JavaScript is required for this website to work.
Ethiek

Zelfmoordpillen voor oma

Snel-doodwet bij voltooid leven

Mathieu Cockhuyt26/1/2020Leestijd 4 minuten

foto © Christian Newman/Unsplash

Gaan we onder het mom van zelfbeschikking mensen bevestigen in hun gevoel dat ze overbodig zijn? Levensmoeheid is een gemeenschapsprobleem.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Op zaterdag 18 januari was het een jaar geleden dat Etienne Vermeersch overleed. Zijn ‘levenswerk’ leeft echter verder en door een speling van het lot valt deze herdenking samen met het euthanasieproces in Gent. Toeval zet het dagelijks bestaan op losse schroeven. In een opiniestuk in De Morgen  van 17 januari schrijven Johan Braeckman en Dirk Verhofstadt dat dit assisenproces handelt over de kern van de euthanasiewet – zelfbeschikking over leven en dood – an sich. In de myopie van leeglopende zaken steekt namelijk het euthanasiasme alweer de kop op. Een restregering zou – zo luidt het – een ideaal klimaat zijn om ethisch plankgas te geven en vervolgens uit de bocht te vliegen.

Uit de medische context getrokken

Volgens Braeckman en Verhofstadt wordt Vermeersch gemist bij actuele debatten zoals euthanasie bij ‘voltooid leven’. Euthanasie bij voltooid leven betekent dat een persoon die lichamelijk en geestelijk gezond is, beslist dat het leven voor hem of haar geen zin meer heeft. Euthanasie wordt zo de facto uit de medische context getrokken. De huidige Belgische euthanasiewet bepaalt immers dat actieve levensbeëindiging altijd een medische aandoening vereist, zij het fysisch, zij het psychisch.

Het Raadgevend Comité voor Bio-ethiek schreef in een advies in 2017 dat een voltooid leven nooit een reden kan zijn voor euthanasie. ‘Je eigen vernietiging kan je niet willen,’ schreef Wittgenstein. Dat willen heft zich op van zodra de levensbeëindiging gebeurt. Zelfbeschikking leidt in deze tot de onmogelijkheid van zelfbeschikking. Lichtzinnigheid is hier niet op zijn plaats.

Levensmoe

In Albert Camus’ roman La Peste  zitten de personages – beroofd van hun dagelijkse routines – eenzaam te wachten op de dood. De levenstoestand van deze personages is weinig verschillend van bejaarden in een modern, westers rusthuis. In het euthanasiedebat wordt dan ook vaak pejoratief verwezen naar ouderdom als een levensfase die mordicus miserabel is. Vorsers leiden dit af uit het aantal suïcidepogingen dat vooral bij mannen vanaf 75 jaar verhoudingsgewijs vaker stijgt dan bij jongeren. Het absurde bestaan begint, aldus Camus, bij gebrek aan zingeving en het gevoel geen plaats meer te hebben.

Als gevolg van het absurditeitsbewustzijn gaat men vervolgens door een identiteitscrisis. Gevoelens van ontworteling en vervreemding dringen zich op waardoor de eigen en de sociale identiteit verloren gaan. Deze gevoelens, gevoed door de toestroom aan onheilspellende berichten over de kost van de vergrijzing voor de samenleving, leiden tot een majeur ethisch dilemma. Personen die lijden onder levensmoeheid willen euthanasie omdat het bestaan niet meer de moeite waard wordt bevonden om geleefd te worden, waardoor het absurd zou zijn om het nog te verlengen.

Volgens Camus betekent geluk het noodlot affirmeren door het te scheppen. Sisyphus moet je dan ook lezen als een vormgeving van het eigen bestaan. Sisyphus is niet vrij, maar het is hij die met zijn kracht de steen omhoogduwt. Hij is de oorzaak en drager van zijn noodlot. Zelfbeschikking moet gelinkt worden aan het bewuste vormgeven van het noodlot.

Passief nihilisme

De nasleep van de postmoderne wereld, waarin we fysica verheven hebben tot metafysica, wordt gekenmerkt door een passief nihilisme waar elke hogere waarde in de ervaringswereld verdwenen is en er een leeg gevoel achterblijft. De Tocqueville schreef tweehonderd jaar geleden al over de revolutie van de stijgende verwachtingen waarbij – sinds het verlaten van de driestandenmaatschappij – sociale mobiliteit ons als een deus ex machina wordt voorgehouden. De permanente mogelijkheid tot sociale mobiliteit vervult de menselijke ziel met een vreemde melancholie. De mogelijkheden lijken eindeloos, maar de ontevredenheid is permanent en het eindresultaat is steevast teleurstelling en frustratie.

