Oostende in de Belle Epoque
Het zwierige tijdperk van Ensor
Titel | Oostende in de belle époque |
---|---|
Subtitel | Het zwierige tijdperk van Ensor |
Auteur | Kurt Van Eeghem |
Uitgever | Pelckmans uitgevers |
ISBN | 9789463376044 |
Onze beoordeling | |
Aantal bladzijden | 352 |
Prijs | € 29,5 |
Kurt Van Eeghem levert een prachtige beschrijving van het mondaine Oostende uit de Belle Epoque.
Aan Kurt Van Eeghems beschrijving van ‘Oostende in de Belle Epoque’ is maar één nadeel: je krijgt zin om de stad die hij met zwier beschrijft te bezoeken. Maar dat Oostende bestaat niet meer. Niet dat de stad als Pompei onder een laag lava is verdwenen. Maar van de stad die aan het begin van de vorige eeuw nog ‘blonk als een juweel’ blijft op een paar gebouwtjes na niets meer over. Het huidige Oostende mag dan nog altijd een aangename bestemming zijn, maar ‘de stad aan zee’ heeft niets meer van de pracht en de praal van toen. Van Eeghem neemt zijn lezer als een professor Barabas mee in een teletijdmachine om dit vergane wonder aan de Noordzee weer tot leven te wekken.
Wat dit boek onweerstaanbaar maakt, is dat je op zowat elke pagina dingen leest die je niet wist over een stad die elke Belg denkt te kennen. De hele negentiende eeuw en de eerste jaren van de twintigste eeuw tot de Eerste Wereldoorlog, was Oostende de parel van de Atlantische kust, die een mondiale en vooral mondaine upper-class aantrok.
Toerisme is de toekomst
Meer dan een eeuw lang heeft Oostende zichzelf verfraaid dankzij een uniek verdienmodel. Toen een snuggere Engelsman in 1874 een kleine hutje op het strand inrichtte met drank en versnaperingen, werd dat in geen tijd een succes voor de eerste strandgangers. De bestuurders van de stad stonden erbij en keken ernaar, maar bleven allerminst bij de pakken zitten.
Zij beseften dat toerisme de toekomst van hun stad zou zijn. De stad verdiende er veel aan, maar alles werd meteen geïnvesteerd om ze nog aantrekkelijker te maken. De speelzalen en casino’s brachten enorm veel geld op, wat dan weer een even hoogstaande als dure muziekprogrammatie in het Kursaal mogelijk maakte. De hotels werden protseriger waardoor ze nog populairder werden bij een elitair publiek. Oostende liet met brio Scheveningen, Blankenberge en andere concurrerende badsteden achter zich.
Thalassotherapie
Opkomende pseudowetenschappelijke theorieën over de weldaden van zeelucht en zout water vormden de basis van de thalassotherapie en trokken al snel publiek aan. Dat de zon in Oostende minder scheen en dat het er niet zo warm is als rond de Middellandse zee, dat werd toen gezien als een voordeel. De rijkere klassen zagen bruingebrande huiden als een kenmerk van boeren en landlieden die tijdens hun harde arbeid de hele dag aan de zon waren blootgesteld. Chique dames gaven de voorkeur aan een witte huid en beschutten zich liever met een parasol voor kwalijke zonnestralen.
Maar als Oostende zijn ambities wou waarmaken, dan was er veel werk aan de winkel. Want tot vroeg in de negentiende eeuw was de stad aan zee in de eerste plaats een haven. Napoleon had er tijdens de Franse jaren een vestiging van gemaakt, met bakstenen mastodonten als vijfhoekige forten. De dijk was niet meer dan een aarden wal, waarop alleen houten en demonteerbare gebouwen mochten staan, die bij een aanval snel gedemonteerd moesten kunnen worden. Het eerste Kursaal was dan ook niet in steen.
Promenade
De fabelachtige transformatie die Oostende aan een hoog tempo zou ondergaan kwam pas goed op gang toen het beperkende statuut van vestigingsstad in 1865 werd ingetrokken. Dat gebeurde onder impuls van Leopold I, die al naar Oostende kwam nog voor hij de eerste koning der Belgen werd. De bastions verdwenen en een stenen dijk werd aangelegd. Dat zou de beroemde promenade worden langs steeds grotere en luxueuzere hotels en villa’s.
