JavaScript is required for this website to work.
post

Vrede in Noord-Ierland?

20 jaar Goedevrijdagakkoord

Jan Huijbrechts9/4/2018Leestijd 5 minuten
Gerry Adams, de legendarische leider van het Iers-republikeinse Sinn Féin.

Gerry Adams, de legendarische leider van het Iers-republikeinse Sinn Féin.

foto © Reporters

10 april viert (Noord-)Ierland de 20ste verjaardag van het Goedevrijdagakkoord. Jan Huijbrechts was er toen bij en maakt vandaag een balans op.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Sinds ik tot de jaren van verstand ben gekomen zet ik me niet alleen in voor een onafhankelijk Vlaanderen maar ook voor dat wat door de Bretoense regionalist Yann Foueré zo mooi werd omschreven als l’Europe aux cents drapeaux; het Europa der Volkeren. Dit engagement leverde me niet alleen van Frank Vanhecke de bijnaam Harry Batasuna op maar ook tal van interessante contacten en ontmoetingen van de Oeral tot de Aran-Eilanden. Zo had ik in de jaren 90 van de vorige eeuw de gewoonte om in de periode rond Pasen af te zakken naar Ierland om er deel te nemen aan de marsen die er traditioneel werden georganiseerd ter herdenking van de Paasopstand van 1916.

Deadline

Op 10 april 1998, de dag dat het historische Goedevrijdagakkoord werd ondertekend tussen de regeringen van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, was ik in Andersonstown in het overwegend republikeinse West-Belfast. Ik stond bij wijze van spreken op de eerste rij toen een paar kilometer verder in Stormont Castle geschiedenis werd geschreven. Het hing natuurlijk al langer in de lucht dat er iets stond te gebeuren. Twee regeringen en acht Noord-Ierse politieke partijen zaten al maandenlang aan de onderhandelingstafel in een poging een einde te maken aan de al 30 jaar aanslepende bloedige geweldspiraal die bekend stond als The Troubles. Toen de ultieme deadline die de onderhandelaars zichzelf hadden gesteld, niet was gehaald, verwachtten de meeste waarnemers dat het bij een verdienstelijke poging zou blijven. En plots was daar het akkoord, 17 uur na het verstrijken van de deadline en na 48 uur van onafgebroken en keihard onderhandelen.

Cafébezoek

Sommigen zullen dit een zwak argument vinden maar uit ervaring weet ik dat cafébezoek bijzonder nuttig kan zijn om de vinger aan de pols van de maatschappij te houden. Op die bewuste tiende april dook ik dan ook, benieuwd naar de reacties, het circuit van de republikeinse clubs en andere pubs voor gelijkgezinden in. Mogelijk waren mijn verwachtingen iets te hoog gespannen en het zou fout zijn om te stellen dat mijn met Guinness overgoten expeditie met een sisser afliep maar het scheelde niet veel… Ik kan in ieder geval getuigen dat er niet echt sprake was van de euforie die op datzelfde ogenblik via tal van televisiekanalen de ether werd ingestuurd. Er was niets te bekennen van triomfalisme maar wel van heel wat argwaan, twijfel en scepsis. Scepsis, die overigens tot op de dag van vandaag is blijven hangen, maar daarover zal ik een volgende bijdrage uitweiden. Toen ik ruim een week later in Dublin sprak met Micheal Mac Donncha, de oud-hoofdredacteur van An Phoblacht/Republican News en met Sinn Féin-woordvoerdster Rita O’Hare bleken deze hogere republikeinse kaderleden er, in tegenstelling tot mijn eerdere gesprekspartners, een verassend genuanceerde visie op het akkoord op na te houden. Officieel maakte Sinn Féin het nodige voorbehoud, en moest alles nog door het partijcongres, de Ard Fheis, worden goedgekeurd maar toen was voor een goede verstaander al duidelijk dat dit slechts een formaliteit zou zijn.

Historisch belang

Om het historische belang van het Goedevrijdagakkoord beter in te schatten is het nodig om even terug te gaan in de tijd. In het begin van de jaren 90 was duidelijk geworden dat John Hume, de leider van de gematigde Iers-nationalistische Social Democratic and Labour Party (SDLP) en Gerry Adams, de sterkhouder van het radicale Iers-republikeinse Sinn Féin al enkele jaren, in een reeks van geheime gesprekken, toenadering tot elkaar hadden gezocht met de bedoeling een einde te maken aan het geweld. Dankzij de bemiddeling van de katholieke priester Alec Reid, die een cruciale rol als bemiddelaar speelde, konden ze vanaf 1987 rekenen op de steun van de Ierse regering. In november ’93 raakte de zaak in een stroomversnelling toen bekend werd dat ook de Britse regering al enkele jaren rechtstreeks onderhandelde met de Ierse republikeinen.

