JavaScript is required for this website to work.
post

Wat heeft C02 te maken met ‘klimaatrampen’?

Over zin en onzin van Weer Attributie

Eric Blondeel 14/11/2021Leestijd 4 minuten

foto © Belga

Telkens weer wijzen media en klimaatwetenschappers op het verband tussen C02 uitstoot en klimaatrampen. Onzin, volgens Eric Blondeel.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

In een vorig artikel hebben we aangetoond dat CO2 door het verzadigingseffect slechts een marginale rol speelt om de huidige temperatuurstijgingen te verklaren. De klimaatmodellen zijn totaal waardeloos als beleidsinstrument voor COP26 omdat ze temperaturen voorspellen die 2,5 à 3 keer hoger liggen dan de realiteit waarbij men het  alarm van de modelleerders negeert. Exacte berekeningen leveren een onmeetbaar kleine antropogene CO2 impact om decarbonisatie te bepleiten.

Een tweede aangevoerd argument vanuit COP26 om decarbonisatie te eisen, zijn ‘klimaatrampen’ met CO2 als hoofdoorzaak. De wetenschappelijke term is: ‘Weer Attributie’: het onderzoek naar de koppeling tussen humane invloed en klimaat/weerverschijnselen.

Gebrek aan inzicht

Klimaat wordt gedefinieerd als een 30-jarig gemiddelde over gans de wereld, een integraal over plaats en tijd van het weer, dat een lokaal en tijdelijk verschijnsel is. Frequent worden onterecht weerverschijnselen gelijkgesteld aan klimaatverandering/verstoring, wat getuigt van een totaal gebrek aan inzicht.

Uit de fysica is bekend dat warmtetransport in gassen zichzelf optimaliseert, en overschakelt op turbulentie bij hoge energiegradiënten. Voor onze dampkring is dit niet anders met het voorkomen van cyclonen en anticyclonen als een chaotisch niet lineair systeem. Dat verklaart het voorkomen van lokale extremen in weerpatronen over de eeuwen heen. De chaostheorie geeft immers aan dat de grootse stabiliteit optreedt op de grens van de instabiliteit.

Vanuit de alternatieve klimaatwetenschap en VN/EU tenoren, inclusief onze premier, worden verwoede pogingen gedaan om de recente weerfenomenen als klimaatrampen van antropogene oorsprong te catalogeren, en deze in een wetenschappelijk sausje te gieten. Dat is de ‘weerattributie’, zoals bij Van Oldenborgh van het KNMI die het bewijs ziet bij gebrek aan andere bewijzen  ‘was virtually impossible without human-caused climate change ‘. Dat is een bewijsvoering die het voor een rechter nooit zou halen, laat staan wetenschappelijke waarde schraagt, maar veel aandacht krijgt.

Hockey Stick

De wetenschappelijke benadering werd door Allen en Tett voorgesteld in 1999 als een veralgemeende kleinste kwadranten regressie methodologie (GLS) voor het ontleden van patronen van klimaatverandering voor attributiedoeleinden. Zij stelden een ‘Residual Conistency Test’ (RCT) voor om de GLS-specificatie te controleren. Een methode gekend als ‘optimal fingerprinting,’ die recent nog gecontesteerd werd door prof. R. McKitrick gespecialiseerd in klimaateconomie, die vroeger ook de Hockey Stick wetenschapsfraude aan het licht bracht. Los van deze theoretische beschouwingen is het duidelijk dat dergelijke statistische methoden onvoldoende resolutie bezitten om het nagenoeg onmeetbaar  <1% antropogeen temperatuureffect bloot te leggen als oorzaak van de huidige “klimaatrampen” ( bosbranden, overstromingen, droogte ).

Gecombineerde natuurrampen zijn het gevoeligst aan verandering, drie studies  vanaf 1966 tot 2020 konden geen toename aantonen, en maken brandhout van de nieuwe IPCC-benadering via ‘optimal fingerprinting’ als attributenstudie om toch maar de connectie te kunnen aantonen. Lokale zomerse stortregens en overstromingen zijn een vast patroon in het Noordelijk halfrond, getuige het zwaarste Donau overstromingsniveau op het stadhuis in Pasau van 15 augustus 1501.

