De Oostenrijkse School: economie op mensenmaat
foto ©
Fiscalist en advocaat Thomas Spaas over de Oostenrijkse School: economische inzichten op mensenmaat.
Advocaat en fiscalist Thomas Spaas breekt een lans voor de Oostenrijkse School, een verwaarloosde stroming binnen de economische wetenschap die volgens hem onterecht in het verdomhoekje is beland.
Aan de hand van drie concepten legt hij Thomas Spaas uit wat de denkers binnen de Oostenrijkse School bezighoudt. Het verhaal begint bij grondlegger Carl Menger von Wolfensgrün (1840-1921), die onderzocht hoe prijzen tot stand komen. Zijn benaderingswijze van de economie is eerder intuïtief, wat er volgens Spaas voor zorgt dat het menselijke aspect meer naar boven komt. Dat in tegenstelling tot de Keynesiaanse en Monetaire scholen, die werken met grote modellen.
Concepten
Het eerste concept dat Spaas onder de loep neemt is dat van de subjectieve waarde van zaken. Iets is waard wat de zot ervoor betaalt. Dat staat in schril contrast met de objectieve waarde die zo graag door aanhangers van een planeconomie wordt gehanteerd. Spaas haalt het in de fiscaliteit gehanteerde begrip van de transferpricing aan om te illustreren hoe objectivering van waarde wordt gebruikt om de markt te controleren en aan banden te leggen.
Het tweede concept uit de Oostenrijkse School is de marginale waarde. De subjectieve waarde van zaken wordt bepaald door de marginale waarde. Dat betekent dat economische actoren beslissingen nemen op basis van de ‘marges’. Spaas illustreert dat concept aan de hand van het klassiek voorbeeld van het verschil in prijszetting tussen water en diamanten.
Berekeningsprobleem
Terwijl de eerste twee concepten eigenlijk algemeen bekend en tot op zekere hoogte ook aanvaard zijn binnen de economische wetenschappen, is het het derde concept dat voor een grote ideëenstrijd zorgt: het economische berekeningsprobleem. Daar ziet Spaas de voornaamste reden voor de demonisering van de Oostenrijkse School.
Waar beleidsmensen en politici graag willen plannen, stellen aanhangers van de Oostenrijkse School dat economische planning en berekening zelden tot iets goed leiden. Tegenstanders stellen dat de markt onderhevig is aan disfuncties, waarbij het de taak is van de overheid om daaraan met interventies te verhelpen.
Winny Matheeussen (1973) noemt zichzelf misantroop, hondenvriend en bergzitter.
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens buigen zich over de nasleep van de Amerikaanse presidentsverkiezingen.