JavaScript is required for this website to work.
post

Valéry Giscard d’Estaing overleden: moderne staatsman, antigaullist, antimassamigratie

Een groot president?

Koen Dillen3/12/2020Leestijd 5 minuten

foto © AFP

Gisteren overleed Valéry Giscard d’Estaing. Laten we ons hem om andere redenen herinneren dan zijn verwezenlijkingen als Frans president.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Wat maakt iemand tot een groot staatsman? De mate waarop een begaafd politicus dankzij gunstige historische omstandigheden een stempel op zijn tijd drukt? Ongetwijfeld. Bij het overlijden gisteren op 94-jarige leeftijd van de Franse oud-president Valéry Giscard d’Estaing (1926-2020) waren de commentaren van journalisten en collega-politici zowat unaniem lovend voor de wijze waarop Giscard zijn land als president tussen 1974 en 1981 heeft gemoderniseerd.

Een indrukwekkend politiek parcours

Ik kan het daar mee eens zijn. Voor een aantal verwezenlijkingen, voor zijn uitzonderlijke intelligentie en voor de verrassend moderne manier waarop hij zijn ambt bekleedde, verdient Giscard het etiket van ‘groot president’. De cursus honorum in dit lange en aan de politiek gewijde leven is indrukwekkend. Alles lukte voor deze zoon van een aristocratisch geslacht die afstudeerde aan de Ecole nationale d’administration (ENA) én de Ecole Polytechnique en al op jonge leeftijd de prestigieuze functie van inspecteur des finances mocht innemen.

Dat was het begin van een indrukwekkend politiek parcours. Burgemeester van Chamalières, volksvertegenwoordiger, staatssecretaris, minister, minister van staat, voorzitter van de centrumrechtse UDF (Union pour la démocratie française), president van Frankrijk, voorzitter van het Grondwettelijk Hof, voorzitter van de Europese Conventie.

Europa

Maar het waren vooral zijn realisaties als Frans president en zijn inzet voor Europa waaraan politiek journalist Maurice Szafran gisteravond laat op LCI aan herinnerde. Hoe Giscard onder impuls van Simone Veil abortus uit het strafrecht haalde, scheiding met wederzijdse toestemming invoerde en jongeren stemrecht gaf vanaf 18 jaar. Hoe hij in Frankrijk de arbeidsmarkt hervormde en met de oprichting van de G5 de grondslag legde voor de latere Europese Raad en hoe hij met de Duitse kanselier Helmut Schmidt de aanzet gaf tot de latere Europese en Monetaire Unie en zich daarom in zekere mate de vader van de euro mag noemen.

Het cliché De mortuis nihil nisi bene noopt journalisten er nu eenmaal toe een zekere schroom in acht te nemen in hun commentaren. Dat is begrijpelijk en mochten we ook al constateren bij het overlijden van Jacques Chirac vorig jaar, toen de media slechts met mondjesmaat verwezen naar de talloze affaires waarin de naam van Chirac tijdens diens lange politieke carrière genoemd werd.

De diamanten van Bokassa

Giscard had maar één ‘schandaal’ dat aan hem is blijven plakken en dat is de affaire van de diamanten van Bokassa. Dat zorgde ervoor dat hij in 1981 niet herverkozen raakte en de duimen moest leggen voor de socialist François Mitterrand. Niet lang voor de presidentsverkiezingen van mei 1981 onthulde het satirische weekblad Le Canard enchainé  dat Giscard diamanten had gekregen van de Centraal-Afrikaanse ‘keizer’ Jean-Bedel Bokassa.

De geruchten van persoonlijke verrijking bleken nadien niet te kloppen, want de opbrengst van de diamanten ging naar caritatieve verenigingen, zou later blijken, maar het kwaad was geschied. Je neemt niet ongestraft cadeautjes aan van een Afrikaanse potentaat. Ook de oliecrisis eind jaren zeventig en de contacten met Breznjev tijdens de oorlog in Afghanistan in 1979 fnuikten uiteindelijk Giscards poging tot herverkiezing. Giscard of Mitterrand? De grootste anticommunist was niet wie je op het eerste gezicht zou denken.

OAS

En toch moet ik u iets bekennen. Iets dat te maken heeft met een persoonlijke allergie voor de gaullisten en de persoon van generaal de Gaulle. Ik koester een zekere bewondering voor Valéry Giscard d’Estaing, een bewondering die evenwel weinig uitstaan heeft met de verwezenlijkingen waar Maurice Szafran gisteren en de meeste persstemmen vandaag de mond van vol hebben. Of abortus en politieke meerderjarigheid ‘grote prestaties’ zijn, blijft vatbaar voor discussie.

Maar Giscards politieke carrière begon in de jaren zestig van vorige eeuw onder het gesternte van een persoonlijk antigaullisme dat ik steeds heb weten te waarderen en waar de eerste commentaren op zijn overlijden maar weinig naar verwijzen. Dat antigaullisme van Giscard ging zelfs zo ver dat hij er van verdacht werd banden te hebben gehad met de OAS (Organisation de l’Armée Secrète) die op het einde van de Algerijnse Oorlog (1954-1963) met terreur wilde verhinderen dat De Gaulle aan Algerije zijn onafhankelijkheid zou geven. Was het om die reden dat plakploegen van de radicaal-rechtse Parti des Forces Nouvelles (PFN), een verdwenen concurrent van het Front national (FN), zich in 1974 inzetten voor zijn campagne?

