JavaScript is required for this website to work.
post

Waar ligt China?

Een paar eerste-schooldag-bedenkingen

Johan Sanctorum2/9/2019Leestijd 5 minuten
Vergeten vragen

Vergeten vragen

foto © Reporters

De verwaarlozing van parate kennis leidt tot een verlies van intellectuele creativiteit en een robotisering van het intellect

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

‘Een lat die te laag gelegd wordt op de middelbare school, zorgt voor een zwakkere instroom aan de universiteit. En aangezien een deel van de universitairen vervolgens als leerkracht terugkeert naar het middelbaar onderwijs, blijft de lat te laag liggen’ liet Jonathan Holslag in juni van vorig jaar optekenen. Een vicieuze cirkel die ik zes maanden voorheen al signaleerde in Doorbraak, en die ook een thema vormt van het Mei ’68-boek ‘De Langste Mars’: ook in 2019 blijft de fatale erfenis van de 68-ers actueel, onder meer via de malaise die het Vlaamse onderwijs teistert.

Maar er is geen beterschap in zicht, op de ministeriële kabinetten worden ijverig nota’s gepleegd en hervormingen bekokstoofd, zonder visie en zonder langetermijnperspectief. Het beroep van leraar zit in vrije val, door het tekort wordt de spoeling nog dunner en moeten directies alles uit de kast halen om de vacatures ingevuld te krijgen. Hoe is het zover kunnen komen? Mijn idee: in heel de hervormingsmanie en de gedrevenheid om het onderwijs ‘laagdrempelig’ te maken, is vooral het element kennis gesneuveld. Elementaire dingen weten, niet om kwisvragen te kunnen beantwoorden (dat mag natuurlijk ook) maar om intellectueel snel te kunnen schakelen.

Schaamte voor de leidcultuur

Kennis is geen passief opslaan van informatie. Binnen ons brein worden duizenden linken gelegd, associaties, die ervoor zorgen dat het geheel veel meer is dan de som der delen. Helaas stelt die actieve, parate kennis bij jongeren nauwelijks nog iets voor. Het feit dat een flink aantal hogeschoolstudenten lerarenopleiding China op de kaart niet kan aanwijzen, of bij de naam Jozef Stalin alleen maar een vraagteken plaatst, zorgt voor grote witte vlekken in het samenstellen van een wereldbeeld en historisch perspectief. Natuurlijk kunnen ze dat wel opzoeken op het internet, maar ze hebben niet geleerd om die kennis actief te gebruiken in een soort mentaal stofwisselingsproces. Daartoe moeten de ligging van China en de figuur van Jozef Stalin wel degelijk in ons hoofd zitten, en niet alleen op Wikipedia.

Het compleet verwaarlozen van kennis heeft geleid tot de stiefmoederlijke behandeling van zogenaamde nevenvakken als geschiedenis en aardrijkskunde, naast uiteraard klassieke talen en literatuur. Mede door de misplaatste ambitie om de samenleving te diversifiëren en te multiculturaliseren, lijkt men al deze content-domeinen te hebben afgeschaft wegens teveel verbonden met de Europese leidcultuur. Het paraat beheersen van grote kennisgehelen werd verdacht en zelfs politiek-incorrect. Loutere ‘universele’ vaardigheden kwamen in de plaats, zoals wortels trekken en Excell-bladen gebruiken, doch helaas: met het afschaffen van kennis en inzicht bleken ook die vaardigheden maar deze van robots, automatismen en routines die zelden of nooit tot intellectuele creativiteit aanleiding geven.

Papier maché en vakidiotie

Het geheugen is dus leeg, de mentale schakelingen zwak. Hoe is het zover kunnen komen dat hogeschoolstudenten vandaag minder weten dan wij in onze lagere schooltijd? Omdat onwetendheid altijd in het voordeel van de zittende macht speelt. De zogenaamde democratisering van het onderwijs betekende vooral een verlies aan kritische massa. Men vergeet dat dé motor van de 18de eeuwse Verlichting de fameuze Encyclopedie van Jacques Diderot was. Voluit: Encyclopédie ou Dictionnaire raisonné des sciences, des arts et des métiers, bestaande uit zowat 72.000 artikels, en uitdrukkelijk bedoeld als aanzet om mensen zelf te laten nadenken. Niet te verbazen dat het ding al van bij zijn verschijning in 1752 op de index kwam en door de Jezuïeten werd gecensureerd.

Dit subversief karakter van de kennis is vandaag vervangen door het devies ‘kennis is macht’, waardoor het van belang is dat iedereen wel iets weet maar niemand alles. Vandaar de disciplinaire tussenschotten en de specialisaties. Wie toch probeert ‘alles’ te weten en zelf de linken te leggen wordt al snel als een rariteit beschouwd en terecht gewezen door vakidioten. Primair moeten kleuters, kinderen en jongeren weer zoiets als een encyclopedische navelstreng krijgen, de trigger om te weten, dorst naar kennis, die ook gelest wordt. Kinderen die vragen stellen zijn natuurlijk wel vermoeiend, het is makkelijker om hen popjes in papier maché te laten maken. Al snel blijkt de kleuterjuf overigens het antwoord schuldig bij een goed gemikte vraag, en ook die gêne is de oorzaak van tal van knutselprojectjes en het beschilderen van WC-rolletjes voor vaderdag. Begint de verkleutering al in het kleuteronderwijs? Klopt het dan toch dat, zoals in Finland, kleuterleerkrachten een universitair niveau dienen te hebben?

