JavaScript is required for this website to work.
Zonder categorie

Ze zijn zo fascistisch, meneer

Een overzicht van de oeverloze uitdeining van de term ‘fascisme’

Luc Pauwels6/12/2020Leestijd 4 minuten
Fascisme kan ook in het huidige digitale tijdperk, in een andere gedaante, de
kop opsteken.

Fascisme kan ook in het huidige digitale tijdperk, in een andere gedaante, de kop opsteken.

foto © wiki

Hoe belachelijk je je kunt maken als je bij om ’t even welke gebeurtenis die je als onaangenaam overkomt met ‘fascisme’ uitpakt.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Ze zouden ‘fascistisch’ zijn, de coronamaatregelen van de regeringen. In België en in het buitenland. Je kon het bij een betoging in Berlijn op een reusachtig spandoek lezen. Was Mussolini in de buurt? Neen, natuurlijk. Even stilstaan bij het oneigenlijke gebruik van de term ‘fascist’ als scheldwoord, ‘fascistisch’ als ultieme diskwalificatie.

Daarvoor moeten we even terug in de geschiedenis. In 1917 grepen de communisten de macht in Rusland. Ze wilden in zoveel mogelijk landen aan het bewind komen. De wereldrevolutie ontketenen. Alle Europese landen waren erg verzwakt door de Eerste Wereldoorlog. Politiek, sociaaleconomisch, maar vooral psychologisch. Dus het scheen erin te zitten.

Maar dan duikt er al in 1921 in Italië de Partito Nazionale Fascista (PNF) op. Die werd geleid door ene Benito Mussolini, gepokt en gemazeld in de socialistische beweging. In 1922 organiseert die een Mars op Rome. Koning Victor Emmanuel III benoemt Mussolini tot premier. In 1924 wint de PNF de parlementsverkiezingen en beschikt ze over een zetelmeerderheid.

Begripsverruiming en stigmatisering

Intussen zijn de communisten bijzonder teleurgesteld dat de socialisten in meerderheid voor de democratie kiezen. En dat ze hen dus niet volgen op het pad van de wereldrevolutie. Stalin schrijft in 1924: ‘Het fascisme is een op de actieve medewerking van de sociaaldemocratie steunende strijdorganisatie van de bourgeoisie. De sociaaldemocratie is objectief de gematigde vleugel van het fascisme’. Vanaf dan begint de oeverloze uitdeining van de term ‘fascisme’. Socialisten en sociaaldemocraten worden als ‘sociaalfascisten’ gelabeld. Katholieke politici als ‘klerikaalfascisten’ gestigmatiseerd.

‘Wat allereerst opvalt’, schrijft de gerenommeerde Nederlandse historicus Hermann von der Dunk (1928-2018), ‘is de voortdurende verruiming die het begrip heeft ondergaan. (…) De term “fascist” behoort momenteel nog steeds tot de minst begeerde etiketten, wat niet wegneemt dat hij kwistiger wordt gebezigd dan ooit. De begripsverruiming lijkt onbeperkt. De naoorlogse generatie (…) voelde zich door het neomarxisme veelal gelegitimeerd om het begrip opnieuw drastisch te verruimen. (…) Zo weekt een geslacht dat Hitler en Mussolini slechts als interessante exotische roofdieren uit boeken en verhalen kent, de term los van hun oorspronkelijke dragers om hem toe te passen op degenen die in levenden lijve het kwaad lijken te representeren, vandaag’.

En zo ontstonden termen als ‘ecofascisme’ en ‘taalfascisme’. Om het hier maar even bij die twee voorbeelden te houden. Groot is de verbazing van hedendaagse studenten, journalisten en dergelijken als ze vernemen dat Gierarchia, het ideologische kaderblad van de Italiaanse fascisten, een vrouw als hoofdredacteur had. Bovendien was zij, Margherita Sarfatti (1880-1961), een Jodin.

Men is altijd de fascist van iemand

De uiterste rekbaarheid van het begrip fascisme is ook in andere landen aan de orde. Frankrijk is een goed voorbeeld. Bij de Franse historicus Henri Michel (1907-1986), socialist, verzetsman en secretaris-generaal van het officiële Comité d’histoire de la Seconde Guerre mondiale, kunnen we dat nalezen.

‘Toen [president] Valéry Giscard d’Estaing naar Algerije ging, verklaarde een jonge “ontwikkelingshelpster” op de Franse televisie “dat ze niet ging luisteren naar die fascist”. Op een parlementaire vergadering verweet [minister] Poniatowski de communisten “fascistoïde” te zijn.(…) Tegenwoordig ervaart een groot deel van de jeugd iedere uiting van gezag , of ze nu van de vader komt of van een leraar of van een werkgever, als fascistisch. (…) Tegenwoordig is men zodoende altijd de fascist van iemand’.

Sindsdien (1977) is dit ‘on est toujours le fasciste de quelqu’un‘ een gevleugelde uitdrukking geworden. Vaak gebruikt tot vandaag de dag. Von der Dunk wijst erop dat ‘de onbeperkte toepassing van het woord op al wat er in de historie autoritair, agressief of tiranniek is, een miserabele uitgangspositie voor een zinvolle benadering betekent’.

Hoort Stalin erbij?

Serge Berstein en Pierre Milza zuchten in hun Dictionnaire des fascismes et du nazisme (1992 en 2010): ‘Men moet zich buigen voor de feiten, er bestaat geen enkele algemeen aanvaarde definitie van het fascistische fenomeen, geen enkele consensus, hoe minimaal ook, over zijn verspreiding, over zijn ideologische wortels of over de werkwijzen die het karakteriseren’.

Vandaar de heftige discussie tussen socioloog Alain Dieckhoff en Zeev Sternhell of het zionisme als een fascisme moet worden aangezien. En Robert O. Paxton, auteur van het bekende The Anatomy of Fascism gaf in New York Review of Books ooit toe: ‘The borders are fuzzy’. Hij vroeg zich af ‘Do we include Stalin?’ Terug bij Stalin. Daarmee is de cirkel rond.

Het laatste woord is aan hoogleraar aan de VUB Jacques Willequet (1914-1990), een tijdgenoot van het historische fascisme en bij leven hoogleraar aan de Vrije Universiteit Brussel (VUB). In zijn Le fascisme : autopsie, constat de décès (Het fascisme: lijkschouwing en vaststelling van overlijden) stelt hij meteen: ‘Une définition très stricte s’impose’, een zeer stikte definitie is geboden.

Laten we het copyright aan Mussolini

Willequet besluit zijn artikel in Res Publica met de aanmaning: ‘Laten we aan die arme Mussolini het “copyright” dat hem toehoort. En ook, overstelpen we zijn nagedachtenis niet met een al te beaat goed geweten: de wereld van tegenwoordig zit vol met staatshoofden die veel onaangenamer zijn dan hij en die niemands verontwaardiging opwekken. (…) Hoogstens zijn we gerechtigd te eisen, denken we, dat politicologen en historici weten waarover ze praten’.

Die wijze raad geldt ook voor journalisten, commentatoren en ‘geëngageerde jongeren’. Nu, 75 jaar later, drie generaties verder, moet je weten hoe belachelijk je je kunt maken als je bij om ’t even welke gebeurtenis of uitspraak die je verontwaardiging wekt — of je gewoon als onaangenaam overkomt — meent met ‘fascisme’ te moeten uitpakken. Covid-19 stond erbij en keek ernaar.

Luc Pauwels (1940) is historicus, gewezen bedrijfsleider en stichtte het tijdschrift 'TeKoS'.

Commentaren en reacties