Immigratie-Invasie

Iets waar de commentaren vandaag ook weinig aan herinneren, is Giscards vroege verzet tegen de massa-immigratie die Frankrijk vanaf begin jaren zeventig bereikte. Zijn eerste minister Chirac mocht dan wel het decreet op gezinshereniging in 1976 hebben ingevoerd, onder impuls van Giscards boezemvriend en minister van Binnenlandse Zaken Michel Poniatowski werd die maatregel teruggedraaid. (Tot de Raad van State het decreet weer rechtskracht gaf.) Giscard voerde aan het begin van de oliecrisis ook een terugkeerpremie in voor werkloze migranten die weer naar hun landen van herkomst vertrokken en meende dat ze zouden moeten kunnen gedwongen worden om terug naar hun land te keren. Het decreet op de gezinshereniging bleef voor hem ‘de grootste vergissing’ van zijn presidentschap, zou hij op het einde van zijn leven zeggen.

Even consequent zou hij zich vele jaren later verzetten tegen de pogingen om Turkije lidmaatschap van de Europese Unie te gunnen. ‘Want Turkije is geen Europees land’, klonk het fel. Hij waarschuwde ervoor dat Turks lidmaatschap miljoenen Turken de kans zou bieden om naar Europa te emigreren. Die bezorgdheid lag in het verlengde van wat Giscard in een ophefmakend interview met Le Figaro-Magazine op 2 september 1991 verklaarde: ‘Il faut stopper l’entrée des étrangers en France.’

Hoe delicaat de discussie ook is, immigratie begint steeds meer de vorm van een ‘invasie’ aan te nemen, aldus Giscard. Hij had meteen een klacht wegens racisme aan zijn broek van de Mrap, een van de vele professionele antiracismeverenigingen in Frankrijk. Justitie gaf er geen gevolg aan.

Un chaud lapin

Er was natuurlijk ook de mens Giscard die met zijn intellectuele superioriteit een zekere arrogantie uitstraalde, maar politieke waarnemers daarom niet minder fascineerde. Zoals alle presidenten van de Vijfde Republiek, Charles De Gaulle en Georges Pompidou uitgezonderd, was ook Giscard un chaud lapin, zoals de Franse taal dat oneerbiedig uitdrukt. De reputatie van Mitterrand, Chirac, Hollande en Sarkozy is bekend. Ook Giscard hoort in dit rijtje thuis. Macht erotiseert, nietwaar? In Frankrijk is dat al zo sinds de koningen François I, Henri IV en Lodewijk XIV. De Franse Revolutie heeft daar niets aan veranderd.

Giscard dus ook. In zijn beruchte Bien entendu, c’est off van 2002 schreef politiek journalist Daniel Carton al – zonder tegengesproken te worden – dat de gewezen president een onwettig kind had met Christine de Veyrac die het nadien om die reden tot Europarlementslid schopte op de lijst van Nicolas Sarkozy. En in zijn roman La princesse et le président laat een ouder wordende Giscard met de nodige flou artistique uitschijnen dat hij ‘iets’ gehad heeft met wijlen prinses Diana. On ne prête qu’aux riches. Zei Oscar Wilde al niet dat de realiteit de literatuur nabootst? Ach, het maakt de hovaardige politicus er alleen maar menselijker op.

Académie française

Zijn laatste grote vreugde moet zijn verkiezing als een van de veertig Immortels van de Académie française in 2003 geweest zijn. Na Maarschalk Pétain die er in 1945 wegens collaboratie met de Duitsers uit gegooid werd, zat er opnieuw een gewezen staatshoofd op de banken van de Académie française. Verdiende hij dat? Ik durf daaraan twijfelen en herinner me hoe de verkiezing van Giscard destijds tot verhitte discussies leidde binnen de eerbiedwaardige en in 1635 door kardinaal Richelieu opgerichte instelling ter bevordering van de Franse taal en letteren. Maurice Druon met name, de secrétaire perpétuel van de Academie, fulmineerde toen tegen de verkiezing van het voormalig staatshoofd.

Ik herinner mij ook hoe Bernard Pivot Giscard in 1979 in zijn legendarisch boekenprogramma Apostrophes uitnodigde omdat hij een eminent kenner was van Guy De Maupassant. Maar dat neemt niet weg dat Giscard een veel minder ‘literaire’ president was dan François Mitterrand na hem. De enkele romans die hij publiceerde, vrees ik, zouden snel vergeten zijn, mocht zijn naam er niet op prijken. Het is voor zijn politieke verwezenlijkingen, niet voor Lady Diana en zijn schamele bijdrage aan de literatuur dat we ons Giscard d’Estaing zullen herinneren.

Koen Dillen (1964), studeerde in 1987 af als vertaler Frans-Duits en heeft een passie voor Frankrijk. Hij schreef onder pseudoniem opgemerkte biografieën over Nicolas Sarkozy en François Mitterrand en publiceerde, in samenwerking met Frank Vanhecke, Al bij al heb ik gelukkig geleefd', het levensverhaal van wijlen Marie-Rose Morel.

Commentaren en reacties