De voetbalschool

De klassieke grap dat voetballers achter een bal lopen en hem, eens ze hem hebben, zo snel mogelijk weer wegtrappen, is al lang achterhaald. In ‘Kopkracht – het analytische brein van topvoetballers’ tonen de Zweedse onderzoekers Torbjörn Vestberg, Predag Petrovic en Thomas Lerner aan dat een sport als voetbal een hoge dosis intellectuele schakelkracht vergt. Je moet ten eerste veel informatie opnemen en verwerken (eerdere wedstrijdervaringen, tactische instructies, de tegenpartij, veranderingen in het wedstrijdbeeld zelf), en deze vervolgens creatief toepassen. Dat behelst verschillende vaardigheden zoals cognitieve flexibiliteit (het vermogen om van focus te wisselen) en multiprocessing (het vermogen om een hoeveelheid binnenkomende informatie te hanteren en tegelijkertijd creatieve oplossingen voor problemen te vinden). Daarnaast is er uiteraard de sociale dimensie, de emotionele intelligentie om in ploegverband te spelen en zich assertief op te stellen tegenover de tegenstrever. Het geheugen is het fundament van al deze pijlers: de korte termijn (situaties op het veld, wie staat waar) én de lange termijn (parate kennis). Ook tussen die twee is een snelle schakelkracht essentieel.

Jonge voetballers wordt dus niet alleen aangeleerd om tegen een bal te stampen, maar vooral om hun hersenen te leren gebruiken. Ondertussen echter moddert men in het onderwijs maar wat aan, gefragmenteerd, richtingloos en laagdrempelig. Het is vreemd dat de jeugdopleiding van voetballers meer aandacht heeft voor de werking van het menselijk brein dan de  experten die de leerplannen uitschrijven. Het spel bekijken, niet als bezigheidstherapie maar als cognitief vormend proces waar een element van plezier en opwinding aan verbonden is, ook daar hebben de onderwijsexperten geen kaas van gegeten. Alles is saai en zonder uit te dagen, de ‘stof’ is zo stoffig als maar kan.

Mea culpa

Terugkerend naar de studenten die China op de kaart niet kunnen aanwijzen: hoe die spiraal van de onwetendheid en de intellectuele luiheid doorbreken? Mijn antwoord: kijk naar het jeugdvoetbal. Vermoedelijk worden die geavanceerde trainingmethodes door de Voetbalbond niet van bovenuit opgelegd, het is de coach zelf die weet waar hij de mosterd moet halen. Leerkrachten zijn vooral vermoeid geraakt door de rompslomp, het papierwerk en het lezen van richtlijnen, opgesteld door de experten die ons onderwijs naar de kloten hebben geholpen. Hét beste voorbeeld is Dirk Van Damme, van 2004 tot 2008 kabinetschef van onderwijsminister Frank Vandenbroucke (SP.A), een van de gangmakers van de hervorming van het secundair onderwijs, en nu, de man die alarm slaat (‘we zijn naïef geweest’). Van experten die op pensioensleeftijd een mea culpa roepen dat ze het verkeerd voor hadden, verlos ons. Ik pleit voor een nieuwe kenniseconomie, zeg maar een onderwijsindustrie waar gedurfde methodes en denkbeelden van onderuit kunnen opborrelen en hun weg zoeken.

Daarom: schaf de onderwijsbureaucratie af en moedig didactische innovatie op het terrein aan. Geef experimenten een kans, zonder ze op te leggen. Scholen moeten zelf het voortouw nemen in nieuwe kwaliteitsopbouw, en leerkrachten verlost worden van de inspectieterreur die hen eigenlijk vooral belet om de lat naar boven te verleggen. De grote neerwaartse nivellering is er overigens gekomen ‘dankzij’ de bemoeienissen van bovenuit. Vermoedelijk is een onderwijsminister dan tamelijk nutteloos, zoals ook cultuurministers er maar zijn om politici een job te geven. Op deze eerste schooldag wil ik vooral de leerkrachten een hart onder de riem steken die blijven geloven in hun beroep én roeping, en als ik kon kiezen wat er met mijn belastinggeld moet gebeuren, wist ik het wel.

Meer dan ooit actueel: ‘De langste mars’– Over de naweeën van mei ’68 en de grote onderwijsnivellering

Johan Sanctorum (°1954) studeerde filosofie en kunstgeschiedenis aan de VUB. Achtereenvolgens docent filosofie, tijdschriftuitgever, theaterdramaturg, communicatieconsultant en auteur/columnist ontpopte hij zich tot een van de scherpste pennen in Vlaanderen en veel gevraagd lezinggever. Cultuur, politiek en media zijn de uitverkoren domeinen. Sanctorum schuwt de controverse niet. Humor, ironie en sarcasme zijn nooit ver weg.

Commentaren en reacties