JavaScript is required for this website to work.
post

Vroeger mooi, vandaag racistisch

Laat ons mooie herinneringen niet bezoedelen door haat en hysterie

Simha Chardon27/6/2020Leestijd 3 minuten
Plots is het de beurt aan Uncle Ben’s om te verdwijnen. De vriendelijk
glimlachende man is opeens racistisch. En dat stemt me droef.

Plots is het de beurt aan Uncle Ben’s om te verdwijnen. De vriendelijk glimlachende man is opeens racistisch. En dat stemt me droef.

foto © BelgaImage: Eva HAMBACH / AFP

Veel mooie, pure herinneringen uit onze kindertijd krijgen helaas vandaag het label racisme opgeplakt.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Plots is het de beurt aan Uncle Ben’s om te verdwijnen. De vriendelijk glimlachende man is opeens racistisch. En dat stemt me droef. Er komen veel mooie herinneringen naar boven, allemaal herinneringen die vandaag het label racisme opgeplakt zouden krijgen…

Uncle Ben’s

Als kind vond ik Uncle Ben heel leuk, de man zag er zo vriendelijk uit. Hij leek wel op een toffe oom die iedereen zou willen hebben. Ik was ervan overtuigd dat Uncle Ben de directeur was van het bedrijf, want waarom stond zijn foto anders op de dozen? En het heeft lang geduurd voor ik als kind ontdekte dat hij zwart was. Het was me — écht — niet opgevallen.

Vlechtjes met parels

Mijn grote droom als kind — hoe oud was ik tien? elf? of jonger? — was om vlechtjes te hebben met parels aan de uiteinden. Zoals Afrikaanse meisjes. Dat was je van het. Moeder stemde toe om één vlechtje voor me te maken met één groene parel. Hoe ze dat voor elkaar kreeg weet ik niet. Ik ging trots naar school — de orthodox joodse school — met mijn vlechtje en kreeg te horen dat dit wel heel ‘onjoods’ was. ‘Niet-joden dragen dat!’ hoonde een meisje. Ik dacht dat ze gewoon stikjaloers waren en schudde mijn haar zodat het vlechtje op en neer sprong. In de klas botste het pareltje tegen mijn wang als ik me over mijn schriftje boog, en dat was een fijn gevoel. Ik droeg de vlecht enkele dagen tot die geen vorm meer had. Ik ben de vlecht met de groene parel nooit vergeten. Het was geen ‘cultural appropriation’.

Zwarte Piet

Als joods kind dat Sinterklaas niet vierde zag ik de Sint en de Pieten wel voorbijkomen en bekeek het spektakel met veel nieuwsgierigheid. De Sint leek wel een rabbijn, serieus en streng. Ik vond hem intimiderend. Zwarte Piet vond ik leuk. Hij droeg een chic kostuum, was grappig en vriendelijk, en in het shopping center — waar de échte Sint zat — was het toch wel Zwarte Piet die snoep uitdeelde en niet Sinterklaas! Hij was — in mijn ogen — de kindervriend die de strenge vraag van Sinterklaas ‘of je wel braaf was geweest’ kon verzachten met een knipoog achter de rug van de Sint. Ik vond het stiekem altijd erg als een Sint met meerdere ‘zwarte Pieten’ op stap was. Dat vond ik niet écht, er was toch maar één echte!

Ik stelde me nooit de vraag waarom hij zwart was en niet geel of blank of bruin. Ik stelde me geen vragen over superioriteit, slaaf en meester, dat kwam niet eens in mij op. Wie Zwarte Piet dan wel was? Oh, wel… rabbijnen hebben ook altijd een gabaï — oftewel koster — die met ze meeloopt en ze hier en daar helpt, dus voor mij was Zwarte Piet de koster van Sinterklaas. Dat was erg logisch in mijn kinderhoofdje en dat is nog steeds hoe ik hem zie.

Zwarte joden

Als kind hoorde ik voor het eerst over de Ethiopische zwarte joden. Ze hadden een slordige duizend jaar gescheiden geleefd van de rest van het jodendom en zich vermengd met de lokale bevolking en waren dus zwart geworden. Maar met net zulke joodse tradities, de Thora en wetten als de andere joden. Ze werden al die tijd in Ethiopië vervolgd omdat ze joods waren. Begin jaren ‘80 moest er een reddingsoperatie worden opgericht om ze naar Israël over te brengen waar ze veilig zouden zijn.

Als kind hoorde ik ook dat ze het moeilijk hadden in Israël omdat velen vonden dat ze niet joods waren, want zwart van huid. Verontwaardigd riep ik, negenjarige, toen in de keuken dat ik met een zwarte jood zou trouwen want kleur maakte voor mij geen verschil! Dat er daar over werd gestruikeld was zo onaardig! Dat was geen ‘paternalistisch postkoloniale visie over de arme zwarte’ dat was een kreet recht uit het hart tegen onrecht.

Verkleedpartij

Tijdens het joods carnaval — Poerim — verkleedde ik me als achtjarige als een Afrikaanse vrouw, maar er was geen sprake van raffiarokjes en grote krulpruiken, neen, het moest écht zijn, zoals die dames die je op zondag ziet in mooie jurken mét een mooie hoofddoek rond hun hoofd gewikkeld. Uit de stoffenkoffer haalden we een mooie blauwe Antilliaanse stof tevoorschijn waaruit een jurk en hoofddoek werd gemaakt. Ik had ook mijn kindje bij: Olga, mijn eigen zwarte lappenpop. Olga was evenveel mijn kindje als al mijn andere poppen en knuffels.

Op straat kwam ik een echte zwarte vrouw tegen. Zij keek naar mij en glimlachte. en ik was trots want door te glimlachen had ze laten zien dat mijn kostuum goed was gelukt. Ik ben haar glimlach nooit vergeten. Er was geen sprake van ‘blackface’ of racisme. Bij het kiezen en maken van kostuum had ik een slechts één idee in mijn hoofd: het moest mooi zijn.

Herinneringen. Ze zijn mooi en puur en het zou toch triest zijn om ze te laten bezoedelen door haat en hysterie.

Simha Chardon staat als voormalig orthodoxe Joodse tussen meerdere werelden in. Ze doet niet aan ophemelen of demoniseren, maar werpt een kritische blik op de wereld.

Commentaren en reacties