De meeste principes waarover Hume en Adams het inmiddels eens waren geworden konden amper een paar weken later, op woensdag 15 december 1993 om precies te zijn, teruggevonden worden in een Joint Declaration of Peace die beter bekend werd als de Downing Street Declaration. In dit document werd door de Britse premier John Major en zijn Ierse evenknie Taoiseach Albert Reynolds, het recht van het Ierse volk, aan beide zijden van de grens, erkend om zelf haar toekomst te bepalen. De Britse regering stelde, om de loyalisten te sussen, dat de unie met het Verenigd Koninkrijk in stand zou worden gehouden tot de meerderheid van de Noord-Ierse bevolking daar anders over zou beslissen. Om aan de republikeinen tegemoet te komen werd uitdrukkelijk het zelfbeschikkingsrecht vastgelegd. De verklaring was een intelligent werkstuk, niet in de zin dat het alle partijen tevreden stelde maar wel dat het alle partijen betrok. Ze leidde tot de wapenstilstan(den) die een conditiio sine qua non waren om de politieke partijen die gebonden waren aan een militaire vleugel, recht van spreken te geven aan de onderhandelingstafel.

IRA

In augustus ’94 kondigde het Provisional IRA een staak-thet-vuren aan, dat zes weken later werd gevolgd door een loyalistisch bestand. De weg lag nu open voor echte onderhandelingen waarvoor een eerste aanzet werd gegeven door het in februari 1995 publiek maken van een Brits document waarin de mogelijke krachtlijnen werden uitgezet voor een autonome regering en machtsdeling in Noord-Ierland, een politiek akkoord tussen de respectievelijke overheden en samenwerking over de landsgrenzen heen.

Enkele weken later kwamen de eerste gesprekken op gang tussen Britse regeringsambtenaren en Sinn Féin maar ook met de loyalistische partijen die bereid waren afstand te nemen van de gewapende strijd. Hierbij werd vooral gepeild naar het perspectief om Sinn Féin bij het politieke debat te betrekken en de bereidwilligheid van de verschillende gewapende fracties om te ontwapenen. Al in mei van datzelfde jaar vonden de eerste officiële gesprekken plaats tussen Britse regeringsleden en Sinn Féin, dat er zich toe verbond te streven naar de ontwapening van het Provisional IRA.

Zoals te verwachten was, kende dit proces ups and downs. Even dreigde er nog een flinke kink in de kabel te komen toen Sinn Féin in juni 1996 uitgesloten werd van deelname aan de All-party talks omdat het IRA, gefrustreerd over de slabakkende gang van zaken, op 9 februari 1996 met een spectaculaire bomaanslag in de Londense Docklands, het bestand had geschonden. Na het aantreden van de nieuwe Labour-regering in mei 1997 werd er opnieuw met Sinn Féin gesproken. Als gevolg van dit hernieuwde contact kondigde het Provisional IRA in juli ’97 een nieuw bestand af. Toen dit bleek stand te houden, mocht Sinn Féin vanaf september mee aan de onderhandelingstafel gaan zitten en de rest is geschiedenis.

Het akkoord

De belangrijkste bepalingen uit het Goedevrijdagakkoord waren de volgende:

  • Een meerderheid van de Noord-Ierse bevolking zal beslissen over de toekomst van Noord-Ierland.
  • Het engagement van alle ondertekenende partijen om zich met vreedzame en democratische middelen in te zetten voor het vredesproces.
  • Zelfbestuur van Noord-Ierland met een eigen parlement (Stormont) met wetgevende bevoegdheid en een eigen regering, gebaseerd op inclusieve machtsdeling tussen beide bevolkingsgroepen.
  • De oprichting van een gezamenlijke ministerraad voor Noord-Ierland en de Ierse Republiek voor grensoverschrijdende samenwerking.
  • Het binnen de twee jaar vrijlaten van alle gevangen paramilitairen en het vernietigen van alle paramilitaire wapenvoorraden.
  • Een ingrijpende hervorming van de Noord-Ierse politie onder toezicht van en begeleid door een onafhankelijke commissie.

Binnen de zes weken na het afsluiten van het Goedevrijdag-akkoord moest de bevolking zich in een referendum uitspreken over de implementatie van het akkoord. Ondanks het verzet van dominee Ian Paisley’s Democratic Unionist Party sprak 71 % van het electoraat in Noord-Ierland zich ten gunste van het akkoord uit. In de Ierse republiek bracht niet minder dan 94 % van de kiezers een ja-stem uit.

Het Goedevrijdagakkoord herdefinieerde niet alleen de vaak moeizame driehoeksverhouding tussen Belfast, Dublin en Londen maar het betekende op papier ook het einde van de door sectair en identitair geweld gespleten gemeenschap én van de politieke en sociale ongelijkheid in Noord-Ierland. Een objectieve waarnemer zal echter niet kunnen ontkennen dat het conflict twintig jaar na datum nog steeds, zij het meestal onderhuids, smeult. De argwaan en het wantrouwen tussen beide gemeenschappen is , ondanks alle goede intenties, nog steeds groot.

De nu al bijna vijftien maanden aanslepende politieke crisis rond de Noord-Ierse regering in Stormont en de stijgende onzekerheid over wat de brexit concreet kan betekenen voor Noord-Ierland zijn voor velen een teken aan de wand dat power sharing in Noord-Ierland op lange termijn een onmogelijke opdracht is…

Jan Huijbrechts is auteur van meerdere historische artikels en boeken over Europese nationalistische bewegingen.

Commentaren en reacties