Vanaf 2027 zal elke Waalse leerling op de lagere school dus verplicht Nederlands krijgen, een ingreep om eindelijk verandering te brengen in de problematische kennis van onze taal bezuiden de taalgrens. Superlatieven kwamen tekort om de maatregel te overladen. Over enkele jaren volgt de obligate lakmoesproef, maar gezien de lange voorgeschiedenis op dit vlak vrezen we dat de spoeling dunner zal zijn dan voorspeld. Sommige uitspraken kunnen een mens blijven achtervolgen. Vraag het maar aan Laurette Onkelinx die destijds poneerde…
Niet ingelogd - Plus artikel - log in of neem een gratis maandabonnement
Uw Abonnement is (bijna) verlopen
Uw (proef)abonnement is verlopen (of uw browser weet nog niet van de vernieuwing)
Vanaf 2027 zal elke Waalse leerling op de lagere school dus verplicht Nederlands krijgen, een ingreep om eindelijk verandering te brengen in de problematische kennis van onze taal bezuiden de taalgrens. Superlatieven kwamen tekort om de maatregel te overladen. Over enkele jaren volgt de obligate lakmoesproef, maar gezien de lange voorgeschiedenis op dit vlak vrezen we dat de spoeling dunner zal zijn dan voorspeld.
Sommige uitspraken kunnen een mens blijven achtervolgen. Vraag het maar aan Laurette Onkelinx die destijds poneerde dat alle Waalse leerlingen in 2001 tweetalig zouden zijn. We schrijven 1996, een politieke eeuwigheid geleden. In die jaren werd het land nog geleid door ene Jean-Luc Dehaene (CD&V), kende de Vlaamse regering een drive door Luc Van den Brande (CD&V) en hadden de latere premiers Alexander De Croo (Open Vld) of Charles Michel (MR), beide van bouwjaar 1975, amper de kaap van de 20 overschreden. Met enig cynisme kan anno 2023 met zekerheid gesteld worden dat Onkelinx’ doelstelling niet gehaald is. Zelf zette ze inmiddels een punt achter haar actieve politieke carrière en is het qua Waalse tweetaligheid nog steeds huilen met de pet op.
Immersieonderwijs
Anders dan in Brussel, staat het Waalse leerlingen in het Franstalig onderwijs vrij hun tweede taal te kiezen. En waar Engels en Nederlands aanvankelijk nog op voet van gelijkheid stonden, won de taal van Shakespeare systematisch meer terrein, inmiddels uitgegroeid tot meer dan 60%. Er is natuurlijk het fenomeen van de immersiescholen, instellingen waar een deel van de lessen in net die andere taal gegeven worden. Ook hier kan dit Nederlands of Engels zijn, ook al moet erkend worden dat het op de meeste plaatsen onze taal is die aangeleerd wordt. Op zich erg lovenswaardig, maar in het licht van het totale aanbod van de Communauté Wallonie-Bruxelles, een ongrondwettelijk aanpassing van de officiële benaming Communauté Française, blijft dit een erg bescheiden aandeel.
Toch kan een groeiend enthousiasme voor dit type onderwijs niet ontkend worden. Het vinden van de geschikte leerkrachten is echter de zwakke schakel, en daar heeft de herindeling van de schoolvakanties in het Franstalig onderwijs geen goed aan gedaan. Zopas nog trokken ontevreden ouders van leerlingen in immersiescholen boos naar onderwijsminister Caroline Désir (PS). Steeds meer (Nederlandstalige) leerkrachten blijken af te haken omwille van de onverenigbaarheid tussen de vakantieregeling op de werkvloer, en die in hun privésfeer. Simpel gesteld: het Nederlandstalig onderwijs heeft deze twee weken paasverlof, terwijl de Franse gemeenschap die pas tijdens de eerste weken van mei ingepland heeft. Het heet dan trouwens ook geen paasverlof (al een tijdje niet meer), maar wel ‘vacances de printemps’. Net zoals ‘Noël’ vervangen werd door ‘hiver’. Zelfs ‘carnaval’ voor de krokusvakantie moet eraan geloven, dat heet gewoonweg ‘congé de détente’. Maar goed, de nomenclatuur is een verhaal op zich, en vooral symptomatisch voor een maatschappelijk probleem op zich. Terug echter naar de tweetaligheid.
De consensus over het verleden is makkelijker te bereiken dan die over de toekomst. Hoe vaak hoorden we Franstaligen het niet hebben over de kapitale fout destijds niet voor algehele tweetaligheid gekozen te hebben. Met enige schroom moet dan toegegeven worden dat dit een expliciete Waalse eis was. Tweetaligheid in la Belgique à papa stond immers synoniem voor het verliezen van tal van privileges, niet in het minst in de administratie. Niemand kan de klok terug draaien, maar wel een blik werpen op de boodschap. Decennia verder en nauwelijks kan een verbetering op het gebied van de kennis van het Nederlands ontwaard worden bij Walen (en Brusselaars, maar dat is nu even hors du sujet).
Sceptische vreugde
Maar er is ook goed nieuws. 2027 moet een keerpunt worden, liet Désir een tijdje geleden weten. Vanaf dan zullen Waalse kinderen van het derde jaar lagere school verplicht Nederlands als tweede taal krijgen, op enkele plaatsen zal dat Duits zijn. ‘Per slot zijn dit de drie nationale talen’, benadrukte de excellentie. De analyse is van een logische eenvoud, maar dat was ze de voorbije decennia toch ook?
Voor Politicoloog Dave Sinardet, een fervente liefhebber van dit koninkrijk, is dit ‘een grote stap vooruit’. Of dit niet wat te optimistisch is, zal de toekomst uitwijzen. Wel is hij consequent wanneer hij stelt te ijveren voor ‘een wettelijk verplichte tweetaligheid voor wie tot de federale regering toetreedt’ (La Libre, 9.1.2023). We weten natuurlijk wie over dergelijke toetredingsvoorwaarden beslist… Deze verandering in het Franstalig onderwijs botst alvast op een eerste hindernis: leerkrachten. Geschat wordt dat er 370 gevonden moeten worden, geen sinecure in deze tijden. Het cijfer komt trouwens van Caroline Désir zelf. Er is meer vreugde voor één zondaar die zich bekeert, dan voor negenennegentig rechtvaardigen die geen bekering nodig hebben. In het licht van al het voorgaande is het toch vreugde met enige scepsis die ons vervult.