Oostende werd in ijltempo de place to be voor de Europese elite. De stad verkocht zich overal in de wereld met schitterende affiches, die als magneten de rijke elite naar de Noordzee haalden. Goede verbindingen waren daarbij essentieel. Een bootverbinding met het Engelse Dover en vooral het station, dat aansloot op de grote Europese lijnen, vlakbij dijk en centrum. Vandaar werden de gasten met koetsen naar hun dure verblijfplaatsen gebracht.
M’as-tu vu?
De plaatselijke kranten publiceerden elke dag de ‘Liste des Etrangers’, de buitenlandse bezoekers van de badstad. Want het Oostende van de Belle Epoque was ‘m’as-tu vu’ ten top. En met die lijst wist je meteen welke adellijke koppels, nouveaux-riches of vedettes je op de dijk tegen het mooie lijf kon lopen. Van Eeghem heeft het ook uitgebreid over de bijzondere relatie tussen Oostende en Leopold II die onder meer de lange Venetiaanse gaanderij liet aanleggen die het voor de mooi geklede burgerkoppels mogelijk maakte om geheel overdekt tot aan de Hippodroom te slenteren.
Het lijkt wel of Van Eeghem de hotels zelf gekend heeft die hij zo kleurrijk beschrijft. Het Hotel Continental bijvoorbeeld, met vierhonderd moderne kamers die alle van modern comfort genieten. Of vooral de Royal Palace, een immens luxe-dorp, de ultieme vakantiedroom voor wie het zich kon veroorloven: vijfhonderd kamers, vier kilometer gangen, speelzalen, een theater, een bibliotheek en vooral restaurants geleid door de Franse topchef Escoffier die hier de Sole Ostendaise bedacht.
Muzikaal mekka
En dan was er de muziek. Want naast sportieve activiteiten en ander vermaak is muziek in de mooiste époque van Oostende werkelijk overal en altijd aanwezig. Het begon met strijkjes, de fanfares, de harmonieën en de brassbands die elke dag te horen en te zien waren op de dijk of op de kiosken. Er waren er acht en de muzikanten speelden er zich in muzikale wedlopen de ziel uit het lijf. Op 3 augustus 1892 waren er liefst 42 opvoeringen.
Maar het muzikale mekka was het Kursaal. In 1878 was het nieuwe stenen gebouw ingehuldigd door de Franse componist Charles Gounod. Het werd elk seizoen vernieuwd tot een exuberante muziektempel. Het orkest, tot honderdvijftig man sterk, speelde er elke dag twee symfonische werken: één in de namiddag en één ‘s avonds, telkens voor nokvolle zalen met duizenden toeschouwers. Wereldberoemde en verafgode zangers en virtuozen deden er gastoptredens.
Wereldniveau
Het niveau van het orkest werd tot ongeziene hoogtes opgetild door chef-dirigent Leon Rinskoff. Hij haalde topmuzikanten naar Oostende, waardoor het Kursaalorkest één van de beste van Europa werd dat zelfs in het buitenland toerde. Maar aan het wonderbare sprookje van Oostende kwam net zoals aan heel de Belle Epoque een abrupt einde met het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Niets zou nadien nog hetzelfde zijn. De Oostendse droom was voorgoed voorbij.
Kurt Van Eeghem verdient geloofd en geprezen te worden voor zijn beschrijving van het vergeten Oostende van de negentiende eeuw. Geen inspanning lijkt hem teveel geweest te zijn om een authentiek beeld te schetsen van dit Eldorado aan de Noordzee. Het boek is rijk geïllustreerd met postkaarten uit die periode. Zonder meer een aanrader.
Luckas Vander Taelen (1958) werkte als tv-regisseur, en was voor Groen schepen, Vlaams en Europees Parlementslid en senator.
Het federale Beliris-fonds, bestemd voor de uitstraling van Brussel, wordt systematisch misbruikt door de bevoegde minister Karine Lalieux (PS).