JavaScript is required for this website to work.
post

Eddy Merckx, de laatste vriend van Koning Filip

Maandagbedenkingen na een wielerkermis

Johan Sanctorum8/7/2019Leestijd 5 minuten

De koers, commerce, veel bier, driekleuren en een oude supervedette: de Tour-start in Brussel stond in het teken van de voltooid verleden tijd

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Zoals alle simpele geesten heb ik me afgelopen zaterdag ergens geposteerd waar de Tour de France passeerde, meer bepaald in mijn thuisplek Overijse. Uren geduld uitoefenen en bier drinken, reclamewagens zien passeren, motards, auto’s met zwaailicht, om dan vijf seconden een peleton te zien voorbij zoeven. Waarna iedereen traag afdruipt om nog meer bier te nuttigen. Het epicentrum van heel het gebeuren lag uiteraard in de hoofdstad, en meer bepaald om en rond het Koninklijk Paleis, met vijfvoudig tourwinnaar Eddy Merkx als onbetwistbare spil.

Modelbelg

Reporters

Vijftien miljoen heeft die Brusselse Tourstart naar het schijnt gekost. Een peulschil als je ziet wat men ervoor terugkrijgt: een groot volksfeest, eindelijk nog eens wat tricolore verbondenheid, en de huldiging van een oude supervedette er bovenop. De lyrische perscommentaren waren niet min, vooral De Morgen liet zich euforisch uit over de meerwaarde van het gebeuren. ‘De start  van de Tour is een cadeau voor een stad, voor een regio, voor een land’, aldus Frank Heinen. Beaamd door collega Douglas De Coninck: ‘Een epidemie van lachende gezichten in Brussel: laat ons de Tour omarmen’.  Nog lang zal deze positivistische golf voortkabbelen, zo hoopt men, tot in Izegem en Diksmuide, waar tot verdriet van de koning onlangs nog zoveel foute stemmen werden geteld.

Het feestvarken van het voorbije weekend, superatleet Eddy Merckx, is de man die dat vaderlandslievend optimisme belichaamt.  Nooit hebben wij een meer Belgische sportvedette gekend dan Merckx: zich outend als Brusselaar, fan van Anderlecht, en vooral: een grote vriend aan huis bij Filip I en familie. De voorgeschiedenis van die vaderlandsliefde is gekend en doet niets af aan de sportieve verdienste van Eddy: vlak na de oorlog geboren in het Hagelandse dorp Meenzel-Kiezegem, waar de familie Merckx aan de foute kant van de geschiedenis stond. Op 30 juli 1944 werd collaborateur Gaston Merckx (Eddy’s nonkel) door weerstanders vermoord, hetgeen tot een grootse Duitse vergeldingsactie leidde, op de beurt weer gevolgd door represailles van de Witte Brigade.

Na de oorlog trokken de Merckx’en weg uit het verscheurde dorp. Eddy’s ouders vestigden zich in Sint-Pieters-Woluwe, startten er een kruidenierszaak en werden modelBelgen, kwestie van de ‘zwarte’ prehistorie te vergeten en met een propere lei te herbeginnen onder een tricolore gesternte. Een en ander moet zich overgezet hebben op de mentale kaart van de kruidenierszoon, toen al druk trappelend op zijn fietske. Achter zijn atletische krachtsexplosie schuilde een behoefte aan Wiedergutmachung, een groots gebaar van patriottistische heroïek vermengd met een overdosis politieke correctheid. Daarom wilde Merckx altijd de perfecte Belg spelen en was vriendschap met de Koning der Belgen de bezegeling van een familiaal witwasproces. Sorry dat ik nu voor dr. Freud speel, verder heeft dat ook geen belang, we proberen allemaal onze trauma’s en frustraties te sublimeren tot iets beters, edelers, ten dienste van volk en vaderland. Maar noteer alvast: de laatste echte Belg is een spijtoptant.

De koning van het verlies

Het probleem zit hem veeleer bij zijn vriend Filip. Diens grote frustraties,- eerst een afwezige vader die in het geheim bij de moeder van Delphine hokte, daarna de slagschaduw van koning Boudewijn, en tenslotte zelf koning geworden van een uiteenvallend land- kunnen jammer genoeg niet zomaar uitgewerkt worden in heldhaftige exploten die wereldwijd bewondering afdwingen. Er vallen geen kruistochten meer te organiseren, de Belgische monarchie is een grondwettelijk verankerd eiland in een institutioneel moeras. Filip erfde de kroon van een gespleten natie en zoekt nog elke dag wanhopig naar Belgen, terwijl Jules Destrée al in 1912 schreef dat die er niet waren en nooit zullen zijn. Behalve Eddy Merckx dan. We weten waarom.

De onmiskenbare autistische aanleg van de vorst, die grondwettelijk onder meer gedoemd is om een regeringsvorming te initiëren, leidt daardoor steeds weer tot tamelijk krampachtig, soms zelfs utopisch uitziende neo-unitaire constructies. Zoals het duo Vande Lanotte-Reynders in het veld sturen om het terrein af te tasten. In feite een metafoor voor een onmogelijke vriendschap (weeral), want Johan en Didier zijn natuurlijk helemaal geen vrienden, en de twee grootste partijen aan weerszijden van de taalgrens willen zelfs niet meer met elkaar spreken.