Gebrek aan objectiviteit

Het 4000 bladzijden tellende IPCC WG1 AR6 rapport is massief en nog steeds niet gefinaliseerd. Het is sterk gespecialiseerd waarbij het risico ontstaat dat een generalistische visie verloren gaat. Ook de boodschap is soms verwarrend ( vergelijk blz. 1-109 lijn 50 met de daaropvolgende lijn 15 tot 20). Globaal genomen erkennen specialisten dat het hoofdstuk over extreem weer uitstekend is.

Een aantal onderzoekers wijzen nu al op tekortkomingen: McKitrick voert aan dat het IPCC-denkwerk uitgaat van het feit dat voor het grootse deel van de klimaatverandering de broeikasgassen de oorzaak zijn, om dan in verdere studies broeikasgassen als de oorzaak van klimaatverandering aan te wijzen. Dit is duidelijk betekenisloos en analoog aan de globalwarmingindex.Org . Prof. R. Pielke ziet in dit rapport een omslag met 2013 waarbij de toen meest waarschijnlijke scenario’s nu een zeer lage waarschijnlijkheid krijgen en medeoorzaak zijn van niet-realistische resultaten uit modellen . Tevens is bekend dat het IPCC soms objectiviteit mist. Bij 54 studies over extreem weer waren er 53 zonder vermelding van attributie. Toch verkoos IPCC die ene, er waren 1216 genormaliseerde rapporten over schade door tropische cyclonen maar IPCC weerhield enkel de 25 studies die een tendens vertoonden.

Vergroening

Het IPCC gebruikt in zijn beoordeling van weerfenomenen twee criteria, (1) ‘detection’ of het vaststellen van een verandering enkel op statistische basis en (2) ‘attribution’ of de aanwijsbaarheid als menselijke oorzaak. Twee elementen zijn belangrijk, namelijk intensiteit en frekwentie. Het probleem is hoe lage intensiteit met hoge frekwentie of omgekeerd geïnterpreteerd moet worden, zo staat hevige regenval niet noodzakelijk gelijk met overstroming.

Dat CO2 plantenvoedsel is met een vergroening tot gevolg wordt niet meegenomen, ook niet de enorme stijging van de voedselproductie ( 50% per10 jaar) die toelaat een steeds maar aangroeiende bevolking te voeden , met een steeds dalende hongersnood, worden niet als positieve effecten van CO2 in de balans gelegd. Agro-ecologie is sterk gebonden aan aardgas en methaan. Deze teniet doen ten voordele van een onmeetbaar antropogeen effect  komt neer op een “misdaad tegen de menselijkheid” vanwege de VN.

Wereldwijde verarming en menselijke leed

De IPCC-conclusies verrassen: overstromingen, orkanen, tropische cyclonen, meteorologische en hydrologische droogtes komen niet vaker voor. Ook tornado’s, hagel, bliksem of harde wind niet. Hittegolven komen echter vaker voor, evenals extreme neerslag, tevens zijn twee (beperkte) nevencategorieën van droogte, namelijk agrarische en ecologische droogte toegenomen. Het is dan ook zeer aantrekkelijk, zoniet verleidelijk, voor activisten en media om te focussen op deze beperkte extreme gebeurtenissen (die onnauwkeurig samengevat werden in de SPM) en die extreem uit te vergroten en niet te letten op de totaliteit. Daarbij hebben agrarische en ecologische droogte weinig met broeikasgassen te maken en toch wordt dit aangegrepen om CO2 te weren en decarbonisatie te promoten op de COP26 en schadevergoeding te eisen van het westen. Het is dan ook hoog tijd om aan te geven dat de stem van objectieve wetenschap en haar communicatie hier uiterst belangrijk is en niet mag genegeerd worden.

Uit de conclusie van IPCC WG1 AR6 en andere studies is af te leiden dat eerder externe invloeden en menselijk handelen te maken hebben met de huidige weerfenomenen dan broeikasgassen, dit in tegenstelling tot wat media menen te lezen in de IPCC SPM-publicatie. Decarbonisatie is dan ook de slechtst mogelijke keuze die niets aan de huidige evolutie kan wijzigen maar wel een zware verarming en menselijk leed en slachtoffers zal inluiden.

Dr. Ir. Eric Blondeel heeft een internationale carrière uitgebouwd in fundamenteel en toegepast wetenschappelijk onderzoek

Commentaren en reacties