JavaScript is required for this website to work.
Binnenland

Wanneer is de N-VA incontournable?

Bart Maddens27/6/2013Leestijd 4 minuten

Als de V-partijen in 2014  samen geen meerderheid halen, dan verdwijnen ze samen naar de oppositie, zegt Bart Maddens.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Ik schreef het al tot vervelens toe, maar sinds enige tijd wordt die analyse door meer en meer  waarnemers gedeeld : indien de N-VA niet incontournable wordt, zal de partij zowel op Vlaams als federaal niveau buitenspel worden gezet. Nu de Vlaamse politici de eis hebben laten vallen dat een federale regering ook een meerderheid moet hebben langs Vlaamse kant, is het mathematisch haast onmogelijk  dat de N-VA federaal onmisbaar wordt. Dus zullen op 25 mei volgend jaar alle ogen gericht zijn op de resultaten voor het Vlaams Parlement.

61 zetels nodig

Bij de bespreking van peilingsresultaten zijn de media vooral gefocust op het resultaat van N-VA.  Er bestaat een bevreemdende  remming om het resultaat van N-VA op te tellen met dat van Vlaams Belang (zie hierover ook de analyse van Peter De Roover van 18 juni. Nochtans zal precies dat gezamenlijke resultaat van cruciaal belang zijn. Van zodra de V-partijen de kaap van 61 (van de 124) zetels halen, kan er geen Vlaamse regering gevormd worden zonder N-VA. We mogen er immers van uitgaan dat de traditionele partijen geen anti-N-VA coalitie op de been zullen willen brengen met de steun van het UF (dat hoogstwaarschijnlijk opnieuw één zetel zal halen). Louter mathematisch bekeken maakt het eigenlijk niet zoveel uit hoeveel procent of hoeveel zetels  N-VA afzonderlijk haalt. De N-VA kan op zijn eentje 60 zetels halen en toch opzij worden geschoven (als het Vlaams Belang geen enkele zetel haalt). Het andere uiterste is dat  N-VA slechts één zetel haalt en toch incontournable wordt als het Vlaams Belang er 60 haalt.  

Deze extreme voorbeelden illustreren hoe het nuttige gewicht van  de N-VA zetels puur afhankelijk is van het aantal Vlaams Belang-zetels. Dit heeft een aantal voor de hand liggende strategische implicaties. Als de N-VA zich radicaal profileert kan de partij zetels inpikken van Vlaams Belang, maar er tegelijkertijd verliezen aan de traditionele partijen. Op die manier blijft het zetelaantal van de N-VA constant, maar daalt het aantal V-zetels , en dus de kans dat de N-VA zetels nuttig kunnen worden ingezet. Als de N-VA daarentegen naar het centrum verschuift, kan de partij zetels verliezen aan het Vlaams Belang, maar er winnen bij de traditionele partijen. Het zetelaantal van de N-VA blijft opnieuw constant, maar voor het V-blok is het zuivere winst en de kans dat de zetels van de N-VA nuttig kunnen worden gebruikt stijgt.

Vorige week nog schreef Bart Brinckman domweg dat de N-VA incontournable wordt met 30% (De Standaard van 20 juni). Dat is natuurlijk onzin. De cruciale vraag is vanaf welk percentage het V-Blok  de kaap van 61 zetels rondt. Dat percentage kan niet exact worden berekend, wel  geschat op basis van simulaties. Het gemiddeld  procent voor de V-partijen over alle peilingen sinds de verkiezingen van 2010 bedraagt 47,2% (35,1% N-VA, 10,5% VB, 1,6% LDD).  Als we voor elke peiling een zetelverdeling in het Vlaams Parlement simuleren, dan bekomen we een gemiddelde van 60,7 zetels (47,8 N-VA, 12,6 VB en 0,3 LDD). In 13 van de 28 peilingen wordt de kaap van 61 gehaald. De 61-drempel wordt bijna nooit gehaald onder de 47%,  meestal wel daarboven. 

We kunnen drie periodes onderscheiden. Vóór het breukmoment van juli 2011 toen N-VA buitenspel werd gezet, haalt het V-Blok bijna nooit de 61-drempel in de peilingen.  Het gemiddeld percentage voor de V-partijen is in die periode 46,6%, het gemiddeld zetelaantal 58,4.  In de periode van juli 2011 tot vóór de lokale verkiezingen van 14 oktober 2012 wordt de 61-drempel bijna altijd gehaald.   Het gemiddeld percentage voor de V-partijen is in die periode 48,4%, het gemiddelde zetelaantal 62,8. In de periode nadien liggen de gemiddelden weer wat lager: 46% voor de stemmen en 59,9  voor zetels. Het beeld is nu sterk wisselend, alsof de peilingbureaus nog geen richting hebben gekozen. De 61-drempel wordt drie keer wel gehaald en vijf keer niet.