Rien ne va plus: deze steeds weer falende hechting tussen mensen en tussen gemeenschappen maakt van Filip een tragikomische koning-nar. De monarchie heet een bindteken te zijn maar er valt niets te binden, alleen ontbinden. De zich aankondigende vechtscheiding tussen Vlamingen en Franstaligen is voor hem niet alleen een institutioneel fiasco, of een bedreiging voor zijn job, maar vooral ook de bezegeling van een persoonlijk isolement dat alleen met allerlei ceremoniële plichtplegingen kan gemaskeerd worden. Overal lintjes doorknippen, sporthelden huldigen, bij iftars aanschuiven, eens met een tram mogen rijden, het oogt leuk voor het TV-nieuws en zo bekeken lijkt die job van koning best aangenaam, maar ’s avonds moet Mathilde, aan moeders kant van oude Poolse grootadel, toch denken: met wat voor een zielenpoot ben ik getrouwd. En draait ze zich eens om tussen de lakens om naar het behang te staren.

In feite is Filip op die manier zelfs een replica van de figuur die Jan Fabre in zijn monoloog ‘De keizer van het verlies’ (1996) opvoert. Eigenlijk is dat slecht theater, maar wel adequaat als beschrijving van het Belgisch staatshoofd: een mislukkeling die binnen zijn belachelijkheid toch rituelen uitvindt die hem minstens in schijn wat rehabiliteren. De koning-clown is pathetisch, ridicuul, maar – en dat is uiteindelijk de bedoeling- wekt ook een soort medeleven op bij zijn onderdanen, wat dan bij gelegenheid toch weer tot nationale verbondenheid zou kunnen leiden. De quasi-Belgen verenigen zich dan onder een kleine koning, die één grote vriend heeft: de mythische kannibaal Eddy.

En net op dat moment komt de Tourkaravaan langs, het is alsof een geniale auteur het allemaal zo gedroomd heeft. Filip ontvangt zijn vriend Eddy ten paleize, de vloek lijkt doorbroken, de natie is één. Heel even zijn we dan Belgen en copains, en spreken we in het café slecht maar goed bedoeld Frans tegen de eerste de beste Waal. Zo heeft de koning het graag, en zo zal de periode tot 21 juli in het teken staan van een nationale eenheid die totaal virtueel is, maar waar de media en de sport toch een soort surrealiteit van maken. Met Eddy Merckx als de Messias uit het verre, duistere Meenzel-Kiezegem.

Staatsbegrafenis

Begrafenis van Boudewijn I (1993)

Ik vind dat tragikomisch hoftheater van de koning-loser belangrijk omdat het een essentiële motor is van de uitgestelde ontbinding, het welbekende temporiseren, de politieke vertragingsmanoeuvres. De koning is een sociaal gehandicapte man zonder vrienden die net daardoor sympathie oproept. We moeten dat niet onderschatten: de Belgische natie ontmantelen, liefst traag en geleidelijk, daar heeft de politiek steeds minder een probleem mee. Brussel is een knoop die we wel ontwarren of desnoods doorhakken. Maar Laken, dat is wat anders, niemand wil raken aan de monarchie. Dat is de koning onthoofden en het doek laten vallen over heel de Filipiaanse monoloog, en dat doen wij niet, wij zijn geen Fransen.

Het zijn voor de rest de sporthelden die de Belgische natie nog enige glans geven. Maar zoals Eddy Merckx komt er nooit nog een, en dat beseft Filip ook. De dwerg Van Avermaet heeft dan wel de bolletjestrui gepakt op de molshoop die de Muur van Geraardsbergen heet, maar een Hollander won de rit en voor de rest van de Tour blijven we figuranten. En zo wordt ook de vriendschap tussen Filip en Eddy iets van het verleden, een relict dat verleden zaterdag nog eens opglimpte en een epidemie van lachende gezichten opleverde. Inclusief een stijve grimlach bij de vorst zelf.

Puur dramaturgisch kunnen we dan niet anders dan uitkijken naar de dood van onze superheld, dat wordt een evenement zonder weerga. De begrafenis van Eddy Merckx zal het land nog één maal in nationale rouw dompelen met massahysterische taferelen zoals zelfs die van Boudewijn niet heeft opgeleverd. Veel geel, veel driekleur, veel fietsen in het zwart, veel schoon volk, en een nog eenzamere koning die zijn laatste vriend kwijt is. Ook die macabere ondertoon viel te beluisteren tussen het jolijt van de zich op gang trekkende Tourkaravaan in Brussel: het voorspel tot een staatsbegrafenis. Vive le vélo, Ensor is nooit ver weg als het paleis ten dans uitnodigt.

 

 

 

Johan Sanctorum (°1954) studeerde filosofie en kunstgeschiedenis aan de VUB. Achtereenvolgens docent filosofie, tijdschriftuitgever, theaterdramaturg, communicatieconsultant en auteur/columnist ontpopte hij zich tot een van de scherpste pennen in Vlaanderen en veel gevraagd lezinggever. Cultuur, politiek en media zijn de uitverkoren domeinen. Sanctorum schuwt de controverse niet. Humor, ironie en sarcasme zijn nooit ver weg.

Meer van Johan Sanctorum

Het tumult na de lokale verkiezingen legt een aanslepend democratisch deficit in Vlaanderen bloot. Het cordon blijft het grote pijnpunt.

Commentaren en reacties