De 16-jarige Antwerpenaar Steven B., overleden aan de hem toegebrachte steekwonden in een straatgevecht, blijkt in een recent verleden zelf zijn moordenaar met messteken te hebben bewerkt. We hebben het hier over een afrekening binnen een grootstedelijke bendeoorlog, dat is niets nieuws. Meestal zijn drugs of een fout gelopen deal de aanleiding. Pikant is wel dat deze straatoorlog een muzikale dimensie heeft: dreigboodschappen - zowel tegenover vijandelijke bendes als tegenover verraders binnen de eigen groep - worden verpakt in drillrap.…
Niet ingelogd - Plus artikel - log in of neem een gratis maandabonnement
Uw Abonnement is (bijna) verlopen (of uw browser moet bijgewerkt worden)
Uw (proef)abonnement is verlopen (of uw browser weet nog niet van de vernieuwing)
De 16-jarige Antwerpenaar Steven B., overleden aan de hem toegebrachte steekwonden in een straatgevecht, blijkt in een recent verleden zelf zijn moordenaar met messteken te hebben bewerkt. We hebben het hier over een afrekening binnen een grootstedelijke bendeoorlog, dat is niets nieuws. Meestal zijn drugs of een fout gelopen deal de aanleiding. Pikant is wel dat deze straatoorlog een muzikale dimensie heeft: dreigboodschappen – zowel tegenover vijandelijke bendes als tegenover verraders binnen de eigen groep – worden verpakt in drillrap. Dat zijn ritmische spreekkoren, begeleid door trage beats en donkere bassen, waarin ook een flink stuk afkeer van de maatschappelijke orde, het systeem, de politie, en zowat alles is vervat.
Oorlogszucht en jonge mannen
Het fenomeen is – wat dacht u – uit Noord-Amerika en de Angelsaksische scène overgewaaid. Sommigen beschouwen het als een volwaardig muziekgenre, dat hier en daar wordt opgepikt door ‘alternatieve’ producers, maar die recuperatie wordt door de ‘echten’ niet getolereerd. Het blijven strijdgezangen die geweld verheerlijken, terwijl er ook met echt wapentuig, en niet bepaald aardappelschillers, wordt gezwaaid. Youtube blijft het favoriete kanaal, waar nauwelijks controle is op content. Leve de vrije expressie. Denk vooral niet dat het louter om allochtonen gaat: ook blanke Vlaamse tieners gaan er voluit voor.
We hebben dus Oekraïne, Afghanistan, en al die andere planetaire brandhaarden, maar er worden ook oorlogjes uitgevochten dichtbij, op elk niveau. Die bende-afrekeningen lijken een ver-van-ons-bed-show, tot we in de goot struikelen over zo’n vermoorde snotaap die onze zoon of kleinzoon had kunnen zijn. Gelukkig hebben we een ideologie die het wat exorciseert. Bent u rechtsdraaiend, dan ziet u dit ongetwijfeld als een fenomeen van zedenverwildering en algemene verloedering, een probleem van gezag, ouders die niet op hun kinderen letten, de rekkelijke moraal van een stuurloze samenleving. Vanuit een linkse optiek komt u zonder twijfel af met de gekende riedel over kansarmoede en discriminatie, waaruit dan een soort pamperdoctrine ontstaat: we moeten deze jongeren begrijpen, opvangen, kansen geven, waarna ze die messen wel zullen opbergen, en blabla.
Om deze twee cliché-voorstellingen te overstijgen, spring ik op de allerlaatste vluchtheuvel: deze van de wetenschap, meer bepaald de antropologie. Vergeet de moraal, relevant is wat er in die breinen omgaat, en welke processen dat aansturen. Welke energieën geven aanleiding tot zo’n eruptie van nihilistische geweldverheerlijking, tot op het suïcidale af? U hoort me komen: de oorlogszucht is inherent aan jongemannen. Hoe ze ontstaat en zich ontwikkelt, dat verschilt qua ruimte en tijd. De ene keer wordt er gerapt, de andere keer klinkt het Horst Wessellied. Oeps, daar heb je de vervloekte nazi-parafernalia.
Rebel without a cause
In mijn boek ‘De langste mars’, verschenen in 2018 naar aanleiding van 50 jaar mei ’68, probeer ik de politieke mythe van die meirevolte te ontkrachten. Ik vat heel dat barrikadenspektakel op als een puberale revolte van jongemannen die zich verveelden, met hun testosteron geen blijf wisten en de boel kort en klein sloegen. Uiteraard waren het systeem en alle symbolen van vaderlijk gezag het mikpunt, maar de meesten wisten niet echt waartegen ze juist protesteerden. De hormonen dus, en de meimaand als het ideale tijdstip voor een Sacre du Printemps.
