JavaScript is required for this website to work.
Media

Y en a marre!

Marc Vanfraechem29/1/2017Leestijd 4 minuten

Over een elastieken woord, ‘un mot caoutchouc‘.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

In het Frans heb je van die uitdrukkingen en termen die geweldig imposant klinken, maar die als je ze vertaalt eigenlijk iets gewoons betekenen. Een woord als “verrechtsing” heeft elke journalist hier al eens gebruikt, maar in het Frans kun je dat op twee manieren zeggen. Schrijf je voor de simpele krantenlezer, dan zeg je gewoon “droitisation”, maar als je ergens echt indruk wil maken, omschrijf de beweging die je bij het kiesvolk meent te zien dan als “dextrogyre”: wat naar rechts draait, met de klok mee. Een term die in de scheikunde van pas komt om kristallen enzovoort te beschrijven, en die de politicologie een wetenschappelijk tintje lijkt te geven. Alain de Benoist verkiest “droitisation”, maar gelooft weer niet dat er ook sprake is van een verrechtsing. Hij drukt zich meestal eenvoudig uit, al zou het blazoen van de familie misschien anders laten vermoeden. Maar moeilijke woorden zijn niet altijd te vermijden, en hieronder legt hij ons uit dat een term als “populisme” ten gronde wijst op verachting voor het volk:

Wel, ik heb dit boek geschreven omdat ik merkte dat het woord populisme door het veelvuldige gebruik voorgoed in de categorie van de verduurde woorden was geraakt, een elastieken woord als het ware. Een term met een voornamelijk pejoratieve klank mag je zeggen, en dit pejoratieve gebruik werkt als een verbod voor wie zich vragen zou stellen bij de aard, de essentie ervan. Mijn boek is helemaal geen pleidooi ten gunste van het populisme. Om te beginnen al niet omdat dit weinig zou voorstellen, gezien de verscheidenheid van populismen, nee, het is een politiek-wetenschappelijke proeve die wil achterhalen wat populisme is.
In welke mate is het een nieuw verschijnsel? In welke mate is het eventueel iets anders dat de kop opsteekt? U sprak al over het boulangisme, en dat is geen kwaad voorbeeld van populisme van de oude stempel. Dit wat de opzet van mijn boek betreft.

Wat we in een eerste benadering kunnen zeggen over het populisme, is dat het voortspruit uit een fenomeen dat we al lang kennen, maar dat voortdurend meer om zich heen grijpt, namelijk de argwaan waarmee de gewone man, en in toenemende mate zelfs ook de middenklasse, de elite bekijkt, of het nu een politieke, economische, financiële, sociale of media-elite betreft. De mensen vertrouwen hen niet meer, dat zien we in vele bevragingen: ze hechten er niet langer geloof aan. Men heeft wel gesproken over de “secessie van het plebs”, om een oude omschrijving te gebruiken, en dat is het ook min of meer.* Een flink deel van de bevolking, stilaan twee derden nu al, houdt zich ver van wat men noemde de beleidspartijen, te weten de oude politieke partijen, en laat weten dat ze er geen oren meer naar hebben.

Daar zijn vanzelfsprekend verschillende redenen voor. Een daarvan is wat men de ‘representatiecrisis’ genoemd heeft, wat betekent dat het volk zich niet meer vertegenwoordigd voelt door de elite, dat die elites de macht ten eigen bate zo goed als geconfisqueerd hebben, enkel voor hun eigen profijt, terwijl het volk buitenspel blijft.

Een ander zeer belangrijk element is de opmerkelijke hergroepering van de programma’s naar het centrum toe. Peilingen bewijzen al dertig jaar dat het aantal steeds maar aangroeit van mensen die niet meer inzien, niet meer begrijpen wat links nog van rechts onderscheidt. Dat ligt nu al rond de tachtig procent. Als het zo zit, en laat bij sommige verkiezingen dit feit nog gemaskeerd blijven, zeker bij presidentsverkiezingen die immers een nogal klassieke tweeledigheid opleveren, dan blijft niettemin dat de mensen het verschil tussen linkse en rechtse partijen niet goed meer zien, en dat die partijen zelf met een diepe identiteitscrisis te maken hebben, en dat is tegenwoordig heel goed te merken zowel bij links als bij rechts. Kijk bijvoorbeeld naar de debatten ter gelegenheid van de voorverkiezingen in de socialistische partij. 
Een derde zeer belangrijk element is dat we de jongste decennia bijzonder grote omwentelingen hebben gezien in het dagelijks leven van de bevolking, zaken met grote draagwijdte. Ik denk hier aan drie voorname ontwikkelingen. Vanzelfsprekend is een ervan de immigratie, een tweede de mondialisering, en ten derde de gevolgen van de Europese constructie.

