Na een artikel in De Morgen brak zowel in de reguliere als op sociale media een hele discussie los over de kwaliteit van het Nederlands en de wiskunde van leerlingen die naar de hogeschool en universiteit trekken. Proffen allerhande gaven voorbeelden van taalverloedering, spellingsfouten, het onbegrip van dt-regels, gebrek aan onderscheid tussen informeel en formeel taalgebruik en vooral een schrijnend gebrek aan structuur in teksten.Doorbraak sprak met Katelijne Van der Pas, directeur lerarenopleiding Thomas More Kempen, over het vermeende zwakke…
Niet ingelogd - Plus artikel - log in of neem een gratis maandabonnement
Uw Abonnement is (bijna) verlopen (of uw browser moet bijgewerkt worden)
Uw (proef)abonnement is verlopen (of uw browser weet nog niet van de vernieuwing)
Na een artikel in De Morgen brak zowel in de reguliere als op sociale media een hele discussie los over de kwaliteit van het Nederlands en de wiskunde van leerlingen die naar de hogeschool en universiteit trekken. Proffen allerhande gaven voorbeelden van taalverloedering, spellingsfouten, het onbegrip van dt-regels, gebrek aan onderscheid tussen informeel en formeel taalgebruik en vooral een schrijnend gebrek aan structuur in teksten.Doorbraak sprak met Katelijne Van der Pas, directeur lerarenopleiding Thomas More Kempen, over het vermeende zwakke taalniveau en de oorzaken of oplossingen.
De anekdotiek nam het in de hele discussie al snel over. Het artikel van Pieter Gordts viel nogal scherp de lerarenopleidingen aan. Zijn conclusie: ‘er is te veel verschil tussen hogescholen in de manier waarop leraren in spe Nederlands en wiskunde krijgen’. We hoorden Katelijne Van der Pas net toen ze uit een meeting met VLHORA (de Vlaamse Hogescholenraad) kwam, waar ze het artikel en de hele discussie ook bespraken.
Van der Pas: ‘Het artikel in De Morgen was heel kort door de bocht. Gordts maakte zelf een vergelijkende studie van de ECTS-punten besteed aan Nederlands en wiskunde per lerarenopleiding. Er zou de laatste jaren minder geïnvesteerd zijn in die vakken dan vroeger. Dat klopt niet altijd. Er zijn ook opleidingen waar dat hetzelfde is gebleven. Ons punt is dat hij het een onderzoek noemt, maar hij heeft enkel studiepunten vergeleken. Hij ging niet in gesprek met die opleidingen. Daarom dat wij daar nu niet op willen reageren.’
‘Als ik kijk naar onze eigen lerarenopleiding dan wordt in elk vak gevraagd aandacht te besteden aan taal, begrijpend lezen en hoe argumenten te formuleren…’
Heeft Gordts dan ongelijk?
‘Het punt dat Pieter Gordts wil maken is dat leraren duidelijk het goede voorbeeld moeten geven van goed taalgebruik. Leraren moeten goed geschoold zijn in vak-inhouden en didactiek. Lerarenopleidingen moeten in hun curricula hiervoor duidelijk keuzes maken.’
Los van de lerarenopleiding. Als we naar de studenten kijken. Is het taalniveau van wie voortstudeert echt zo dramatisch geworden als wordt beweerd?
‘De resultaten van Pisa en PIRLS zijn gekend en daar dalen we op die ranking. In het voorjaar komen er nieuwe resultaten. Dat zal weer niet zo geweldig zijn. Er is veel verschil tussen leerlingen die komen uit een situatie van lage economische status en leerlingen uit een gezin met hoge economische status. Die met lage economische status zal je niet snel vinden in het ASO. Wel valt op dat instromers op de hogeschool veel minder goed taalgebruik hebben dan vroeger. Er is een gebrek aan goed woordgebruik en aan vlot taalgebruik. Ze kunnen niet meer goed een tekst doorgronden.’
‘Iedereen in onderwijs heeft boter op het hoofd. Door teveel te willen doen en teveel te vragen van de scholen ontstond dit probleem.’
Hoe lost een lerarenopleiding dat op?
‘Iedereen is zich stilaan bewust dat de opleidingen moeten bijsturen. Het onderwijs is teveel afgedreven omdat er zoveel op onderwijs is afgekomen van Bed.net, de Rode Neuzendag tot de Warmste week. Eigenlijk zou het onderwijs moeten zeggen: “beste maatschappij ga met al uw andere problemen elders”. Moet je als maatschappij al die problemen van kindermishandeling over pesten tot lege brooddozen afschuiven op het onderwijs?’
