JavaScript is required for this website to work.
post

Vlaamse kindervreugd

ColumnBoudewijn Bouckaert6/5/2015Leestijd 4 minuten

De ‘ouderbijslag’ omwerken tot een echte kinderbijslag maakt veel mogelijk, een modern gezinsbeleid bijvoorbeeld.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Door de zesde staatshervorming werd Vlaanderen bevoegd voor het beleid inzake kinderbijslagen. De Vlaamse regering wil meteen van deze nieuwe bevoegdheid gebruik maken om het principe ‘elk kind een gelijke bijslag’ door te voeren. Dat kan voor kinderrijke gezinnen een voelbaar verschil betekenen. In de huidige regeling stijgt de basisbijslag tot het derde kind (eerste kind: 90,28 €, tweede: 167,05 €, derde en volgende 249,41€). Een gezin met zes kinderen ontvangt dus maandelijks 1254,98 €. Voor kinderrijke gezinnen in de lage inkomenscategorie vormt de kinderbijslag dus een belangrijke component van het totaalinkomen. De voorgenomen invoering van de gelijkheidsregel ontlokte Bert Anciaux de uitspraak dat dit ‘puur racisme’ was, want met de gelijkheidsregel wil men de allochtone gezinnen, die kinderrijker zijn dan het gemiddelde, treffen. We laten het oordeel over het niveau en scherpzinnigheid van Anciaux’ uitspraken over aan de lezer. Ook voor dergelijke uitspraken treedt gewenning op. Maar toch kan zijn oprisping een verdienste hebben: het is misschien een goede aanleiding om het debat over kinderbijslagen en gezinsbeleid in het algemeen op een grondiger wijze te voeren dan tot nu toe het geval was. De overdracht van een bevoegdheid naar Vlaanderen zou een momentum moeten zijn om inzake het gevoerde beleid binnen die bevoegdheid van een wit blad te vertrekken. Nu is er nog teveel padafhankelijkheid ten opzichte van het vroegere Belgische beleid.

‘Ouderbijslag’

In de eerste plaats moet men zich afvragen of kinderbijslagen überhaupt wel hoeven. De term ‘kinderbijslag’ is immers misleidend. De uitgekeerde bijslagen vloeien immers niet rechtstreeks naar de kinderen maar naar de ouders van die kinderen. De term ‘ouderbijslag’ zou veel correcter zijn. Dit is geen semantische ‘Spielerei’, want dit betekent dat er geen garantie is dat de ouders deze bijslagen ook effectief besteden aan extra verzorging van en investering in hun kinderen. Het is best mogelijk dat de kinderbijslag een mooi surplus vormt voor de uitgaven voor de ouders zelf. Als het de bedoeling is met kinderbijslagen het welzijn van kinderen te verhogen dan mag men de vraag stellen of het systeem van kinderbijslagen daartoe een doeltreffend instrument is. Stel dat we de ‘ouderbijslagen’ afschaffen of drastisch verminderen – hier is er uiteraard ruimte voor een beleidscontinuum- en de vrijgekomen middelen volledig investeren in kindvriendelijke collectieve voorzieningen. Dan zouden we kinderopvang goedkoper kunnen maken, kunnen we scholen langer openhouden, kunnen we gratis en gezonde maaltijden op school financieren, kunnen we de omkadering in het onderwijs versterken, kunnen we de scholenbouw een flinke ‘boost’ geven, enz. Deze drastische heroriëntering van middelen biedt waarschijnlijk een veel sterkere garantie voor de verhoging van het kinderwelzijn dan het rondstrooien van ‘ouderbijslagen’ waarbij deze garantie ontbreekt. Het is politiek merkwaardig dat de Vlaamse linkerzijde, die naar eigen zeggen toch opkomt voor collectieve voorzieningen, nooit is durven opkomen voor een dergelijke heroriëntering. Dit is jammer want hierdoor werd de kans op een debat te gronde gemist.

