JavaScript is required for this website to work.
Multicultuur & samenleven

Volg Mohammed niét

Koenraad Elst17/3/2015Leestijd 3 minuten

IS-strijders zijn gewone mensen. Ze hebben de vrijheid, zeker in een seculiere staat, om de islamwet niet te volgen, beweert Koenraad Elst.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Chams Eddine Zaougui en Ruben Mersch trekken in hun opiniestuk ‘IS-strijders zijn ook mensen’ (De Standaard, 14 maart 2015) van leer tegen de opvatting dat IS-strijders ‘niets met ons gemeen hebben’ en gezien hun wandaden ‘afkomstig zijn uit de diepste krochten van de hel’. Zij halen er het Milgram-experiment bij om te bewijzen dat de meeste nette burgers onder de juiste omstandigheden evengoed tot wreedheden in staat zijn. Gewoon een greep uit de wereldgeschiedenis had al hetzelfde kunnen bewijzen. De jihadstrijders zijn dus gewoon medemensen die door toevallige factoren tot destructief gedrag geconditioneerd zijn.

Zoveel is duidelijk: de wandaden van Islamitische Staat vallen niet te loochenen. Maar waarom worden zij aan de slechtheid van de daders geweten?

Wanneer je mensen kwaad ziet bedrijven, kan je heel primair en oppervlakkig reageren door het kwaad in die mensen zelf te situeren. Die oppervlakkigheid kan er van nature zijn, gewoon omdat je nog niet over de zaak hebt nagedacht, maar zij kan ook gewild zijn: als elke andere benadering je tot besluiten zou brengen die maatschappelijk onwenselijk zijn.

Talloze politici weigeren welbewust de misdaden van de jihadstrijders oorzakelijk te duiden. De huidige en vorige presidenten van de Verenigde Staten en Frankrijk, de laatste drie premiers van het Verenigd Koninkrijk, de vorige Belgische minister van Defensie en onze huidige minister van Binnenlandse Zaken, allen leggen de schuld bij de jihadstrijders zelf. Die zouden namelijk tot een bijzonder mensenras behoren, een soort trollen of ‘gekken’, of zoals David Cameron zei, ‘monsters’. Als hate speech kan dat wel tellen, ‘monsters’. Waarom zoveel hysterie tegen deze jihadstrijders?

Doodeenvoudig: om de islam niet te moeten noemen. Let wel, geen van deze politici is ooit op één word islamkritiek betrapt. Elk van hen heeft de islam tegen elke verdenking afgeschermd en geprezen, zelfs toespraken of verklaringen waarin harde actie tegen moslimlegers werd aangekondigd. ‘Islamofobie’ zal hier als verklaring zeker niet volstaan.

Integendeel, de Amerikaanse staatssecretaris John Kerry rechtvaardigde de militaire acties tegen het Kalifaat (concreet: het doden van moslims) uitdrukkelijk als pro-islamitisch: ‘One of our war aims is to remedy the distortions of Islam.’ Volgens hem is de ware islam militaire acties waard, ook het doden van moslims die een andere opvatting over hun eigen religie hebben dan het rozige beeld dat Kerry aanhangt. Omdat ‘moslims doden in dienst van de islam’ nu eenmaal vreemd zou klinken, heten die strijdbare moslims nu ‘not Muslims but monsters’, ‘afkomstig uit de diepste krochten van de hel’.

Onze dominante politici en media lossen het probleem van het islamterrorisme tot eigen voldoening op door haat te verspreiden, haat tegen moslims die zij ‘gekken’ en ‘monsters’ noemen. Die moslims zelf noemen zich voorvechters voor de islam, en ik neem hen ernstig, maar onze leiders weten het allemaal beter. Ik ben het eens met Zaougui en Mersch: de jihadstrijders zijn mensen als wij. Zij zijn alleen een beetje beroesd door een leerstellige overdosis. In mijn jonge jaren waren sommigen geradicaliseerd door het marxisme, en eerder waren anderen tot terreur aangezet door het nationalisme, het anarchisme, door religieuze tegenstellingen enz. Zeker jongeren zijn in alle tijden tot radicalisme geneigd; maar het verschil zit in de aard van de ideologie die hen weet in te palmen.

In het huidige geval zijn zij opgezweept door de islam en door het voorbeeld van Mohammed. Ook de profeet beoefende of billijkte roof, gijzelneming, verkrachting, steniging van seksuele zondaars, het nemen en verkopen van slaven, sluipmoord en de terechtstelling van andersdenkenden die bezwaren durven te opperen. Praktisch alles waarmee de jihadstrijders het nieuws halen, is volgens de islambasisteksten voorgedaan door de Profeet zelf. De IS-strijders weten maar al te goed dat geen enkele islamitische rechtbank hen kan veroordelen, want dat zou neerkomen op de veroordeling van Mohammed zelf.

Maar wat dan nog? Moslims hebben de vrijheid, zeker in een seculiere staat als de onze, om de islamwet links te laten liggen. Zij kunnen besluiten om het voorbeeld van de profeet niét te volgen. Zij zijn tenslotte mensen als wij. Wij vinden bijvoorbeeld dat steniging niet het antwoord is, en dat als de profeet daarvoor koos, hij gewoon fout was. Jihadstrijders zijn mensen als wij, en ook zij kunnen tot dat inzicht komen.

Weliswaar zullen sommigen de verdediging van de profeet opnemen door er de context en de zeden van die tijd bij te halen (alsof gijzelneming, moord enz. toen ‘normaal’ gevonden werden). We kunnen dat debat voeren, maar welbeschouwd doet het er weinig toe wat een 7de-eeuwse karavaandrijver in het verre Arabië deed,- mits men de navolging van dat gedrag vandaag maar als fout beoordeelt. Daarom zeggen alle mensen, dus vroeg of laat ook de jihadstrijders: ‘Volg Mohammed niét.’ En dan komt alles goed.

Foto © Reporters

Koenraad Elst (1959) is orientalist. Hij werkte als politiek journalist bij diverse Vlaamse en Indiase media, van Trends en Punt tot The Pioneer en Pragyata Magazine, als assistant buitenlandbeleid in de Belgische senaat, en als gastprofessor in twee Indiase universiteiten. Zijn eigenlijke roeping vindt men echter in de tientallen onderzoekspapers en een dertigtal boeken, vooral over de belangrijkste hangijzers in de antieke en hedendaagse feiten- en ideeëngeschiedenis van India, en verder over faits divers als de islam.

Commentaren en reacties