee beschouwd als die Amerikaanse auteur die tot de ‘absurde theater’-richting behoort. Een totaal verkeerd oordeel. Albee maakt in zijn beginperiode gebruik van de technieken van de absurdisten, maar behoudt zijn eigen visie. Dat wordt overduidelijk in zijn vierde en populairste, toneelstuk, Who’s Afraid of Virginia Woolf uit 1962. Een titel enerzijds verwijzend naar het kinderliedje ‘Who is afraid of the big bad woolf?’ en anderzijds naar het prestige van Virginia Woolf. Albee bezocht in zijn jonge jaren in het weekend  het artistieke wereldje, waar na afloop van de première / vernissage de beau monde vaak zo dronken was, dat hun obscene daden  door ‘aangepaste’ liedjes boven het glas whisky begeleid werden…

Dat uit de hand lopend gedrag vormde de onderlaag van dit vierde stuk. Een ouder koppel, de dochter van de rector [Martha] en haar man [George], hoogleraar in de Geschiedenis, ontvangen – on a campus of  a small New England college, zoals Albee  vooraan in het tekstboek schreef – na afloop van het traditionele zaterdagavondfeestje  voor het docentenkorps bij haar vader, een jong koppel, waarvan de man kort voordien werd aangesteld als professor Biologie. De uitnodiging voor een nadrink ergert George bovenmate. Schijnbare ergernis echter, want algauw blijkt dat zijn vrouw Martha elke week een koppel uitnodigt voor een laatste borrel, om haar frustraties te uiten en George publiekelijk te beledigen, wegens zijn gebrek aan ambitie. Hij is best tevreden met het vak Geschiedenis, maar Martha heeft altijd gedroomd dat hij haar vader als rector zou opvolgen. Een derde bezwaar dat haar van het hart moet is hun zoon, die nooit vaderlijke liefde heeft gekend maar door haar opgevoed en bemind werd. 

Als het jonge koppel arriveert luidt de deurklok. Veelbetekenend. George en Martha hebben de boel wat opgeruimd en op aandringen van George belooft Martha niet over hun zoon te praten, hoewel hij de volgende dag op bezoek zal komen, n.a.v. zijn 21ste verjaardag. Een belofte waaraan Martha zich niet houdt. Als kort voor het einde van het stuk blijkt dat deze zoon niet eens bestaat, een verzinsel is, wordt het voor het jonge koppel [en voor de toeschouwer] duidelijk hoe eenzaam maar tegelijk hoe vals een huwelijk kan zijn. Als dat doordringt tot de professor Biologie, zegt Nick [to George; quietly]: ‘You couldn’t have… any?’ – reageert George met de sleutelzin, die de mechaniek ontsluiert: ‘You two go now’. Het is een variante op de ‘wegzending’ van de priester van de kerkganger: Ite missa est. De deurklok in het begin valt te vergelijken met de bel die geluid wordt als de priester en de misdienaar de sacristie verlaten en ten altaar trekken. 

Want Who’s Afraid of Virginia Woolf is in wezen een zwarte mis. Albee heeft daar al op gewezen in de titulatuur van de bedrijven. Act one. Fun and Games – Act two. Walpurgisnacht. – Act Three. The Exorcism. Een tweede aanwijzing van een zwarte mis zit in het gebrabbel waarmee George Martha voortdurend stoort, als zij haar lofrede over hun ‘zoon’ afsteekt. Dat gebrabbel gebeurt in het Latijn. Ogenschijnlijk een dwaze tekst die George uit een boek voorleest dat hij even voordien uit de boekenkast heeft geplukt, maar wie goed luistert hoort het Libera me uit de rouwmis. Dat heeft geen Amerikaanse criticus ingezien, geschokt als hij was door drie zaken: Eén: het rauwe taaltje van George en Martha. Twee: de hypocrisie van het huwelijk van het jonge koppel [Nick en Honey] die enkel met elkaar getrouwd zijn om de gulzigheid naar geld, status en positie. Drie: de geaardheid van Albee. Omdat hij Homo was, werd er gesuggereerd dat het stuk niet voor twee klassieke koppels geschreven was, maar voor vier mannen. Dat het geveinsde kind de onmacht weergeeft van homoseksuelen om kinderen te hebben. Soit. Het was echter toch vooral het gezuip en gescheld dat de New Yorkse critici schokte. Albee ontving voor dit toneelstuk dan wel de New Drama Critics’ Award en de Tony Award, maar de hoogste onderscheiding, de Pulitzer Price, werd hem onthouden omdat een jurylid het een ‘dirty play’ noemde.

De beroemdste versie van het stuk is de ‘verfilmde’ uitvoering met in de hoofdrollen Elisabeth Taylor en Richard Burton. Een film uit 1966, met als regisseur Mike Nichols en gefilmd in zwart-wit om de klemtoon te leggen op tekst en spel. Elisabeth Taylor kreeg een Oscar voor haar vertolking van Martha, maar Richard Burton niet, hoewel hij, met alle respect voor Taylor, een veel sterkere prestatie neerzet, en haar spel dirigeert en stimuleert. 

Edward Albee heeft tot op hoge leeftijd nog een aantal stukken geschreven, waarvan er een paar in de prijzen vielen, maar het niveau van Who’s Afraid of Virginia Woolf heeft hij nooit meer gehaald. Als eerste vertaalde Gerard Reve het stuk, toen hij nog voluit Gerard Karel van het Reve heette

Nog even meegeven dat het eerste stuk van Albee, The Zoo Story, de eerste regie was, in wijlen het Mechels Miniatuur Thjeater, seizoen 1965-1966, van de bekende maar helaas wat vergeten Vlaamse regisseur Franz Marijnen, de man die de toneelvader is van zowat elke theatermaker met naam en faam in Vlaanderen van de laatste vijftig jaar. 

 

Foto: (c) Reporters

Guido Lauwaert (1945) is organisator, regisseur, acteur, auteur, columnist, recensent voor o.a. Het Laatste Nieuws, NRC Handelsblad, Het Parool, VPRO-radio, Knack en Doorbraak. Hij richtte de Poëziewinkel op (later Poëziecentrum) en heeft een grote liefde voor Willem Elsschot en Paul van Ostaijen.

Commentaren en reacties