JavaScript is required for this website to work.
post

Worden we allen eenzame clowns?

Hoe deze versnipperde tijd te overleven

Sid Lukkassen9/11/2019Leestijd 6 minuten
Ben ik een clown?

Ben ik een clown?

foto © Reporters

Maakt deze versnipperde samenleving een clown van ons? Dat is wat Sid Lukkassen zich afvraagt in zijn nieuwe reeks. Daarin probeert hij al schrijvende over zijn bestaan de vinger op deze tijd te leggen.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Maakt deze versnipperde samenleving een clown van ons? Dat is wat Sid Lukkassen zich afvraagt in zijn nieuwe reeks. Daarin probeert hij al schrijvende over zijn bestaan de vinger op deze tijd te leggen.

Een toekomst als clown?

In een interview met NieuwWijkondigt de filosoof Ralf Bodelier aan dat ‘de toekomst niet toebehoort aan Trump, Bolsonaro en Duterte, maar aan kosmopolieten’. Eerder had Trump al gewaarschuwd tegen de false song of globalism: de president van de VS claimt dat de toekomst toebehoort aan patriotten en nationalisten. Het lijkt er vooralsnog op dat beiden ongelijk krijgen: de toekomst valt in handen van de clowns.

Het clowneske is immers een gevolg van de huidige leefwijze waarin het bestaan is opgedeeld in compartimenten. Antropologisch uitgedrukt zijn we van een ascribed identity overgestapt op een self-constructed identity. Dit is een complexe discussie die door antropologen is gevoerd tegen de achtergrond van het opkomende postmodernisme. Het komt erop neer dat vroeger je existentie samenviel met de rol die je vervulde. Hier was niet het liberale begrip dominant van het individu dat autonoom beslissingen afweegt, maar een ethiek die personen begrijpt als ingebed binnen een netwerk van maatschappelijke relaties en hen onderhorig acht aan de eisen die met die relaties samenkomen.

Leven zonder samenhang

Woonde je vroeger bijvoorbeeld op een boerderij, dan speelde je hele leven zich af rond dat boerenbedrijf – inclusief je economische vooruitzichten en het treffen van een partner. Vandaag volg je misschien een deeltijdcursus programmeren, in de avonduren heb je een bijbaantje als buschauffeur, je probeert je op te werken tot schaakmeester en je vriendin ken je van Tinder: zij doet een opleiding tot dramadocente. Je gaat verschillende levens naast en door elkaar leiden, wat enerzijds kleur geeft aan het bestaan maar waardoor anderzijds de samenhang verdwijnt.

Nu leidt een ‘gecompartimentaliseerd’ leven nog niet per se tot een bestaan als clown. Maar dat gebeurt wel zodra je ontdekt dat niets wat je doet tot een blijvend resultaat leidt bij de betreffende organisatie. Je merkt dat het centrale overzicht verdwijnt en dat je eigenlijk overal mee kunt wegkomen; mocht je een keer worden ontslagen is het ook niet erg want je vindt zo een nieuw bijbaantje waar ook niemand totally invested is om er langdurig wat van te maken.

Je hebt het gevoel dat het leven niet meer een geworteld en bestendigd geheel vormt, maar in losse brokken uiteen valt. En in de leemtes tussen die brokken, daar vindt het ‘clownen’ plaats. Uiteindelijk sijpelt het clownen ook door naar de inhoud van die brokken. Langzaam maar zeker wordt het leven tot een grote ‘clownshow’. Clownen veruitwendigt het fragmentarische karakter van het postmoderne leven.

Theater van papier

Om dit fragmentarische karakter te illustreren: enkele ervaringen uit mijn eigen bestaan.

Tijdens mijn lerarenopleiding (2004 – 2008) moesten studenten uitgebreide reflectieverslagen schrijven over hun groei tijdens het lesgeven. Met elke week een logboek, plus de nodige didactische opdrachten: het werden dikke verslagmappen waar weken tijd in kropen. Een half jaar na de oorspronkelijke inleverdatum vroeg een medestudent zich af of zijn dossier was nagekeken. Toen hij de betreffende docent benaderde, trok die een kast open met daarin een stapel mappen. Hij begon te rommelen totdat de map van de betreffende student uiteindelijk tevoorschijn kwam. ‘Kijk eens, een acht!’ Dit zei de docent terwijl hij de map breed grijnzend overhandigde. De student begon te bladeren en zag nergens tekenen van correctie – wijselijk hield hij zijn mond. Een andere studente had ergens geschreven ‘als u dit leest krijgt u van mij een fles wijn‘, en er nooit wat over gehoord.

