JavaScript is required for this website to work.
post

Waarheen met de IJzertoren

Raf Praet31/3/2017Leestijd 5 minuten

Het gaat niet goed met het ‘Memoriaal van de Vlaamse Ontvoogding’, zoals de IJzertoren heet. Nochtans ligt een heroriëntering voor de hand.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

De vzw Aan de IJzer, de vereniging die de IJzertoren beheert, is enkele dagen geleden negatief in het nieuws geweest. Toen bekend werd dat de IJzertoren afgehuurd kan worden voor het houden van verschillende feestjes, stootte dit vele flaminganten tegen de borst. Wederom werd, zo klonk het, de waardigheid van de IJzertoren door een sukkelend management onderuitgehaald. Deze rel is, ondanks haar – laat ons het toegeven – oppervlakkigheid, echter ook een indicatie van een diepgaande malaise. Een recent rapport van de Vlaamse regering was niet mals voor de uitbaters van de IJzertoren. Het gebrekkig ingaan op het Vlaamse aspect van het monument was een van de voornaamste pijnpunten. Een van de aanbevelingen van de Vlaamse regering, bij monde van het Vlaams Vredesinstituut, is dan ook:

‘Dat men, in het licht van de historische rol van de IJzertoren, in de museale werking inhoudelijk meer focust op de geschiedenis van de site, de Vlaamse beweging, de flamingantische strijd voor zelfbestuur en – breder – de communautaire kwestie.’

Deze bijdrage heeft tot doel de malaise rond de IJzertoren in alle nuance te analyseren, een inschatting te maken van de voornaamste uitdagingen voor de komende jaren, en een schets te bieden van een mogelijke toekomst voor de IJzertoren. De IJzertoren kan, als hij zijn Vlaams-nationalistische cocon loslaat, zich ontpoppen tot een waar ‘Museum van Vlaanderen’.

Een eerste voor de hand liggende vraag is de vraag naar de verantwoordelijkheid. Moeten we met de vinger naar Aan de IJzer wijzen? Hoewel het zeer gemakkelijk is om Aan de IJzer volledig verantwoordelijk te stellen, is het antwoord op deze vraag m.i. neen. Aan de IJzer roeit immers met de riemen die het heeft om de IJzertoren draaiende te houden. Hun management staat daarbij, zoals alle museamanagers, op het kruispunt van twee elkaar tegengestelde belangen: (1) het uitdragen van een immaterieel, ‘onvermarktbaar’ cultureel ideaal enerzijds en (2) het functioneren en overleven als cultureel bedrijf, speler in een culturele markt, anderzijds.  

Het management is tevens in die zin niet volledig verantwoordelijk voor de heersende wantoestanden omdat het een kind is van zijn tijd. De voorbijgaande decennia hebben immers het klimaat rond de IJzertoren in ernstige mate gecompliceerd. Sinds de rampzalige IJzerbedevaart van 1996, waarbij een radicale fractie zich, uit onvrede om de koers van het IJzerbedevaartcomité, afscheurde, is de gemeenschap die de IJzertoren schraagt de facto in verschillende f(r)acties versnipperd. De radicalere vleugel van de Vlaamse beweging heeft, ‘in ballingschap’ parallelle kanalen en herdenkingen, zoals de IJzerwake, op poten gezet, en keerde de IJzertoren de rug toe.

Daarbij komt de algemene onverschilligheid van de Vlaamse bevolking. Het rapport van de Vlaamse regering is de diagnose van de arts die veel te laat is gekomen, wanneer de patiënt reeds op intensieve zorgen ligt. De sluimerende ziekten rond de IJzertoren werden veel te lang getolereerd, en de Vlaamse publieke opinie brengt de IJzertoren pas voor het voetlicht als het om negatief nieuws gaat – hetreeds legendarisch geworden ‘kaakslagflamigantisme’ slaat in dit geval de handen in elkaar met Belgisch geïnspireerde negativisme.

Aan de IJzer is echter wel niet van alle verantwoordelijkheid ontheven. Het management van de IJzertoren heeft immers een kapitale inschattingsfout gemaakt. Verblind door de herdenkingshysterie aan het begin van honderd jaar Eerste Wereldoorlog in 2014, en de gemakkelijke winsten van deze herdenkingsgolf, heeft het management het unieke profiel van de IJzertoren ingeruild voor het algemenere profiel van een museum rond WO I, zoals er al zovele zijn in de Westhoek. Eens de unique selling proposition van de IJzertoren opgegeven, is het opboksen tegen sterkere concurrenten zoals het In Flanders Fields Museum in Ieper. Van deze kortzichtige focus op honderd jaar WO I plukt het management nu de zure vruchten. Niet alleen ziet de IJzertoren een dramatische financiële terugval, met zicht op magere jaren na 2018. Na honderd jaar WO I is het memoriaal van de Vlaamse beweging een groot deel van zijn ziel kwijtgespeeld. 

2100

De analyses zijn gemaakt, de verantwoordelijken aangewezen. Het is zaak om de schuldvraag in alle grootmoedigheid te laten vallen en te kijken naar de toekomst. Wat kunnen we leren uit deze analyse en wat moet er gebeuren om het voortbestaan van een van Vlaanderens meest iconische monumenten te garanderen? 

