JavaScript is required for this website to work.
Binnenland

Vlaanderen betaalt het gelag van de 6e staatshervorming

Nieuwe Vives-studie over de gevolgen van de hervorming van de BFW

Peter De Roover2/7/2013Leestijd 4 minuten

De Vlaamse overheid is de grote verliezer van de nieuwe financieringswet van de zesde staatshervorming, waaraan de regering di Rupo de laatste hand legt. Dat leert een studie van Vives. 

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

De regering zit in de laatste fase van de uitwerking van de hervorming van de zogenaamde bijzondere financieringswet (BFW). Die regelt de verdeling van de middelen tussen federatie, gewesten en gemeenschappen. Vives, het aan KU Leuven verbonden Vlaams Instituut voor Economie en Samenleving, vond dit de geschikte tijd om nog eens na te rekenen in welke mate deze hervorming er in zal slagen de tien doelstellingen te bereiken die de acht Vlinderakkoordpartijen zich hebben gesteld. Op 28 juni 2013 verscheen daarover de Vives-briefing De hervorming van de BFW: een beoordeling van zijn gevolgen voor het Belgische begrotingsfederalisme. Alleen De Tijd vond het de moeite waard aandacht te besteden aan deze studie, hoewel de resultaten meer dan belangwekkend zijn.

Vives stelt vast dat – onder realistische veronderstellingen in ontvangstentermen – de Vlaamse overheid de grootste verliezer van de hervorming zal zijn. De federale overheid mag zich de grootste winnaar noemen. Deze laatste ontvangt een bonus van 0,26% van het bruto binnenlands product (BBP) in 2016, die daarna bovendien jaar na jaar groter wordt. De Vlaamse overheid boekt  een malus van 0,17% van het BBP in 2016, die daarna verder oploopt. In een tijd waarin de gezamenlijke Belgische overheden door de Europese Commissie worden gevraagd 1% van het Belgische BBP per jaar te besparen zijn deze procenten aanzienlijk.

Daardoor zal hervormingsdoelstelling vier (‘de leefbaarheid van de federale staat waarborgen’) worden bereikt, maar  dit zal ten koste gaan van doelstelling drie (‘geen enkele deelstaat mag structureel verarmen’). Is het niet merkwaardig dat in 2010 meer Vlamingen dan ooit voor ‘meer Vlaanderen’ stemden en dat in 2011 een hervorming wordt overeengekomen die neerkomt op een herfinanciering van de federale overheid ten koste van de Vlaamse? Is dit een hervorming te meer waar het Franstalige overwicht in de federale coalitie zich doet voelen?

Een belangrijke boosdoener in het Vlaamse verlies is de impliciete overschatting in het Vlinderakkoord van de ontvangstenwinst die de Gewesten zouden boeken doordat ze via een forse uitbreiding van hun opcentiemen op de personenbelastingen meer belastingautonomie krijgen. Daardoor wordt ook de burger een belangrijke verliezer van de hervorming. Om winst en verlies te camoufleren maakt de hervorming de BFW nog ingewikkelder dan ze al was en begrijpt de burger deze belangrijke wet nog minder dan vroeger. Tegelijk kunnen de onderhandelaars zich verschuilen achter tien ogenschijnlijk onschuldige doelstellingen terwijl ze via een bewuste overschatting van de opbrengst van de PB-opcentiemen de zwarte piet aan – vooral – de Vlaamse overheid doorspelen.

Een andere belangrijke winnaar van de hervorming is het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (BHG), dat gul geherfinancierd wordt. Vives stelt vraagtekens zowel bij de noodzaak van de herfinanciering van het BHG zelf, als bij de keuze om deze volledig met extra subsidies, zogenaamde dotaties, te doen gebeuren. Door de BFW-hervorming zal het BHG nog meer extragefinancierd worden in vergelijking met de andere twee Gewesten dan nu al het geval is, terwijl de nood aan extra financiering van het BHG volgens Vives nooit empirisch werd aangetoond. Tegelijk brengt de keuze om deze herfinanciering volledig met dotaties te realiseren extra risico’s van inefficiënte uitgaven door het BHG met zich.

Vlaanderen krijgt dus een gammele splitsing van het kiesdistrict BHV, waaraan de Franstaligen uiteraard prompt een herfinanciering van het BHG koppelden die neerkomt op een grote quasi-blanco cheque voor Brussel.

De toebedeling van nog meer dotaties aan het BHG dan al het geval was is tekenend voor een ander tekort van de hervorming dat Vives vaststelt, namelijk het niet lukken in haar doelstelling vijf (‘de responsabilisering van de deelstaten versterken’). Het aandeel van dotaties in de totale ontvangsten van niet alleen het BHG, maar ook van de Gewesten en Gemeenschappen (G&G) in hun algemeenheid zal nog toenemen door de hervorming. Deze dotaties werken niet responsabiliserend, verhogen dus de verantwoordelijkheid niet, omdat ze niet gekoppeld zijn aan de beleidsprestaties van de G&G-overheden op hun grondgebied.

Op basis van bevindingen in andere landen waar lagere overheden grote bevoegdheden hebben, zoals Canada, Duitsland, de VS, Zweden, en Zwitserland, vreest Vives dat de vastgestelde toename van het Belgische dotatiefederalisme een verdere opwaartse druk op het uitgavenpeil en op de begrotingstekorten van de G&G zal uitoefenen. Doordat de deelstaten het gros van hun uitgaven nog altijd niet moeten financieren door rechtstreeks belastingen te heffen op hun eigen burgers, zullen zij de kost van deze uitgaven voor een stuk kunnen blijven wegmoffelen. Hiervoor bestaat een Belgicisme: consumptiefederalisme. Andere koosnaampjes zouden chequeboek- of junkiefederalisme kunnen zijn. Dit overmatig dotatiefederalisme kan zelfs tot een verhoging van de begrotingstekorten van de deelstaten leiden, waardoor nieuwe herfinancieringen zich nu al aankondigen. De 6de staatshervorming zal inderdaad niet de laatste zijn.

De paradox daarbij is dat ervaringen uit buitenlands begrotingsfederalisme uitwijzen dat het precies vooral het BHG – als meest extra gefinancierde G&G – is dat het hoogste risico loopt op grote begrotingstekorten. In beeldspraak gezegd: een puber die na lang zeuren zopas een verhoging van zijn zakgeld kon afdwingen, heeft meer dan ooit reden om slordig met dat zakgeld om te springen. Meer nog: hij weet dat als hij het snel opmaakt, hij sneller opnieuw kan gaan zeuren bij papa voor een nieuwe ophoging. Zeuren is in het verleden immers succesvol gebleken. Deze paradox wordt in de internationale literatuur moral hazard genoemd.

Samengevat stelt Vives dat deze BFW-hervorming geen keuze wil of durft maken: het gaat om een typisch Belgische vlees- noch vishervorming, waarin niet op zijn Zwitsers of op zijn Canadees voluit wordt gekozen voor de voordelen van belastingautonomie. Bovendien draait de hele operatie om een verdoken steun aan de begrotingsproblemen van het de facto failliete federale niveau op kosten van Vlaanderen, zonder dat de Vlaamse Vlinderakkoordpartijen dit met zoveel worden hebben durven zeggen.

<Vindt u dit artikel informatief? Misschien is het dan ook een goed idee om ons te steunen. Klik hier.>

Categorieën

Peter De Roover was achtereenvolgens algemeen voorzitter en politiek secreteris van de Vlaamse Volksbeweging , chef politiek van Doorbraak en nu fractievoorzitter voor de N-VA in de Kamer.

Meer van Peter De Roover
Commentaren en reacties