Even later hadden de docenten een ander lumineus idee. De logboeken moesten als blogs worden geschreven op het internet – dat paste toch veel beter bij de nieuwe communicatietechnieken! Dus de studenten brachten een lange middag door in het ‘studielandschap’ om die blogs aan te maken. De week daarop stelde iemand echter de vraag: ‘Wat nu als leerlingen onze blogs vinden en daar verhalen lezen over zichzelf?’ Dit was direct het einde van het lumineuze project. Wel jammer, achteraf gezien. Ik had al enkele stageverslagen gepubliceerd en er waren lezerscommentaren achtergelaten over de absurditeit van de beschreven situaties.

Dronken Ieren

We spoelen door naar 2011. Ik nam deel aan een studiebijeenkomst voor jongeren, georganiseerd door liberale partijen in Brussel. Ik was daar met een oude jeugdvriend. De volgende ochtend vertelde hij een bizar verhaal. Hij was met een groep gaan stappen en er was nogal wat drank aan te pas gekomen. Een Ier met nogal ambigue bedoelingen was in het holst van de nacht komen aankloppen op zijn hoteldeur. Toen hij niet reageerde, belde zijn kamertelefoon – het stopte pas toen hij de stekker eruit trok. Hij nam zich voor om het niemand ooit te vertellen.

Een half jaar later bezocht ik met diezelfde jeugdvriend en nog een studiegenoot van hem een politieke bijeenkomst in Nederland. We waren wat vroeg op de locatie en de studievriend ging even naar de toilet. Ik zat dus aan een tafeltje tegenover die onbekende medestudent – we keken elkaar aan en slechts het tikken van de klok was hoorbaar.

Na ongeveer een halve minuut zag ik het begin van een glimlach op zijn gezicht. ‘Waar denk je aan?’ vroeg ik. ‘Misschien…,’ stamelde hij. ‘Misschien wat?’ vroeg ik door. ‘Misschien dat je weet waar ik aan denk.’ ‘Nee toch.’ ‘Ja misschien wel, maar het is geheim.’ ‘Als jij denkt wat ik nu denk, dan is dat veel te ver gezocht. Dat kan het onmogelijk zijn.’ ‘Nou ja, misschien toch…’ ‘Toch niet wat ik denk dat het is hè, toch niet die dronken Ier in dat hotel?’ ‘Ja toch wel!’ We schaterden het uit van het lachen. Totdat hij terug was van het toilet – toen waren onze gezichten weer in de plooi.

Dit soort clowneske avonturen illustreren de tijdsgeest. Op die politieke bijeenkomsten spraken de twintigers eindeloos over het recht om overal in de EU te mogen wonen en werken. Maar niemand sprak over continuïteit, werkzekerheid en stabiliteit – kortom over de voorwaarden die nodig zijn voor het stichten van een stabiel gezin.

Babyboomers en carrièretijgers

Als het stichten van een gezin geen onderwerp is van de maatschappelijke vooruitzichten – en als het thema dan al opkomt, dat kinderen nemen dan een vraagstuk is van het afwegen van voor- en nadelen – dan is er een breuk met het organische samenleven waarin het krijgen van kinderen een vanzelfsprekende voortzetting is van de natuurlijke orde. De levensdrang in zo een natuurlijke orde is, inderdaad, vanzelfsprekend. Waar deze vanzelfsprekendheid wegvalt, is er een aanwijsbaar keerpunt ingezet.

