'Werknemer ontslaan door langdurige ziekte? 1.800 euro in de pot', dat blokletterde het dagblad De Standaard op zijn voorpagina van 13 oktober ll. De krant verduidelijkte: ‘Bedrijven zullen 1.800 euro moeten storten per werknemer die ze ontslaan wegens medische overmacht’. Waarover gaat het? Alarmerende cijfers Belgen waren wellicht de moedigsten onder de omliggende landen, maar zijn vandaag allicht niet de meest werklustigste wanneer je de cijfers vergelijkt met onze buren. De cijfers over onze werkwilligheid spreken boekdelen. Onderstaande figuur werd…
Niet ingelogd - Plus artikel - log in of neem een gratis maandabonnement
Uw Abonnement is (bijna) verlopen (of uw browser moet bijgewerkt worden)
Uw (proef)abonnement is verlopen (of uw browser weet nog niet van de vernieuwing)
‘Werknemer ontslaan door langdurige ziekte? 1.800 euro in de pot’, dat blokletterde het dagblad De Standaard op zijn voorpagina van 13 oktober ll. De krant verduidelijkte: ‘Bedrijven zullen 1.800 euro moeten storten per werknemer die ze ontslaan wegens medische overmacht’. Waarover gaat het?
Alarmerende cijfers
Belgen waren wellicht de moedigsten onder de omliggende landen, maar zijn vandaag allicht niet de meest werklustigste wanneer je de cijfers vergelijkt met onze buren. De cijfers over onze werkwilligheid spreken boekdelen. Onderstaande figuur werd geput uit een studie door de dienstverlener aan ondernemingen Securex: ‘Absenteïsme in 2017. Kleine en grote ondernemingen: andere problematiek, andere aanpak’.

De publicatie is al enkele jaren oud, maar de stijgende tendens die op onderstaande grafiek in 2017 wordt onderbroken is in de tussentijd rustig blijven stijgen… Het einde is dus niet in zicht. En, let wel: het gaat hier om cijfers uit pre-coronatijden, hoewel de sterk stijgende cijfers naar een epidemie lijken te verwijzen. Maar misschien gaat het wel om de ene of andere vorm van een epidemie?
Langdurige ziekteverzuim
Vroeger konden alleen onze noorderburen zulke cijfers voorleggen, maar sindsdien heeft de Nederlandse regering de werkgevers ter zake geresponsabiliseerd. Nederlandse werkgevers draaien nu zelf grotendeels op voor het langdurige ziekteverzuim. Bij ons worden die onkosten allemaal gemutualiseerd door de ziekteverzekering. In de cijfers hebben België en Nederland van plaats gewisseld.
Het gaat hier om cijfers ter beschikking gesteld door de RVA en het RIZIV, en verwerkt in een VOKA-publicatie die alweer vijf jaar oud is. Binnen een tijdsspanne van nauwelijks tien kalenderjaren (2006-2007) is het globale aantal personen dat uit de arbeidsmarkt is gevallen nagenoeg stabiel gebleven.
Alleen het patroon van niet-werken is grondig verschoven. Het aantal werklozen is sterk verminderd en het aantal potentiële beroepsactieven dat arbeidsongeschikt werd verklaard is sterk gestegen. In die mate dat zo’n stijging ongeloofwaardig overkomt. Momenteel telt ons land een half miljoen langdurig zieken die al langer dan één jaar arbeidsongeschikt zijn. Het is zonder meer duidelijk dat dit cijfer onredelijk hoog ligt.
Dat alles geurt op een kwalijke manier naar misbruik. Er zijn blijkbaar nogal wat landgenoten die liever niet uit werken gaan en zich kunnen vinden in een leven dat gestut wordt door uitkeringen. In functie van de controlemechanismen (toezicht op werkwilligheid) verschuift het patroon van onwerkzaamheid: van werkloosheidsvergoeding naar ziekteuitkering of omgekeerd.
De arbeidsgeneeskunde geeft een steuntje
Het werd steeds duidelijker dat onze federale reglementering inzake het gezondheidstoezicht op werknemer haar doel volledig is voorbijgeschoten. De arbeidsgeneeskunde had als originele bedoeling ondernemingen bij te staan in hun beleid ter bevordering van de veiligheid en de gezondheid op het werk.
De Franse regering wilde daar, na haar Londense ballingschap tijdens de tweede wereldoorlog, werk van maken maar pakte dit volledig verkeerd aan. Vooreerst werd de arbeidsgeneeskunde daar synoniem met onafzienbare aantal routinematige medische onderzoeken.
Intussen hebben ervaringsgegevens, gesystematiseerd door divers wetenschappelijk onderzoek, duidelijk gemaakt dat dit een weinig zinvolle activiteit is die bovendien het bedrijfsleven handenvol geld kost. Frankrijk heeft dat te langen leste ook ingezien en heeft enkele jaren geleden een punt gezet achter deze handel. Franse werknemers moeten voortaan niet meer jaarlijks onderzocht worden door een gespecialiseerd arts.