In die drie gevallen hebben we een eenstemmig en behaaglijk spinnend discours te horen gekregen, dat hierop neerkwam dat de immigratie een uitzonderlijke buitenkans was voor Frankrijk, dat de mondialisering een gelukkige zaak was, en dat voor het merendeel van de problemen Europa de oplossing zou brengen. En daarna hebben de mensen in hun dagelijks bestaan vastgesteld dat dit niet helemaal klopte. Dat de immigratie toch wel een aantal samenlevingsziekten meebracht, problemen met de openbare veiligheid waarmee het gewone volk direct te maken kreeg, problemen die natuurlijk nog verergerden met de opkomst van het politiek islamisme, het jihadisme, de aanslagen enzovoort, die het klimaat hebben geschapen dat iedereen kent. De mondialisering kwam voor de meeste mensen neer op een begrotingsdiscipline die hard aangevoeld werd, zowel wat de salarissen betreft als de manier van leven, de koopkracht, met daarbij het fenomeen van de delokalisaties, waardoor Europese arbeiders brutaal met de concurrentie te maken kregen van exotische werkkrachten die voor een bespottelijk laag loon arbeiden, en dan ook nog eens met een Europa dat zogezegd een hoop problemen zou oplossen, maar juist een supplementair probleem is gebleken. Wat maakt dat Europa – en dat vind ik een droevige zaak – als een soort kop van Jut dient.

Komt nog bij dat de mensen goed weten dat bij die drie problemen, de immigratie, de mondialisering en Europa hen nooit om hun mening werd gevraagd. Of als dat een enkele keer toch gebeurde, men geen rekening heeft gehouden met hun stem. En hier mag eraan herinnerd worden dat de stemming in 2005, bij het referendum over het Verdrag van Maastricht, onbetwistbaar een ontstaansmoment voor het populisme in Frankrijk is geworden. Dat was toen al een perfect voorbeeld van het fenomeen populisme. We weten dat alle grote partijen zegden: je moet ja stemmen. Alle waarnemers zegden: je moet ja stemmen. Alle radio- en televisiezenders zegden: je moet ja stemmen. En de peilingen zegden: er is geen probleem, het ja zal het vanzelfsprekend halen.

En dan, tja, werd het neen. Verbijstering alom, afgrijzen, woede, en precies hetzelfde zagen we bij de Brexit en daarna bij de verkiezing van Trump. Tot op het laatste moment heeft iedereen verklaard: het is nogal evident dat er geen Brexit komt, en het kan niet anders dan dat Hillary Clinton wordt verkozen. Ik herinner me dat ik tot nogal laat in de nacht de presidentsverkiezing heb gevolgd, en tot op de laatste minuut, nietwaar, zegden alle journalisten ons dat er geen probleem was, want Hillary Clinton zou het halen.

Telkens weer zien we dus hetzelfde tafereel, en het onmiddellijke gevolg hiervan is dat de media dan uitbarsten tegen het populisme, en al snel ook tegen het volk. Dat doet me denken aan een uitval van Daniel Cohn-Bendit, die tenminste de verdienste van radicaliteit en openhartigheid had, en die zei: het volk ben ik kotsbeu! Y en a marre du peuple!
Eigenlijk verwoordde hij daar op een bijzonder brutale manier wat de heersende politieke klasse denkt. Dat volk zijn we kotsbeu, want het wil nooit stemmen zoals we dat van hen verwachten, het lukt ons niet hen achter de heersende ideologie te scharen, en het gaat van kwaad naar erger.



* Bij Livius en Cicero kun je lezen over de eerste secessio plebis (494 aCn), waarbij de plebejers de stad Rome massaal verlieten om zo rechten af te dwingen van het patriciaat.

Marc Vanfraechem (1946) werkte voor Klara (VRT-radio); vertaler, blogger http://victacausa.blogspot.com sinds 2003. Hij schrijft het liefst, en dus meestal, artikels met daarin verwerkt vertaalde citaten van oude auteurs, die hem plots heel actueel lijken.

Meer van Marc Vanfraechem
Commentaren en reacties