JavaScript is required for this website to work.

De drie eerste kapitalisten

Lode Goukens1/8/2022Leestijd 5 minuten
TitelCapital at Work in Antwerp's Golden Age
AuteurHugo Soly
UitgeverBrepols
ISBN9782503595634
Onze beoordeling
Aantal bladzijden303
Prijs€ 91

Capital at Work in Antwerp’s Golden Age: boeiend, verdiepend, bevattelijk voor liefhebbers van de vroegmoderne tijd of economische geschiedenis.

Als Antwerpenaar lees ik uiteraard graag over Antwerpen. Mijn favoriete periode is de zestiende eeuw waar ik ook best veel (kunst)historisch onderzoek naar doe. Over het tweede kwart van die zestiende eeuw verscheen onlangs een werkelijk uitmuntend boek in het Engels: Capital at Work in Antwerp’s Golden Age door de gepensioneerde professor Hugo Soly.

Doorheen de jaren las ik al veel extreem interessante boeken van Soly, maar dit boek verdient zoveel lof dat ik hier een lans wil breken om de geïnteresseerde leek aan te moedigen het boek te lezen.

Drie uitzonderlijke figuren geportretteerd

Dit boek etaleert in een aangenaam Engels een leven van studie en archiefonderzoek. Het blinkt uit in de synthese van al die kennis rond drie markante mannen uit het Antwerpen van het tweede kwart van de zestiende eeuw. De gedetailleerde biografische vertelling bevat immers ook veel zeer pertinente contextuele informatie en duiding.

Soly portretteerde drie uitzonderlijke figuren: Erasmus Schetz, Gaspar Ducci en Gilbert Van Schoonbeke. Hij doet dit vanuit het standpunt van de European Urban History, waar de universiteit van Antwerpen nu al jaren veel energie en middelen in steekt. De nadruk ligt op hun unieke positie in de geschiedenis en hoe ze zonder overdrijving de handel in het vroegmoderne Europa veranderden. Soly onderbouwt die claim qua uniciteit ook zorgvuldig en laat zich niet vangen door een bevestigingsvooroordeel. Tal van andere auteurs doen dat wel, wanneer ze dwangmatig willen bewijzen hoezeer hun onderwerp een breuk met het verleden betekende.

In tegenstelling tot het zeer teleurstellende en oppervlakkige Antwerpen – De gloriejaren (2021) van Michael Pye, dat naast veel feitelijke fouten en anachronismen ook oude misvattingen bevat, blinkt dit boek uit in bevattelijk samenbrengen van alle mogelijke bronnen, literatuur en eruditie van de kennis die bestaat over drie historische figuren, die gerust als eerste echte ‘kapitalisten’ kunnen worden omschreven.

Geen hagiografie

Alle drie zijn het omstreden personages. Zowel in hun eigen tijdsgewricht als vanuit latere perspectieven. Soly toont hier en daar misschien bewondering voor hoe ze de zaken naar hun hand zetten om steenrijk te worden. Maar nergens ontaardt het boek in een hagiografie zoals wel vaker bij biografische schetsen. Enkel bij het schandalige bedrog dat Van Schoonbekes weduwe en erfgenamen ondergingen kiest hij duidelijk partij, en hekelt hij Gaspar Schetz en vooral het corrupte Antwerpse stadsbestuur.

In het geval van Gilbert Van Schoonbeke komt deze eerste ‘urban developer’ ook veel positiever uit dit boek dan in de meeste wetenschappelijke publicaties of geschiedenisboeken. Terecht afgaande op Soly’s boek. Die genuanceerde visie is een secundaire reden om dit boek absoluut te lezen.

Fernand Braudel

Alvorens de inhoud van het boek in iets meer detail te bespreken, is het nodig om dit werk van Soly een plaats te geven in de geschiedschrijving. Soly is duidelijk een fan van de bekende Franse historicus Fernand Braudel. En nu wil het toeval dat deze laatste het ontstaan van het kapitalisme plaatste in het Antwerpen van de zestiende eeuw.