‘Je moet altijd terug naar die core business gaan. De core business kiezen, betekent ervoor zorgen dat het leren van leraren verbetert, niet dat de brooddoos gevuld is. De brooddoos is een symbooldossier. Je zit altijd in die politieke discussie. We mogen niet een partij gaan nalopen. Als je dit vindt dan ben je N-VA en als je dat vindt ben je Groen/Vooruit. De politiek moet ook wel stoppen te zeggen dat leerkrachten therapeut, rouwexpert enzovoort moeten zijn.
Als lerarenopleiding moeten we meer zoeken naar wat onze core business is. Terug focussen op onze kerntaken. Elke lerarenopleiding vult dat zelf in.’
‘Geletterdheid en gecijferdheid zijn de basis… als je zegt dat daar ook mediawijsheid bij moet dan ben je weer vertrokken… Een leerling moet eerst kennis over de wereld verwerven om zich te kunnen uitspreken. Om kennis te hebben, moet je eerst geletterd en gecijferd genoeg zijn. Onderwijs is een geweldig complex systeem, maar voor sommigen is het blijkbaar nooit genoeg.’
‘We moeten als lerarenopleidingen focussen op onze kerntaak. Als heel de maatschappij alles verwacht van onderwijs dan krijgen we dat nooit gedaan. De maatschappij moet zelf verantwoordelijkheid nemen. Effectiviteitsstudies tonen duidelijk aan dat er wel degelijk technieken en methodes bestaan om leerlingen tot leren te brengen. Met die inzichten moeten we meer aan de slag.’
‘Veel lerarenopleidingen werken aan efficiëntie. Is er ook niet wat normvervaging gekomen? De leraar is sturend. Wat nodig is, zijn een efficiënte didactiek en een goed klasmanagement. Een goede leraar moet tijd besparen. Door discipline. Als je elke les vijf minuten kwijt bent alvorens te beginnen dat gaat niet. We leren onze leerkrachten: twee keer klappen en iedereen staat met zijn boek achter zijn bank. De leerling vaart daar wel bij. Leerlingen hebben graag structuur. De kritiek is dan dat je autoritair bent. Op bepaalde scholen zien ze dat niet graag. De vraag is: waar zit dat evenwicht? Wat moet een goede leraar kunnen?’
Zijn de hogescholen en universiteiten daar klaar voor?
‘Het hoger onderwijs beschikt over een pot geld, maar die pot groeit niet en toch komen er steeds meer studenten bij. Als lerarenopleiding moeten we ook inspelen op de veranderende instroom: minder taalkrachtige studenten, meer zij-instromers waarvoor we aangepaste verkorte trajecten moeten ontwikkelen, werkplek-leerders die studeren en tegelijk al een deel van het lerarentekort opvangen. Dit vraagt meer organisatie, meer begeleiding en aangepaste curricula. Tegelijk willen we nog altijd een aanbod geven voor de generatiestudent (de 18-jarige). Al die wijzigingen vragen veel flexibiliteit van onze docenten en opleidingen. En dat met diezelfde pot geld. Dan moet je de tering naar de nering kunnen zetten en dus vanuit een duidelijke visie op kerntaken herorganiseren.’
Is er een verschil qua hogescholen en universiteiten?
‘Sterke studenten sturen we naar universiteiten, niet meer naar hogescholen. Leerlingen worden blijkbaar meer naar universiteiten gestuurd. De masters die lesgeven aan die leerlingen kennen de hogescholen onvoldoende. Bovendien leiden universiteiten enkel leraren derde graad secundair op. Ik zou persoonlijk niet willen dat zij leraren lager onderwijs zouden mogen opleiden want bij de universiteiten is er geen expertise wat betreft lager of kleuteronderwijs. Wij krijgen ook veel masterstudenten in onze verkorte educatieve bachelors die overschakelen naar onze professionele bachelors omdat ze de universitaire lerarenopleiding te academisch en theoretisch en dus te weinig praktijkgericht ervaren. Ik geloof wel in goede samenwerkingen tussen lerarenopleidingen van de hogescholen en universiteiten door samen doelgericht aan schakeljaren te werken. Maar daarvoor moet het vertrouwen nog groeien.’
Kan de focus op kerntaken ook bijdragen aan het lerarenprobleem?
‘Elke dag zijn er tienduizenden leraars die ’s morgens goedgemutst voor de klas staan van kinderen van honderdduizenden ouders. Door te focussen op kerntaken maken we van het lerarenberoep terug een haalbare kaart. En dat zal dan hopelijk meer studenten aantrekken. Daarnaast moeten directeurs en schoolbeleid ook ondersteund worden en duidelijke keuzes maken. De individuele leraar kan in de school weinig bereiken. Onderwijs is teamwerk en vraagt goed beleidvoerend vermogen, zoals in elke efficiënte en waardengerichte business.’