Men werkt om te leven maar dat wordt al snel leven om te werken. Niet optimaal bestede tijd voelt zinloos. Het idee dat het verzamelen van ervaringen in onze instagrammaatschappij de absurditeit van het bestaan zou opheffen is absurd. Iemand die levensmoe is gelooft daarentegen vaak nog steeds in het productiviteitsideaal, maar wordt steeds opnieuw geconfronteerd met het absurde dat daardoor onoverkomelijk lijkt. Het leven is een onderneming die niet rendeert: op de weegschaal van lust en lijden overweegt het laatste, volgens Schopenhauer.

Affirmatief leven

Hoopverlangens staan een affirmatief leven in de weg, aangezien men voor gelukzaligheid afhankelijk wordt van de vervulling ervan. Kant waarschuwde ons al voor deze middel-doel-omkering. Bovendien hebben radicale hervormingen onze kerninstituties ontmanteld waardoor gevoelens van vervreemding optreden en mensen ontvankelijk zijn voor irrationele schijnzekerheden.

Uiteraard is het noodlot van Sisyphus onacceptabel, maar dit belet hem niet om te volharden en er zijn schepping van te maken. Eenieder van ons kent leed, sommigen meer dan anderen. Toch kan je, schrijft Nietzsche, niet besluiten dat er een causaliteit bestaat tussen het doodsverlangen en het aanwezige leed. In Götzendämmerung  schrijft Nietzsche dat mensen meer oorzaken aan leed toeschrijven dan er werkelijk zijn. Het menselijk lijden vereenzelvigen met existentieel lijden is een passief nihilisme om niet naar een uitweg te moeten zoeken.

Zelfbeschikking of wanhoopskreet?

De euthanasiasten kunnen niet zeggen dat de staat zijn morele plicht verzaakt door het zelfbeschikkingsrecht op een waardig levenseinde tegen te houden en tegelijk stellen dat de staat geen zaken heeft met de waardige invulling van het leven. Als men de steun van overheidswege wil, dan moet men beseffen dat levenseinde een zaak is die allen aangaat.

Jean Améry schrijft in zijn studie over zelfdoding dat men in de bewust gekozen dood een ultieme act van vrijheid opeist waarin tegelijk elke vrijheid zal verdwijnen. De zelfgekozen dood pretendeert een uiting te zijn van radicale autonomie, maar is tegelijk een erkenning van de absolute grens van diezelfde autonomie. Defaitisme verpakt als zelfbeschikking.

Artsen moeten ook steeds meer voldoen aan de wensgeneeskunde, waardoor het leven niet meer erkend wordt als een tragedie waar evenwicht moet worden gezocht. Al wat tegenstrijdig of lijdzaam is, moet opgelost en ontkend worden. Nochtans is er een olifant in de kamer: de mens en de samenleving zijn niet maakbaar en de tragiek van het leven kan je niet verschalken. De menselijke vooruitgang botst op de discrepantie tussen de sociale werkelijkheid zoals die is en het abstract systeem dat denkt haar te besturen.

De pil van Drion

De snel-doodwet doet denken aan de pil van Drion. Dat was een hypothetische pil die voortvloeide uit een column van de Nederlandse rechtsgeleerde Huib Drion waarin hij betoogt dat iedereen vanaf 75 jaar op humane wijze een einde aan zijn of haar leven kan maken op een zelfgekozen tijdstip. De pil zou uit twee pillen bestaan; pil A en pil B. Die moeten genomen worden met enkele dagen tussentijd zodat je er nog eens kan over nadenken.

Gaan we, onder het mom van zelfbeschikking, mensen bevestigen in hun gevoel dat ze overbodig zijn in deze maatschappij? Levensmoeheid is geen rusthuisprobleem maar een gemeenschapsprobleem. De sfeer van dit debat is op zijn minst umheimlich  te noemen. In plaats van de seniorentijd te erkennen als een levensperiode waarin mensen vatbaar zijn voor eenzaamheid en existentieel lijden, willen we ze de dood op bestelling aanreiken.  De vraag is of wij als samenleving de betekenis van dat lijden recht doen door het te faciliteren en te reduceren tot een soort preferentie waarvoor legaal en praktisch ruimte moet worden geschapen?

Mathieu Cockhuyt staat op de 12de plaats op de Oost-Vlaamse N-VA-Kamerlijst. Hij is parlementair medewerker van Kamerlid Valerie Van Peel (N-VA) en voorzitter van Jong N-VA Gent. Mathieu studeerde sociale wetenschappen (HoGent), criminologie (UGent) en bestuurskunde (UGent).

Commentaren en reacties