Misschien kan Soly met dit boek ook Braudel navolgen in een ander aspect. In de jaren 1980 verkochten de Nederlandse en Engelse vertalingen van diens driedelig werk Civilisation matérielle, économie et capitalisme, xve et xviiie siècles als zoete broodjes. Een succes dat zijn belangrijkste werk La Méditerranée et le monde méditerranéen à l’époque de Philippe II uit 1949 niet kende. Dat laatste werk staat nog steeds op elke literatuurlijst van studenten geschiedenis wereldwijd.

Voor mij waren die drie delen van deze geschiedenis van het kapitalisme destijds na het lezen van Montaillou van Emmanuel Le Roy Ladurie en De Italiaanse Renaissance van Peter Burke het begin van een lezen en herlezen in originele taal van Braudel. Hetzelfde leesgenot als bij Braudel ervoer ik tijdens het lezen van Capital at Work. Een ruimer succes is dus niet uitgesloten.

Erasmus Schetz

De inhoud valt uiteen in drie portretten en een conclusie. Het eerste portret behandelt Erasmus Schetz. Een van origine Duitse handelaar in Antwerpen die vanuit zijn ‘Huis Aken’ puissant rijk werd door de handel in messing (geel koper), peper en andere bulkgoederen. Schetz zag dat de koning van Portugal (die een monopolie op kruiden zoals peper had) voor zijn handel messing nodig had om in Afrika peper te kopen. Schetz, die familie had in de streek van de mijn Altenberg (Vieille Montagne), verzekerde zich van het monopolie op hoogwaardig zinkerts (calamine) nodig om messing te produceren. Vervolgens verzekerde hij zich van smelterijen in Aken en wist een kwaliteitsnorm te bereiken die in Afrika zelfs zijn naam kreeg.

Erasmus Schetz vervoerde messing naar Afrika via Lissabon en peper naar Antwerpen. Vanuit Antwerpen verhandelde hij peper en andere goederen naar Duitsland. De firma Schetz & co. groeide ook uit tot financier van Keizer Karel, waarbij goedkopere leningen in ruil voor economische voordelen het familiebedrijf geen windeieren legden. Onder zijn zonen Gaspar, Melchior en Balthazar groeide Schetz & co. uit tot een van de belangrijke kredietverstrekkers en powerbrokers in Antwerpen en, bij uitbreiding, in het Habsburgse Rijk. Terwijl Erasmus Schetz correspondeerde met de gelijknamige humanist en niet steeds het onderste uit de kan probeerde te halen, bleken hij en vooral zijn zonen niet vies van fraude en oplichterij. Schetz, die de bescherming en het oor van landvoogdes Maria van Hongarije had, kon zich enorm verrijken.

Gaspar Ducci

Qua steun van de landvoogdes moest de Italiaanse handelaar en vooral speculant Gaspar Ducci niet onderdoen. Ducci was een onsmakelijke figuur die met een Italiaanse lijfwacht van bravi een terreur op, om en rond de Antwerpse beurs veroorzaakte. De speculant die de valutahandel op de beurs beïnvloedde, trok net als Schetz (met wie hij dikwijls in handeltjes betrokken was die het daglicht schuwden) een aantal monopolies naar zich toe.

De niet-aflatende oorlogen van Keizer Karel met de Franse koning Frans I leverden wat dat betreft zelfs extra kansen op. Zo wist hij een monopolie te verwerven op de handel in wede, dus isatis tinctoria: een noodzakelijke grondstof om textiel te kleuren. Zijn belangrijkste prestatie waren de Rentmeestersbrieven (een soort staatsbons) waarmee hij de insolvabele Keizer Karel van leningen kon voorzien. De landvoogd en de keizer waren zo afhankelijk van Ducci dat deze laatste straffeloos zijn gang kon gaan.