Dit zien we in West-Europa: werk, studie en recreatie vergen zoveel van ons dat een gezin er dikwijls bij inschiet. De overheid vult de teruglopende aanwas met migranten uit culturen waarin die vanzelfsprekende levenslust nog wél overheerst, hopend dat zij onze pensioenen gaan betalen. West-Europa wordt geregeerd door babyboomers die al volwassen kinderen hebben en zich dus geen enkele zorgen maken over de sociale voorzieningen en jonge kosmopolitische carrièretijgers die zich er überhaupt niet druk om maken en desnoods de kinderen uitbesteden aan een nanny. Zo komen er Mark Ruttes, Emmanuel Macrons en Angela Merkels aan de macht.

Leven tussen cola-automaat en afhaalpasta

De lethargie van deze tijdsgeest was voor mij erg voelbaar op zomaar een dag uit het leven in Brussel in 2018. Vóór negen uur ‘s ochtends zou een politieagent bij het appartement van mijn vriendin komen om haar registratie voor de gemeente te bevestigen. In België is dit bij een verhuizing wettelijk verplicht. Het was al eerder een keer misgegaan omdat de deurbel het niet deed: tevoren had ze daarover met de politie gebeld. Echter om negen uur bleek dat de politie hier maling aan had en voor de zoveelste keer een briefje had achtergelaten: ‘U deed niet open toen wij aanbelden.’

Dit staat in het geheugen omdat ik die dag toevallig bij haar logeerde: om kwart voor tien zou ik langsgaan bij een bevriende euro-ambtenaar op het Comité van de Regio’s om bij te praten. De beveiliging voor de bezoekersregistratie en de bureaucratie daaromheen maakten echter dat het al tien uur was voordat hij iemand kon sturen om mij op te halen. Aangekomen op zijn kantoor hadden we nauwelijks tijd om een cola uit de automaat te trekken of zijn volgende meeting diende zich al aan.

Zodoende stelde hij voor om samen te lunchen na zijn volgende meetings. Ik greep een boek van de stapel en nam plaats in een kantoortje met een glazen buitenwand. De lucht was kurkdroog en de zon viel te fel naar binnen; buiten een kopieerapparaat en een opbergkast was er niets om de aandacht af te leiden. Anderhalf uur las ik over de subtiele verschillen tussen Kultur en Zivilisation. In die leegte hoorde ik ver weg een ventilator zoemen. De ledigheid van de ruimte zette zich over naar mijn geest. Gedachten drongen zich op die het traject van mijn leven reconstrueerden. Ik vroeg me af of ik ergens een verkeerde afslag had genomen. Had ik de zaken niet voortvarend aangepakt, met inzet en kunde?

Sociaaldemocratische eenzaamheid

De pasta liet ik me goed smaken. Het deeg lag echter zo zwaar op de maag dat ik me al gauw moe voelde. We keuvelden wat over de brexit en over het tot dusver geringe vermogen van Europese natiestaten om mee te evolueren met de nieuwe economische wereldorde. Op terugweg van de middaglunch zwol een lichte hoofdpijn aan − thuisgekomen voelde ik me zo afgemat dat ik in slaap viel.

Ik werd wakker met het uitzicht op een roodoranje schemerhemel. De hoofdpijn was nu een suizende pijn geworden. Ik wierp een blik op de klok en zag dat het al zes uur ’s avonds was. Tegen de ondergaande avondzon staken de gebouwen aan de overkant massief en dreigend af − ik voelde hoe een algehele absurditeit zich van mijn leven meester maakte. Het leek alsof ik een roman van Camus was binnenstapt.

Eigenlijk is deze analyse van het leven in een grote clownshow een sociaaldemocratisch verhaal over arbeiders die zich steeds minder herkennen in hun werk- en leefomgeving. Hun identiteit is versnipperd door de flexibilisering. Wellicht is het clowneske absurdisme net mogelijk gemaakt omdat de oude sociaaldemocratie is verlaten door links. (Wordt Vervolgd.)

Dit is deel 5 van de miniserie ‘Het leven in een grote clownshow’. Lees hier: deel 1 | 2 |3 |4

Sid Lukkassen (1987) studeerde geschiedenis en filosofie. Hij is onafhankelijk denker, vrijwillig bestuurslid van de Vlaamse Club Brussel en inspirator van De Nieuwe Zuil. Hij schreef onder andere 'Avondland en identiteit' en 'Levenslust en Doodsdrift'. Hij promoveerde op 'De Democratie en haar Media'.

Commentaren en reacties