Kinderbijslagen worden dikwijls ook verdedigd als een instrument van een nataliteitspolitiek. Het inkomen van ouders verhogen naargelang hun kinderaantal geeft ouders een financiële prikkel om het gezin uit te breiden. Rond de nataliteitspolitiek hangt sinds de laatste decennia een geurtje. Niet onterecht overigens. In de eerste helft van vorige eeuw werd kinderrijkdom gepromoveerd als een parameter van de macht van de eigen natie. Om het in Berlijnse kabarettaal van de jaren twintig te zeggen:’ Leni macht die Beine breit, Deutschland braucht Soldaten’. Denataliteit werd een schrikbeeld dat werd vereenzelvigd met het epicuristische Frankrijk uit de jaren twintig waar vrouwen verkozen van het leven te genieten in plaats van dag in dag uit voor een uitgebreid nest van kinderen te zorgen. Geen wonder dat dit decadente Frankrijk het in 1940 moest afleggen tegen het vitale kinderrijke Duitsland! Dit soort natalistische argumenten heeft gelukkig zijn beste tijd gehad. In het laatste kwart van vorige eeuw dook echter een nieuw natalistisch argument op dat eerder met de ontwikkelingen in onze uitgebreide sociale welvaartstaat te maken had. Door het repartitiestelsel in onze pensioensystemen wordt de welvaart van de oudere, niet actieve bevolking, gelinkt met de hoegrootheid van de jongere actieve bevolking. De laatste draait immers op voor de pensioenlasten van de eerste. Heeft men door de demografische evolutie te maken met een ‘dikke’ oudere generatie en een ‘dunne’ jonge actieve generatie dan komt dit repartitiestelsel in moeilijkheden. Niet om de natie machtig te maken, maar om de sociale welvaartstaat te redden moet de kinderrijkdom dus financieel gestimuleerd worden.

Moderne nataliteitspolitiek

Ook deze nataliteitspolitiek in modern kleedje kan echter grondig in vraag worden gesteld. Er is vooreerst het milieuargument. Is het ethisch verantwoord kinderrijkdom te blijven stimuleren op een planeet die geleidelijk overbelast geraakt? Etienne Vermeersch predikt al lang een ecologische versie van het neomalthusianisme. Om de vervuiling en overbelasting van onze planeet terug te dringen is het niet alleen belangrijk vervuilende gedragspatronen terug te dringen maar ook het aantal vervuilers te verminderen.

Het argument van de pensioen financiering snijdt wel hout als al de rest onveranderd blijft. De stijgende pensioenlast kan echter ook opgevangen worden door een combinatie van andere maatregelen zoals een hogere activeringsgraad van de bevolking door minder werkloosheid en langer werken en een slimme immigratiepolitiek. Meer kindertjes zijn hiervoor niet per se nodig.

Tenslotte kan men zich de vraag stellen of een modern gezinsbeleid ook geen rekening mag houden met het opvoedingsdraagvlak van een hedendaags gezin. In een kenniseconomie zal de gelijkheid van kansen in toenemende mate bepaald worden door de bereidheid van ouders te investeren in de opvoeding van de kinderen. Men mag zoveel sleutelen aan het gelijke kansenbeleid op schoolniveau als men wil, de school kan niet volledig rechttrekken wat in het gezin is scheefgegroeid. Daarom moet men in een modern gezinsbeleid het ook aandurven te grote gezinnen te ontmoedigen. Hierop een cijfer plakken is delicaat maar het lijkt me twijfelachtig of gezinnen met meer dan vijf kinderen gemiddeld de opvoedingskwaliteit kunnen bieden die voor het functioneren in een kenniseconomie noodzakelijk is. Dit zou tot de beleidsconclusie kunnen leiden dat de kinderbijslag na het vijfde kind degressief wordt gemaakt. Uiteraard moeten hier, met milde overgangsregimes de wegen der geleidelijkheid bewandeld worden.

Anciaux

Dit soort maatregelen kan Anciaux nieuwe oprispingen ontlokken dat ook dit de allochtone gezinnen harder treft dan gemiddeld. De vraag is echter of dit niet eerder een argument vormt voor deze maatregelen. Allochtone gezinnen dragen dikwijls nog attitudes en gewoonten met zich mee uit patriarchale samenlevingen, waarin kinderrijkdom wordt gezien als een teken van aanzien en als een verzekering voor de toekomst. De allochtone jongeren zijn hier echter de dupe van. Door de gezinsgrootte vertrekken zij dikwijls met een ernstige achterstand op schoolniveau. Het aanmoedigen van kleinere gezinnen ook bij allochtone gezinnen kan alleen maar positief inwerken op de integratie en sociale promotie van de toekomstige nieuwe Vlamingen.

Vlaanderen moet het stukje sociale zekerheid dat het van België kon afnijpen, nl. het beleid inzake kinderbijslagen, aanwenden om een doeltreffend, betaalbaar en ecologisch verantwoord gezinsbeleid te voeren. Jammer dat het Vlaams Parlement, toch de tempel van onze democratie, het debat niet breder heeft willen opentrekken. Maar daarvoor is het nooit te laat.

Foto © Reporters

Boudewijn Bouckaert (1947) is emeritus hoogleraar rechten en 'law and economics' aan de Ugent. Hij was Vlaams Parlementslid voor LDD en voorzitter van de klassiek-liberale club Nova Civitas en van het Overlegcentrum voor Vlaamse Verenigingen. Vandaag is hij voorzitter van de klassiek-liberale denktank Libera!

Meer van Boudewijn Bouckaert
Commentaren en reacties