Tijdrovend en duur
België blijft, naast Luxemburg (niet toevallig twee landen wier reglementair kader sterk door Franse concepten werd beïnvloed), evenwel halsstarrig zweren bij deze achterhaalde manier van doen. Daardoor zadelt ons land de eigen ondernemingen op met een tijdrovende en dure verplichting, zonder dat daartegenover een aantoonbaar nut bestaat. Maar ja: de syndicale organisaties zijn traditioneel voorstander van het routinematige gezondheidstoezicht op werknemers, hetgeen inhoudt dat een broodnodige reglementaire bijsturing onbespreekbaar is.
Nochtans gaat het in deze discussie niet louter over oneigenlijk gebruik van de geneeskunde (de betrokken artsen zijn de eersten om te beseffen hoe zinledig al die jaarlijkse medische onderzoeken wel zijn, die mate dat deze verplichtingen niet zozeer behoren tot overtrokken medische praktijken, maar eerder thuis horen onder de noemer ‘oplichterij’ of ‘zwendel’, zeker wanneer deze gepaard gaan met biomonitoring waarbij de behandeling van de stalen niet conform de goede labopraktijken mogelijk is).
Het Belgische reglementaire kader verplicht ruwweg de helft van de werknemers zich periodiek te laten screenen door de arbeidsarts. Wanneer deze medicus tot de vaststelling komt dat deze persoon om gezondheidsredenen ongeschikt is om zijn functie te blijven uitoefenen, mag de werkgever ‘medische overmacht’ inroepen en moet hij dit personeelslid laten gaan. Met dien verstande dat de Belgische regelgever een dergelijk gebeuren beschouwt als overmacht, waarbij de betrokken werknemer zijn/haar recht op werkloosheidsuitkeringen kan doen gelden.
Arbeidsarts
De ervaring wijst uit dat een arbeidsarts, die doorgaans een erg sociaal persoon is, zelden geneigd is om een werknemer arbeidsongeschikt te verklaren en dus diens broodwinnning afhandig te maken, tenzij de betrokkene daar zelf duidelijk om vraagt.
Het gebeurt inderdaad regelmatig dat werknemers om diverse redenen hun werkkring niet meer zien zitten. Maar ze nemen liever zelf dan geen ontslag omdat dan hun recht op werkloosheidsuitkeringen vervalt. Zich werkongeschikt laten verklaren door een arbeidsarts is dan meestal de gemakkelijkste piste om afscheid te nemen van de ziekmakende werkkring op een manier die toch enigszins bestaansmiddelen oplevert.
Een verkeerde oplossing
Deze problematiek is ongetwijfeld de federale minister bevoegd voor werk, de heer Pierre-Yves Dermagne, ter ore gekomen, die opteerde om de werkgever te pakken op zijn meest gevoelige orgaan (namelijk zijn portefeuille), en dus bedrijven te verplichten om 1.800 euro in een fonds te storten per werknemer die ze ontslaan wegens medische overmacht.
Een verstandiger zet ware geweest, te sleutelen aan de kern van de problematiek, namelijk te sabelen onze oeverloos gedetailleerde reglementering op het vlak van het gezondheidstoezicht op werknemers, waaraan de Codex over het Welzijn op het Werk een dik pak tekst wijdt.
Het beperken van het aantal onderworpen werknemers in het kader van het gezondheidstoezicht op werknemers zou deze praktijken grotendeels uitfaseren, en dat zou de samenleving als geheel en de ondernemingen zonder meer ten goede komen: een win-winsituatie dus. Maar daar zouden de syndicale organisaties sterk tegen gekant geweest zijn, en dus zal een PS-minister daartoe nooit overgaan.
Addertje onder het gras
Er zit evenwel één addertje onder het gras. Nu al zijn er te weinig arbeidsartsen om de vigerende reglementaire verplichtingen in het kader van het gezondheidstoezicht op werknemers uit te voeren. Nog een pakketje opdrachten op de stapel gooien gooien, is gedoemd tot mislukken. Er zijn gewoon te weinig arbeidsartsen om nog belangrijke bijkomende taken in verband met re-integratie van zieke werknemers behoorlijk uit te voeren.
En wie gaat dat allemaal betalen? En gaan onze kmo’s hiermee aan de slag kunnen? De arbeidsartsen komen in ons land immers vooral tot hun recht in grote ondernemingen, waar zij de werkomstandigheden kennen en daar doorgaans een vertrouwenspositie innemen.
Huiswerk niet gemaakt
Ik denk dus dat het kabinet van minister Pierre-Yves Dermagne zijn huiswerk onvoldoende heeft gemaakt, en zich wellicht heeft laten inpakken door arbeidsartsen die ook wel weten dat hun comfortabele leventje van weinig zinvolle medische routine-onderzoeken bedreigd zal worden zodra er een federale minister van Werk opstaat die bereid is om op dit vlak me den syndicale organisaties in de clinch te gaan.
Zij zoeken dus alternatieve opdrachten en een inzet in de strijd tegen het overmatige ziekteverzuim is hiervoor een substituut dat voor één keer inhoudelijk steekhoudt. Op voorwaarde dan dat hun belasting met betrekking tot het gezondheidstoezicht significant wordt teruggeschroefd. Maar daarover wordt zedig gezwegen.