Eerst en vooral hebben we nood aan een langetermijnvisie die de kortzichtige waan van de dag overstijgt. Het zwarte zaad na honderd jaar WOI brengt in de eerste plaats een waarschuwing voor de periode 2039-2045; het management van de IJzertoren mag zich niet laten meesleuren door eenzelfde herdenkingshysterie die te verwachten is aan de vooravond van honderd jaar WO II. De IJzertoren is tevens een monument voor de tijdloze waarden van zelfbeschikking en vrede. Zo’n tijdloze boodschap verdient niets minder dan een langetermijnvisie. De vraag is vandaag niet, waar staan we met de IJzertoren in 2020, maar waar staan we met de IJzertoren in 2100.

Een langetermijnvisie impliceert ten tweede een duurzaam businessmodel. Naast het culturele vraagstuk zal er immers ingeschat moeten worden wat de kosten zullen zijn voor de instandhouding van het gebouw en de site zelf. Er moet een verdienmodel komen dat taboes niet uit de weg gaat, maar wel gestand doet aan de sereniteit die de site door haar onstaansgeschiedenis en opdracht uitademt. Dit zal voor alles een constante evenwichtsoefening worden, waarbij bijvoorbeeld het verhuren van de site voor specifieke doeleinden zoals doopfeesten overwogen kan worden, maar grootschalige evenementen zoals optredens voor Q-Music vermeden moeten worden. Het verdienmodel moet tevens teruggaan naar de oorspronkelijke financiële modellen van de IJzertoren. Het monument werd tot stand gebracht door vele kleine giften van vele Vlamingen voordat de term crowd funding nog maar bestond. Deze vorm van financiering heeft tevens het voordeel dat het de betalende groep in hoge mate kan betrekken bij de IJzertoren.  

We kunnen ten derde lessen trekken uit de woelige politieke geschiedenis van het Vlaams-nationalisme die site van de IJzertoren steevast heeft beïnvloed. De IJzertoren is als monument en museum kwetsbaar voor de wederwaardigheden van het Vlaams-nationalisme als politieke beweging omdat de toren altijd met deze politieke beweging verbonden is geweest. De verdeeldheid en animositeit onder politieke en levensbeschouwelijke grenzen hebben van de IJzertoren een monument gemaakt voor de politieke f(r)actie die toevallig in het management/parlement zit, maar geen monument voor alle Vlamingen. 

Herbronning

De IJzertoren moet deze tijdelijke grenzen overstijgen om een tijdloos symbool van vereniging, soevereiniteit en vrede van het Vlaamse volk te worden. Een Museum van Vlaanderen, met aandacht voor Vlaanderens geschiedenis, van de late oudheid tot vandaag, met aandacht voor zijn strijd om soevereiniteit op alle vlakken, niet enkel met een focus op het Vlaams-nationalisme in de enge zin van het woord. De mythen van Vlaanderen en de Vlaamse beweging moeten aan bod komen als mythen, maar ook als waardevolle verhalen die ons volk kunnen inspireren op de weg naar haar lotsbestemming. Het Museum van Vlaanderen moet het verhaal van onze regio vertellen aan ons Vlamingen, aan nieuwelingen die zich willen inschrijven in ons gedeeld project Vlaanderen, en aan toeristen die geïnteresseerd zijn in ons volk. Dat dit nieuwe model werkt werd reeds in Schotland bewezen. Het National Museum of Scotland in Edinburgh is een cultureel en commercieel succes.

Ten slotte moet deze herbronning van de opdracht van de IJzertoren zich enten op de verenigingen die aan de oorsprong van zijn bestaan hebben gelegen. De Vlaamse Vredesvereniging VOS, de originele motor achter de IJzerbedevaarten, heeft zich de voorbijgaande jaren met een nieuw elan bewezen als dé schatbewaarder van de Vlaamsgezinde erfenis van WO I. Haar herdenkingen van de Vlaamsgezinde Fronters in de loopgraven weet een nieuw publiek aan te trekken, en kan zowel traditionele als nieuwe mediakanalen bereiken. De Facebookpagina Bloemen voor Helden is, met meer dan 5000 volgers, een heus digitaal platform geworden voor de herdenking van de Frontbeweging. VOS heeft tevens met de eerste wetenschappelijke uitgave van de Open Frontbrieven, onder redactie van Guy Leemans, Raf Praet, Luc Vandeweyer en Frans-Jos Verdoodt, de stichtingsteksten van de IJzertoren een nieuwe levensadem ingeblazen. VOS belichaamt de tijdloze ideale van de IJzertoren: Vlaamse soevereiniteit en een streven naar vrede. Een Museum van Vlaanderen in de 21e eeuw heeft VOS terug nodig in het centrum van zijn beleidsvorming.

Het culturele middenveld dat Vlaanderen en vrede uitdraagt staat voor vele uitdagingen, maar ook voor vele kansen. Een langetermijnvisie, die uitgaat van de tijdloze troeven en waarden van de IJzertoren, kan Vlaanderens toren omvormen tot een heus Museum van Vlaanderen.

Raf Praet (1989) studeerde klassieken aan de universiteit van Gent. Na twee jaar als onderzoeksmedewerker in de byzantinistiek aan deze universiteit, voltooide hij zijn doctoraatsstudies in de oude geschiedenis aan de universiteiten van Groningen en Gent.  

Meer van Raf Praet
postRaf Praet7/12/2018

De Frontbeweging speelde in op de rol van de VS na het einde van de Grote Oorlog. VOS Vlaamse Vredesvereniging haalt die banden terug aan.

Commentaren en reacties