Zelf geen lid van een belangrijke Italiaanse handelsfamilie was Ducci een outsider, maar hij gebruikte machtige Italiaanse handelsfamilies wanneer het uitkwam. Ducci ruïneerde ook vele handelaars, onder wie de Guicciardini-broers. Een derde en jongere broer, Lodovico, zou Ducci zelfs proberen te vermoorden. Althans, zo ging het gerucht. Deze jonge Florentijn Lodovico Guicciardini is de beroemde auteur van de beroemde Beschrijving van de Nederlanden.

Gilbert Van Schoonbeke

Alle rijke handelaren in Antwerpen waren bijna allemaal vreemdelingen en weinige lokale handelaren werden extreem rijk tijdens de Gouden Eeuw van Antwerpen. Eén uitzondering is Gilbert Van Schoonbeke. Deze Antwerpenaar, wiens vader uit het Prins-Bisdom Luik afkomstig was, was net als Ducci en Schetz een outsider. Net als de eerste twee kwam hij uit een niet-onbemiddeld gezin. Toch is Van Schoonbeke meer nog dan Schetz of Ducci een selfmade man. Zijn kracht lag net als bij de eerste twee in een ongekend organisatievermogen en een vaardigheid het centrale gezag te bespelen. Waar de eerste twee het gat in de markt zochten en via monopolies puissant rijk werden, blonk Van Schoonbeke naast die eigenschappen ook uit in het bedenken van een project om vervolgens met creatieve oplossingen die projecten uit te werken en tegelijk een verticale integratie door te voeren.

Schetz pakte zaken ook industrieel aan, maar Van Schoonbeke was een bouwpromotor avant la lettre. Eentje die vooruitdacht en problemen oploste voor Antwerpen. Het stadsbestuur was corrupt en beschikte over geen enkele visie. Van Schoonbeke verkocht oplossingen. Hij bouwde een stadswaag met kranen, magazijnen, brede straten, enzovoort. Verder voltooide hij de nieuwe stadswallen in recordtijd voor een veel lager bedrag en zonder extreme corruptie. En hij bouwde het Tappessierspand, inclusief de hele buurt rond de Graanmarkt.

Hij ontwikkelde een nieuw stadsdeel, Nieuwstad, met een broodnodige moderne haven, kaaien, kranen, brouwerijen, enzovoort. Voor dit laatste bouwde hij steenbakkerijen en zette een turfontginning op. Hij groef zelfs een kanaal van zestien kilometer om de turf naar Hemiksem en Antwerpen te kunnen verschepen. Voor die turfontginning zette hij min of meer het eerste industriële ‘bedrijf op aandelen’ op. Daarna zorgde hij voor zuiver water voor zijn brouwerijen door het Schijn af te leiden richting Nieuwstad via pijpen onder de omwallingen.

De Keizer als aandeelhouder

Net als Ducci was Van Schoonbeke echter gehaat. Soly beschrijft dit alles in detail. Uiteindelijk moest de rijke visionair Van Schoonbeke vluchten voor Antwerpse volkswoede. Omdat Keizer Karel zelf aandeelhouder was van zijn brouwerijproject (een unicum in de geschiedenis) kon hij terugkeren, maar zijn monopolie op openbare werken en brouwerijen was-ie kwijt. Dus loste hij het probleem van de betaling van de legers van Keizer Karel op door in natura te betalen en zo door slimme timing en correcte levering de landvoogdes veel geld te besparen. Een logistiek en financieel genie, zou men nu zeggen.

Wie elk van die drie levensschetsen door Soly wil lezen, krijgt naast drie boeiende verhalen ook achtergrond en inzicht in de vroegmoderne tijd in de Nederlanden. Zowel de rol van het centrale gezag als van de stad komen knap aan bod.

Lode Goukens is master in de journalistiek. Zijn masterproef behandelde de journalistieke cartografie. Voordien was hij jaren beroepsjournalist en schrijver. Begonnen als officieel IBM multimedia developer in 1992 en één van de eerste professionele ontwikkelaars van DVD’s (dvd-authoring) schreef hij ook het eerste Belgische boek over het Internet in 1994. Hij behaalde ook al een master in de kunstwetenschappen en archeologie en een master filmstudies en visuele cultuur.

Commentaren en reacties