Het verschil met de drillrappers is het milieu: mei ’68 was geen zaak van grootstedelijke crapuul maar van ‘deftige’ middenklasse-jongeren, door opruiers als Daniel Cohn-Bendit opgezweept, maar die toch een diploma wilden halen. Daardoor was het ook snel afgelopen: op 30 mei hield president Charles de Gaulle zijn fameuze radiotoespraak, ging iedereen terug naar de les en kon de ‘Lange Mars door de Instellingen’ beginnen. Ik was in ’68 maar veertien. Was ik achttien geweest en had ik in Leuven of Parijs gestudeerd, ik had zonder twijfel ook met kasseien naar politiewagens gemikt. Was ik vijftien jaar geleden in een Londense achterbuurt geboren, dan speelde ik geen piano maar ging al rappend en messenzwaaiend door het leven. Tijd en ruimte dus.
Dat brengt me op een stukje familiegeschiedenis. In 1942 trok mijn vader op 17-jarige leeftijd naar het Oostfront. Zeker niet uit Christelijke gedrevenheid om tegen de ‘goddeloze bolsjevieken’ te vechten, en ook niet uit sympathie met de Duitsers. Er was van huis uit het flamingantisme en de ontgoocheling van de Frontbeweging, waarin zijn vader – mijn grootvader dus – had gemiliteerd. Dat was de historische context. Maar in zijn laatste levensjaren bekende mijn vader, via een soort mini-memoires die ik noteerde, dat hij zich aanmeldde omdat het gewoon kriebelde en dat hij ‘wel eens wat wou beleven’. Actie en avontuur, in de saaie plattelandsgemeente waar niks te beleven viel. In se was hij een ‘rebel without a cause’. Dat vond ik een buitengewone bekentenis: dat achter de ideologische alibi’s een biologische realiteit schuil gaat van een zich vervelende tiener en het opborrelende testosteron. Als bij wonder heeft hij het overleefd, anders had u ook deze column niet kunnen lezen.
Militaire educatie
Het idee dat jonge mannen een uitlaatklep zoeken voor hun agressiviteit, indruk willen maken op het vrouwelijk geslacht, en gewoon hun hormonale drift volgen, verbindt ogenschijnlijk uiteenlopende fenomenen als de Oostfronters, de 68-ers, de drillrappers, en – horresco referens – misschien zelfs de Syriëstrijders. Andere context, zelfde biologische wetmatigheid. Vooral het laatste voorbeeld toont hoe pervers de ‘rebel zonder zaak’ evolueert tot een ‘rebel voor een foute zaak’. De Hitlers en Poetins liggen op de loer om de driftige jongemannen te recupereren tot kanonnenvlees.
Het testosteron is onontwijkbaar, maar kan de energie die ermee gepaard gaat, gekanaliseerd worden? Net om te vermijden dat jonge viriliteit ontspoort, of gefnuikt wordt, of misbruikt wordt als kanonnenvlees, denk ik dat die drillrappende gabbers, mits een beetje geduld en toewijding, voor een betere zaak kunnen worden ingezet. U denkt aan sigarettenpeuken oprapen, maar ik zie het breder. Een algemene dienstplicht van twee à drie jaar zou een oplossing kunnen zijn. Het afschaffen van die dienstplicht was een grote vergissing. Zelfs deftige opiniemakers als Jonathan Holslag pleiten voor een herinvoering. Maar dan niet alleen om de Russen of de Chinezen tegen te houden. Het leger is gewoon dé plek om testosteron te verbranden, veilig en gecontroleerd. Een vorm van militarisering is nuttig en heilzaam. Jeugdbewegingen en sportverbonden kunnen dit educatief voorbereiden.
Dat en de seksuele educatie uiteraard. De natuur heeft seks niet alleen uitgevonden voor de voortplanting, maar vooral om de krijger en de jager tot rust te brengen, en de maatschappij enigszins te stabiliseren. Laat de messen vallen en beoefen de liefde. Te weinig vrouwelijke aanwezigheid maakt de soldaat psychotisch en herleidt seks tot oorlogscriminaliteit. Dat heel de genderproblematisering (‘Mama, ben ik nu een jongen of een meisje?’) deze vanzelfsprekendheid miskent, bewijst dat het wokisme in se destructiever is dan het zogenaamd seksistisch mensbeeld.
Ziezo, dat was nodig na de Kerstboodschap van Filip die de problemen allemaal zo complex vindt. In feite is het allemaal heel simpel. Si vis pacem, para bellum (wil je vrede, bereid je dan voor op de oorlog), afgewisseld met make love, not war. Met die twee motto’s wil ik 2023 wel ingaan. U toch ook?