JavaScript is required for this website to work.
Binnenland

Wider jeunen us ier goed!

De noeste West-Vlaming, steeds aan de slag: hoe je jezelf ook arm kunt werken

ColumnJohan Sanctorum2/11/2017Leestijd 3 minuten

Is tewerkstelling dan toch geen automatische opstap naar welvaart?

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Jobs, jobs, jobs. Dat is de mantra van een centrum-rechtse regering die ‘mensen aan het werk wil krijgen’, waarmee de algemene welvaart zal toenemen. Zo wordt althans beweerd. Willen mensen eigenlijk wel werk? In alle eerlijkheid, zeg zelf: neen. We willen een redelijk inkomen, goed leven, en we houden ons graag bezig. Maar “werk”? Komaan zeg. Alleen West-Vlamingen willen per se wérken. Waarom? Omdat West-Vlamingen onnozelaars zijn die zich laten uitbuiten. Ik mag dat zeggen, want ik ben er zelf een.
Nemen we de cijfers ter hand. De West-Vlaamse werkloosheidsgraad bedroeg in 2016 3,7%. Dat is zowat de laagste werkloosheidsgraad in heel Europa. Alleen Duitsland en Tsjechië doen beter. Iedereen aan het werk, iedereen content. Haalt men er evenwel de inkomenskaart voor België bij, dan blijken de West-Vlamingen (de streek van Knokke uitgezonderd) samen met de Noord-Limburgers tot de sukkelaars met de laagste inkomens in Vlaanderen te behoren. Vooral dan nog de regio Roeselare-Kortrijk, traditioneel verkocht als een economisch succesverhaal. Hoe valt dat te rijmen? Die riedel van jobs, jobs, jobs klopt van geen kanten. Je kan je namelijk ook arm werken.

In Duitsland, het grote gidsland voor rechts-liberale ideologen, is de werkloosheid laag maar het armoedecijfer schrikbarend hoog. Tien jaar na de Hartz-hervorming, die tot doel had mensen uit de werkloosheid te halen door onder andere het sneller afbouwen van de werkloosheidsuitkeringen, het introduceren van ‘sancties’, en de creatie van ‘mini-jobs’, is het aantal Duitsers dat wél werkt en toch niet normaal rond komt, meer dan verdubbeld. Bijna één op de tien van de Duitsers die werken moeten nu dus arbeiden om een inkomen te vergaren dat nog steeds minder bedraagt dan de armoedegrens. Arbeit macht frei.

De kleimens van Permeke

Terug naar de hardwerkende West-Vlaming. Natuurlijk zijn er ook goed boerende Westfluten zoals Baron Leon Bekaert, Marc Coucke en heel de familie De Clerck van de Beaulieugroep, bekend om hun fiscaal gesjoemel. Laatstgenoemde is een residu van de oude Vlaamse wevernijverheid die thuiswerkers spotgoedkoop producten liet afleveren die met een grote winst werden verder verwerkt of doorverkocht. Deze baronnen-grossisten zijn, samen met de grote herenboeren, de winnaars van de noeste vlijt van de Menapiërs. Het is de keerzijde van het West-Vlaamse particularisme, de kleimens van Permeke, en het sappige dialect dat we kennen van tv-series als Bevergem. Van de ruim honderd Vlaamse dialectwoorden voor “schommel” is de juttekoeker, zoals ze hem in de streek van Gistel noemen, veruit de meest pittoreske. En zopas werd het West-Vlaamse woord jeunen tot dialectwoord van het jaar verkozen. Bah joat, wider jeunen us enorm. Het schandaal rond de slachthuizen en de dierenmishandeling is een West-Vlaamse kwestie, uiteraard vanwege de daar aanwezige veeteelt, maar ook vanwege de beschikbaarheid van menselijk fabrieksvee, zijnde de onderontwikkelde plattelandsproleet die bereid is om tegen een absoluut minimumloon zijn handen vuil te maken en zijn neus dicht te knijpen. Jongeren trekken daar weg, en terecht. Uit geen enkele provincie is de vlucht zo groot.
De perverse relatie tussen lage werkloosheidsgraad en hoog armoedecijfer heeft dus ook met braafheid te maken, én schaamte om in het café of aan de familie te zeggen dat je geen werk hebt. “Ej vele werk?” is de klassieke begroetingszin in deze regio, en niet: “Hoe gaat het?”. Deze doorgeslagen arbeidsethos komt, zoals gezegd, een heel kleine elite ten goede die het deksel ook zorgvuldig op de pot houdt. In Kortrijk hebben ze een burgemeester, Van Quickenborne genaamd, die luidop redeneert dat werklozen niet willen werken en dus ook geen pensioen hoeven. De man die deze zomer nog voor de camera’s krokodillentranen weende omdat zijn demente vader een paar dagen de natuur in verdwenen was.

De Chinese vrijwilliger

Dat brengt ons op het thema van zorg en non-profit. Vlaanderen kent traditioneel een groot netwerk van vrijwilligers die quasi-gratis opdraven in sportclubs, cultuurhuizen, milieuverenigingen, maar ook rusthuizen en verzorgingscentra. Op het eerste gezicht is dat prachtig, die belangeloze inzet. Op het tweede gezicht is het natuurlijk ook een subtiele vorm van uitbuiting, want mensen die werken hebben recht op een volwaardig loon. Het onbelemmerde appèl aan de vrijwilliger creëert op de duur een morele plicht om gratis te werken, uit een soort maatschappelijk engagement, terwijl ook hier armoede om de hoek loert. Armoede van ondergefinancierde zorgcentra, armoede van onder- of niet-betaalde medewerkers. De regering wil die mensen nu tot 6000 euro per jaar belastingvrij laten bijverdienen. Geld dat die non-profit-organisaties meestal niet hebben, maar waar de vrijwilligers ook niet van kunnen eten. Ze moeten ten andere al een job hebben om in aanmerking te komen. Gratis werken doe je alleen als jij het werk meer nodig hebt dan het werk jou. Als puur tijdverdrijf en ontspanning dus. De rest is onaanvaardbaar beslag op lichaam en geest.

Voor het overige zie ik maar twee goeie pistes in de relatie werk-loon: ofwel zorgen we dat, afgezien van de pure hobbysfeer, iedereen redelijk loon naar werken krijgt; ofwel gaan we toch naar een soort algemeen basisloon waarbij werk en vergoeding van mekaar worden losgekoppeld, wat mogelijk meer arbeidsvreugde zal opleveren maar minder gegadigden om het vuile werk op te knappen. Uitbuiting vind ik absoluut goor. Dat geldt voor de kindjes die in Bangladesh onze spotgoedkope T-shirts maken, het geldt voor de nepjobs waarmee mensen alleen uit de werkloosheidsstatistieken worden gehaald, en het geldt voor dat verdomde schouderklopje aan de eeuwige vrijwilliger die pro deo moet opdraven omdat de maatschappij er niets voor over heeft. Tot zover deze vrijwillige bijdrage, graag gedaan.

Johan Sanctorum (°1954) studeerde filosofie en kunstgeschiedenis aan de VUB. Achtereenvolgens docent filosofie, tijdschriftuitgever, theaterdramaturg, communicatieconsultant en auteur/columnist ontpopte hij zich tot een van de scherpste pennen in Vlaanderen en veel gevraagd lezinggever. Cultuur, politiek en media zijn de uitverkoren domeinen. Sanctorum schuwt de controverse niet. Humor, ironie en sarcasme zijn nooit ver weg.

Commentaren en reacties