Alternatief PVDA

Het simuleren van een zetelverdeling op basis van peilingsresultaten is uiteraard geen exacte wetenschap. Mijn simulaties zijn gebaseerd op een model waarbij de partijstemmen worden verdeeld over de kieskringen op basis van de feitelijke verdeling bij de Kamerverkiezingen van 2010.   Wat dit concreet betekent, kan het best worden geïllustreerd aan de hand van LDD. Deze partij haalt nooit de 5%-drempel in de peilingen. Als je simpelweg in elke kieskring apart de zetels verdeelt op basis van het resultaat van de peiling, dan haalt LDD geen enkele zetel.  Maar als je er rekening mee houdt dat de stemmen van LDD voor 40% in West-Vlaanderen geconcentreerd zitten, dan haalt LDD soms wel nog een zetel. Dit is het geval vanaf ongeveer 2,5% in de peilingen. Dit neemt niet weg dat LDD een soort wildcard blijft in dit verhaal. In sommige recente peilingen haalt LDD nog meer dan 3% en dus een zetel in West-Vlaanderen, in andere peilingen wordt LDD zelfs niet meer vermeld. Het percentage van LDD is vaak cruciaal. Als het V-blok boven de 47% klimt in de peilingen, maar toch de 61-drempel niet bereikt, komt dat altijd omdat LDD een aantal nutteloze procenten aan het V% toevoegt. Zelfs al haalt LDD de West-Vlaamse zetel, dan nog blijft 60% van het LDD-percentage onbenut. Dat speelde het V-blok ook al parten in 2010 (zie hierover mijn bijdrage in Doorbraak van januari 2011: Het rendement van de V-stemmen). Als LDD nog zou meedoen aan de verkiezingen, dan zou de partij best enkel in West-Vlaanderen opkomen (en als het even kan met Jean-Marie Dedecker als lijsttrekker voor het Vlaams Parlement in plaats van voor de Kamer).

Een andere onbekende factor is de PVDA. Naar verluidt zou die partij wel eens dé verrassing van de verkiezingen kunnen worden, maar dat zei men zowel in 2009 en als in 2010. De PVDA heeft die verwachtingen nooit ingelost, tenzij hier en daar bij de lokale verkiezingen. Bij de provincieraadsverkiezingen kwam PVDA (met 2,1% in totaal) in geen enkele kieskring dicht in de buurt van de vijfprocent- drempel. Volgens de jongste peiling van De Morgen en Le Soir, zou ze 3,3% halen.  Net zoals bij LDD zitten de PVDA-stemmen sterk geconcentreerd in één kieskring, namelijk voor ongeveer 40% in Antwerpen. Het gevolg is dat PVDA met die 3,3%  ei zo na een zetel haalt in die kieskring. Als Peter Mertens erop rekent dat zijn partij volgend jaar minstens één zetel haalt (De Morgen 17 juni), dan is dat dus niet onrealistisch. In elk geval kunnen de V-partijen enkel maar hopen dat hij gelijk krijgt. Want in dat geval wordt het speelveld van de traditionele partijen nog kleiner.  

Stel dat de PVDA inderdaad één zetel haalt in het Vlaams Parlement, dan zakt de blokkeringsdrempel van 61 naar 60 zetels  (als we ervan uit mogen gaan dat de traditionele partijen niet afhankelijk willen worden van PVDA-gedoogsteun). Die 60-drempel wordt in 17 van de 28 peilingen gehaald. Een stem voor de PVDA kan met andere woorden een nuttige stem zijn voor de V-partijen. Dit is alvast een interessante tip voor linkse Vlaams-nationalisten die het niet over hun hart kunnen krijgen om voor N-VA, Vlaams Belang of LDD te stemmen. 

<Vindt u dit artikel informatief? Misschien is het dan ook een goed idee om ons te steunen. Klik hier.>

Bart Maddens (1963) is germanist en politieke wetenschapper. Als student was hij actief in het KVHV van Leuven en in de Volksunie-Jongeren. In de jaren 1990 was hij lid en bestuurder van het IJzerbedevaartcomité. Vandaag publiceert hij regelmatig opiniestukken over de Vlaamse Beweging en de staatshervorming. Hij is auteur van onder meer 'Omfloerst separatisme. Van de vijf resoluties tot de Maddens-strategie'. 

Commentaren en reacties