Het AfrikaMuseum in Tervuren is een pompeuze taart in een paradijs. Bart Ouvry, een diplomaat met Afrikaanse ervaring, wordt de nieuwe directeur. Hij zal het museum dekoloniseren. Ouvry is 62 en in zijn tijdsgeest een van de laatste directeurs. Woke wil dat gewriemel weg. Tervuren was een laatkomer in de museale wereld en een kind van de Wereldtentoonstelling van 1897 in Brussel, een etalage en promotiemiddel van Leopold II om investeerders en Belgen te winnen voor zijn Onafhankelijke Congo, het…
Niet ingelogd - Plus artikel - log in of neem een gratis maandabonnement
Uw Abonnement is (bijna) verlopen (of uw browser moet bijgewerkt worden)
Uw (proef)abonnement is verlopen (of uw browser weet nog niet van de vernieuwing)
Het AfrikaMuseum in Tervuren is een pompeuze taart in een paradijs. Bart Ouvry, een diplomaat met Afrikaanse ervaring, wordt de nieuwe directeur. Hij zal het museum dekoloniseren. Ouvry is 62 en in zijn tijdsgeest een van de laatste directeurs. Woke wil dat gewriemel weg.
Tervuren was een laatkomer in de museale wereld en een kind van de Wereldtentoonstelling van 1897 in Brussel, een etalage en promotiemiddel van Leopold II om investeerders en Belgen te winnen voor zijn Onafhankelijke Congo, het privékroondomein.
Verval van musea
Oxford bezit het spectaculaire Pitt Rivers Museum. De vroedvader van de verzameling erin is luitenant-generaal Augustus Henry Lane Fox Pitt Rivers, militair van het Britse Rijk, antropoloog en archeoloog. Hij schonk zijn collectie aan de universiteit van Oxford, mits zij toegankelijk werd voor het publiek.
Museum Pitt Rivers is sinds 1884 een verzameling voor antropologie en etnologie, een echt rolmodel. Het museum sloot in 2020 de populaire afdeling ‘The Treatment of Dead Enemies’, de bejegening van dode vijanden. De kasten toonden ‘tstantas’, verschrompelde vijandshoofden — van de Shuar, indianen uit Amazonië die ze gebruikten voor hun rituelen (populair in de boeken van Kuifje) —, scalpen van Noord-Amerika, oorlogstrofeeën van Nagaland (India) en schedels uit Nieuw Guinea.
Een trekpleister voor jong en oud. Maar het Pitt Rivers Museum draaide de sleutel om want: ‘De bezoekers aanzagen de scheppers van de voorwerpen als primitief.’ De categorie primitief werd een scheldwoord en geen antropologisch of etnologisch begrip meer. Van noord tot zuid, van west tot oost zijn wij gelijk en beschaafd. Toen en nu.
Stelen
In Leiden, Kopenhagen en Dresden ontstonden vanaf 1830 de eerste musea ‘van Andere Mensen’. De collecties dreven op geschenken, rooftochten, aankopen en ruil. Michel Leiris, de Franse surrealist, etnograaf en secretaris van het Musée Ethnographique National (Parijs) oordeelde: ‘Wij stelen van de Afrikanen met het voorwendsel om aan anderen te leren om van hen te houden en hun cultuur te kennen.’
Musea over Andere Mensen waren van het begin af terrein voor ruzies, nationalisme, ideologische golven en spanningen tussen etnologen (die beschavingen en culturen bestuderen) en antropologen (die het ras van volkeren onderzoeken). Paul Broca, stichter van de Parijse Société d’anthropologie, wuifde de etnologen weg met hun obsessie voor de slavernij, en haar afschaffing, en hun onwetenschappelijkheid. Biologische verschillen waren voor hen niet van tel en zij zwoeren bij het uitgangspunt dat alle menselijke rassen een gelijkaardige oorsprong hebben.
Charles Darwin en zijn On the Origin of Species van 1859 (de doopvont van de evolutietheorie) husselde de wetenschappers door mekaar. Pitt Rivers hanteerde als eerste het woord ‘typologie’ voor de klassering van menselijke voortbrengselen. Artefacten van elk type dienden samengevoegd te worden van eenvoudig tot ingewikkeld, en niet langer volgens een schikking van cultuur en geografie. Het uitgangspunt: de geleidelijke verbetering aantonen van de mensheid.
Dekolonisering
Musea veranderden door de dekolonisering na de Tweede Wereldoorlog. Antropologen schrapten het woord ‘primitief’ en verwierpen het idee van tijdloze, oorspronkelijke en ongerepte culturele klonteringen. Tervuren en de confraters botsen nu op identiteitsmusea.
In Centraal-Washington groeide na 2004 het National Museum of the American Indians, een memoriaal voor de oorspronkelijke bewoners van Noord-Amerika. Indianen voerden het hoge woord en onderzoeksgedreven bevindingen werden verdronken door New Age-prietpraat. Een ontwikkeling die past bij het wokisme en zijn haat tegen blanke senioren. Stelen, afpersen en bedriegen bestond.
Maar Adam Kuper, historisch onderzoeker, zei daarover: ‘De hedendaagse veroordeling van alle transacties in de tijd van het (Britse) imperium gaat voorbij aan de werkelijkheid van gemeenschappen die hun scheppingen verkochten aan museums.’ Hij citeert een Zuid-Amerikaanse indiaanse die in de jaren 1920 een peddel schonk aan Melville Herskovits, pionier van Afrikaans-Amerikaans onderzoek, met de woorden: ‘Toon hem in het grote huis, in jouw blanke land, waar jij mij over vertelde dat er mooie voorwerpen worden bewaard. En schrijf op een stuk papier dat Ayobe het maakte.’
Besluit
Het besluit van Kuper geldt voor de nieuwe directeur, Bart Ouvry, van het AfricaMuseum en zijn confraters: ‘Hun wroeging over het koloniale verleden en de promotie van de stemmen van de oorspronkelijke gemeenschappen, die zij zelf selecteren, worden evenzeer gevoed door romantiek en relativerende uitgangspunten zoals de visie van hun voorgangers. De Andere is niet meer primitief, maar vervangen door de inboorling.’
Adam Kuper pleit voor een Kosmopolitisch Museum dat etnische en nationale identiteiten overstijgt, en waar vergelijkingen en verbanden overheersen. Minder politiek-correct geharrewar dus, en opnieuw ruimte voor strak onderzoek.