JavaScript is required for this website to work.
post

Vlaamse steden bepaalden ons verleden en zijn onze toekomst

Vincent Van Quickenborne12/7/2015Leestijd 3 minuten

De steden zijn ons maatschappelijk laboratorium.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement
Van waar komt toch die twijfel rond onze Vlaamse feestdag? Waarom is ze niet even evident als die dag die haar even voorafgaat, de Fourth of July van de Amerikanen, of deze die net na haar komt: de Quatorze Juillet van de Fransen? Waarom kleuren de straten in Vlaanderen niet even gemakkelijk geel als ze oranje kleuren op dat nationale feest van onze Nederlandse vrienden dat zelfs moeiteloos van datum en naam verandert: Koningsdag, tot voor kort Koninginnedag?
 
Is het bij gebrek aan geschiedenis? Als burgemeester van Kortrijk kan ik dat moeilijk geloven. Een tijd waarin de ene oorlog op de andere volgde, zal de slag die hier in 1302 op de Groeningekouter werd uitgevochten, misschien niet opgevallen zijn. Maar de Guldensporenslag die Hendrik Conscience beschreef in zijn ‘De Leeuw van Vlaanderen’ had dan wel weer alle elementen in zich van een episch verhaal. Een verhaal dat uiteindelijk voeding zou geven aan de Vlaamse beweging. We houden er de klauwende leeuw aan over, net als ons volkslied. Zelfs de meest kritische historici zullen erkennen dat de Guldensporenslag mee aan de basis ligt van de beeldvorming over het Vlaanderen waar we vandaag in wonen. Al was het maar om dat het één van de eerste keren was dat zovele Vlaamse steden – Ieper, Nieuwpoort, Brugge, Kortrijk, Gent, Oudenaarde, Aalst, enz. – zich verenigden in hun streven naar meer autonomie.
 
Precies daarom is die Guldensporenslag later uitgegroeid tot een symbool van de Vlaamse ontvoogding en de vorming van een Vlaamse gemeenschap. In die zin is de Vlaamse feestdag niet zozeer de herdenking van één belangrijk moment zoals de Franse Revolutie dat is, maar een herinnering aan meer dan zeven eeuwen geschiedenis waarin Vlaanderen steeds zelfstandiger is geworden. Anno 2015, nu het zwaartepunt van de federale regering is overgegaan naar de Vlaamse regering, lijkt die autonomie dan ook grotendeels verkregen, waardoor de herinnering aan dat streven minder relevant lijkt dan pakweg een halve eeuw geleden, toen de Vlaamse Feestdag officieel werd ingevoerd.
 
Maar daarin ligt nu juist de uitdaging. Want het gevaar bestaat dat we te gemakzuchtig worden. Dat we die autonomie als een verkregen goed gaan beschouwen en zachtjes inslapen in de overtuiging dat we wel zullen wakker worden in een Vlaanderen waarin we het allemaal nog beter zullen hebben. Vroeger was de vraag hoe Vlaanderen meer zelf kon doen, vandaag moet de vraag zijn hoe vlaanderen het zelf doet. We moeten die Vlaamse feestdag niet langer gebruiken om ons af te zetten tegen anderen, maar om naar onszelf te kijken en te zien hoe we het Vlaanderen in de toekomst kunnen verbeteren. Verrassend genoeg zit het antwoord op die vraag eveneens in de kern van het Guldensporenverhaal: namelijk dat Vlaanderen op zijn sterkst is, als een samenwerking van sterke steden.
 
En het leidt geen twijfel dat die steden het verschil kunnen maken in de 21ste eeuw. Waar men vroeger veel meer afhing van de bovenlokale bestuursniveaus voor projectsubsidies, vergunningen en vooral het bereiken van een voldoende groot publiek, zijn het de laatste jaren meer en meer de steden die deze rol als maatschappelijk laboratorium hebben overgenomen. Daarin geholpen door een reeks technologische revoluties die de muren rondom ons steeds verder afbreken. En wat we zien is dat de burgers steeds vaker het voortouw nemen. Steeds vaker de rol opeisen die de democratie altijd voor haar had weggelegd. De politiek beslist niet meer over de toekomst van een idee, dat doen de burgers wel. Van de politiek wordt echter verwacht dat ze ook begrijpt wat die burgers vragen en dat ze voldoende efficiënt en flexibel is om dat ook uit te voeren en waar nodig te ondersteunen. Precies daarom kunnen enkel de steden die rol op zich nemen: omdat ze dicht genoeg staan bij de burger om die lokale noden snel op te vangen en tegelijkertijd ook voldoende groot zijn om die noden in deze complexe samenleving om te zetten in de best mogelijk resultaten. 
 
Die revolutie is ingezet en het is goed dat met die nieuwe vorm van directere democratie momenteel ten volle wordt geëxperimenteerd, niet in het minst in Kortrijk. Maar we hebben nog een lange weg te gaan voor de Vlaamse steden voldoende efficiënt en flexibel zijn om die zware verantwoordelijkheid volledig op zich te nemen. Eerst moet daarvoor hun bestuurskracht verder versterkt worden, zoals in het Vlaamse Regeerakkoord beschreven staat. Vlaanderen heeft nu die grotere autonomie, waar de Vlaamse steden meer dan 700 jaar voor hebben geijverd en die we op 11 juli terecht vieren. Gebruik nu die autonomie om diezelfde steden klaar te stomen voor de uitdagingen van de toekomst. Laat ook ons lokaal zelf doen, wat we lokaal beter kunnen doen.
 
Vincent Van Quickenborne is burgemeester van Kortrijk en voormalig federaal minister.

Doorbraak publiceert graag en regelmatig artikels die door externe auteurs worden aangebracht. Deze auteurs schrijven uiteraard in eigen naam en onder eigen verantwoordelijkheid.

Commentaren en reacties