JavaScript is required for this website to work.
Binnenland

Voor een Wallonië dat zich in beweging zet

Pour une Wallonie en marche

Jules Gheude16/4/2016Leestijd 4 minuten

Moet het heil verwacht worden van een soort Waalse tandem Juppé-Macron?

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

 

Eens te meer komt het betoog van Paul Magnette[1] over de stand van zaken in Wallonië neer op zelfbegoocheling.[2] Al jaren probeert men ons ervan te overtuigen dat het gewest uit de tunnel klimt. Dat was al zo met Jean-Claude Van Cauwenberghe, in 2004.

Maar Philippe Destatte, directeur van het Institut Jules Destrée, heeft onlangs erkend: in weerwil van de opeenvolgende herstelplannen, is Wallonië nog altijd niet uit het slop gekomen.

Sinds 1980 beschikt Wallonië, door de regionalisatie, over geëigende instrumenten die voortdurend uitbreiding namen. Bijgevolg dringt het besluit zich op, dat zijn bewindvoerders er niet in zijn geslaagd daar weldoordacht gebruik van te maken. Want het hoeft geen 35 jaar te duren voor een land of een streek zich economisch weet te herstellen.

De 6de maart nog, verklaarde Hendrik Bogaert, oud-CD&V-minister, in Knack: “De grote verschillen wat betreft werkloosheid, die kunnen ze (de Walen) toch niet eeuwig blijven toeschrijven aan de sluiting van de koolmijnen, nu meer dan een halve eeuw terug.”

Nu is het zo dat Wallonië sinds 1980 zo goed als geen andere dan socialistische minister-presidenten heeft gekend (met uitzondering van André Damseaux in 1982, en Melchior Wathelet van 1985 tot1988). Het mag duidelijk zijn dat het bestuur van de regio in sterke mate het socialistische stempel draagt. Komt nog bij dat de houding van de syndicale verantwoordelijken grondig onverantwoordelijk is gebleken. Ze bestond erin, in het zicht van de afgrond, en als een slang die in haar eigen staart bijt, enkel de verworven rechten te verdedigen.

Op 22 september 1982, in volle crisis bij Cockerill-Sambre, kwam het blad De Standaard met een karikatuur van PIL. Op de voorgrond zag men, op een terrein bezaaid met bloemetjes, een man met een aktentas waarop te lezen stond “investeerder”. Hij bekeek aandachtig een aanplakbord: “Opgelet! U verlaat de Vlaamse sector!” Op de achtergrond een desolaat fabriekslandschap: omvergeworpen auto’s, bussen met ingeslagen ramen, straatschenders…

Al in 1980 had Vlaanderen het verstand om zijn gewest en zijn gemeenschap te laten samensmelten. Aan francofone kant was dat onmogelijk, door de terughoudendheid van de Parti Socialiste die eropuit was haar greep op Wallonië te behouden.

Bovendien heeft Vlaanderen zeer snel ingezien dat het belangrijk was om een performant netwerk van KMO’s te maken, die voor dynamiek, vernieuwing en werkgelegenheid konden zorgen.

De werkloosheidsgraad is er niet half zo hoog als die in Wallonië, en ze slagen er al zes jaar in om een budget in evenwicht af te leveren. Met tweehonderd ambtenaren minder dan Wallonië voor het beheer van de buitenlandse betrekkingen, tekent Vlaanderen voor meer dan 80 procent van de export in dit land.

De toespraak van Paul Magnette, volgens welke Wallonië de Europese en Belgische gemiddelden aan het inhalen is, botst met het jongste rapport van het IWEPS (Waals instituut voor evaluatie, toekomstgericht onderzoek en statistiek).

De lijst van de 28 landen van de Europese Unie, met het BNP per hoofd, afgemeten aan de koopkracht in 2013, plaatst Brussel op 207, Vlaanderen op 120 en Wallonië op 88 (gemiddelde = 100). De afstand tussen Vlaanderen en Wallonië blijft dus zeer groot. Om die te overbruggen zouden er tien opeenvolgende jaren moeten komen met een groei van vijf procent, aangenomen dat Vlaanderen een groei van maar anderhalve procent per jaar zou kennen.

Wat Wallonië nodig heeft, is een radicale mentaliteitsverandering en een andere politieke cultuur. In dat opzicht biedt de Franse minister voor economie, Emmanuel Macron een interessant perspectief, met zijn creatie van een beweging die hij “En marche!” heeft gedoopt.

Ze staat noch links noch rechts maar loopt voorop, en een dergelijke beweging heeft het in zich om talloze kiezers te mobiliseren, die de steriele ideologische scheidingslijnen beu zijn.

Voor Emmanuel Macron is de voornaamste ongelijkheid die welke sommigen laat kennismaken met de kwellingen van de werkloosheid. Daar laat hij zien dat hij waarlijk sociaal denkt. Maar als volleerd pragmaticus weet hij ook dat het niet de staat is die werkgelegenheid schept. Hij wil dan ook start-ups aanmoedigen. Dat is de liberale kant van zijn visie.

Er kwam mij een droom. In 2017 werd Alain Juppé president van de Franse Republiek, en hij riep Emmanuel Macron naar Matignon. Gedaan met het geborneerde sektarisme, met het verlammende manicheïsme. De groei zette zich door, en haalde de werkloosheidscurve significant naar omlaag. En ook in Wallonië zag een stroming “En marche!” het licht…

Het lijdt geen twijfel dat met een dergelijke significante ommekeer François Perin ingenomen was geweest, hij die in 1981 schreef, in «Germes et bois morts dans la société politique contemporaine» [Kiemen en dood hout in de politieke wereld van vandaag]:

Het liberale socialisme en het sociale liberalisme kunnen dus samengaan in plaats van elkaar te bestrijden en in de valkuilen van de terminologie te trappen. Ze zouden als de twee uiteinden van een balanceerstok zijn: soepel, evenwichtig, bewegend, zich aanpassend. Het roofkapitalisme en het autoritaire socialisme, die twee monsters van deze eeuw, hebben al afdoend de suïcidale neigingen van de mens aangetoond, om niet te proberen overal de poorten open te houden voor een evenwichtigere, meer serene en wijze manier van handelen. Furia ideologica delenda est.

_________________

Jules Gheude is politiek essayist. Recent van hem: «François Perin – Biographie», Éditions Le Cri, 2015.

(vertaling Marc Vanfraechem)


[1] Een pdf-bestand is hier te vinden, met als bemerking dat enkel de uitgesproken woorden als geldig worden beschouwd. 

[2] Gheude gebruikt de ironische uitdrukking “relève de la méthode Coué”, verwijzend naar de Franse apotheker Émile Coué de la Châtaigneraie (1857-1926), die begin twintigste eeuw met spreekwoordelijk geworden succes een geneeswijze voorstelde, gebaseerd op autosuggestie. De patiënt moest elke dag, ‘s ochtends en ’s avonds, in bed twintig keer herhalen: «Tous les jours, à tous points de vue, je vais de mieux en mieux» (Dag na dag gaat het mij in elk opzicht beter en beter). Daartoe kreeg hij een touwtje met 20 knopen mee. De litanie moest ‘onbewust, moeiteloos’ worden uitgesproken, leerde Coué.

Jules Gheude (1946) is oud-medewerker en biograaf van François Perin. Hij publiceerde meerdere essays over de Belgische communautaire kwestie. In 2009 was hij voorzitter van de Staten-Generaal van Wallonië, een burgerinitiatief om de Waalse geesten van het post-Belgische tijdperk bewust te maken. Sinds 2010 bezielt hij de Gewif (Groupe d’Etudes pour la Wallonie intégrée à la France). Van 1982 tot 2011 was hij directeur aan Wallonie-Bruxelles International (WBI).

Commentaren en reacties