Franse censuur vertekende Belgische strip
Titel | Jan Kordaat Integraal 3 1950-1954 |
---|---|
Auteur | Eddy Paape (tek), Yvan Delporte (scen), Jean-Michel Charlier (scen), Christelle en Bertrand Pissavy-Yvernaul (inleiding) |
Uitgever | Scratch |
ISBN | 9789492117809 |
Onze beoordeling | |
Aantal bladzijden | 312 |
Prijs | € 39.91 |
Koop dit boek |
Integrale editie Jan Kordaat rehabiliteert een van de grootste tekentalenten. Eddy Paape als slachtoffer van Franse censuurcommissie.
Door de stripalbums die Eddy Paape tekende voor de reeks Jan Kordaat uit te brengen in één bundel rehabiliteert uitgeverij Scratch een van de meest onderschatte Belgische striptekenaars van de jaren 1950. Dankzij een aantal boeiende achtergrondartikels krijgt de lezer ook de context van die jaren mee. De invloed van de Franse censuur op de Belgische strips, die in Frankrijk een veel grotere afzetmarkt vonden, zal allicht verbazen.
Een klassieker
Toen de stripverhalen van Jan Kordaat in de jaren 1980 werden heruitgegeven, leerden vele jonge striplezers een klassieker kennen die hun ouders met veel plezier hadden gelezen. De meeste verhalen hadden de tand des tijds echter niet erg goed doorstaan. Het eerste album, De Zwarte Zon, van Jijé (pseudoniem van Joseph Gillain) had een iconische cover. Maar het was geenszins het eerste verhaal. Jijé en Jean Doisy waren met de verhalen van de detective gestart in 1941. De keren dat het weekblad Robbedoes (Spirou) tijdens de Tweede Wereldoorlog verscheen stond Jan Kordaat altijd wel in het stripblad.
In 1943 verscheen een eerste album en in 1951 een tweede. Hoewel Jijé dikwijls een briljant striptekenaar bleek, valt op die oude verhalen een en ander aan te merken. Jijé verloor ook snel de interesse in zijn personage en begin jaren 1950 (wellicht al in 1949) nam de jonge tekenaar Eddy Paape (Grivegnée, 3 juli 1920 – Brussel, 12 mei 2012) de reeks over. De vier stripverhalen die Paape tekende zijn in één integraal album verschenen.
Een verguisd striptekenaar
De periode 1950-1954 komt hierin zeer uitvoerig aan bod, met boeiende artikels en heel veel grafisch documentatiemateriaal over deze drie albums. De Nederlandstalige Jan Kordaat integraal 3 is wat dat betreft fraaier en interessanter dan de Franstalige bij Dupuis verschenen intégrale-versie. Dit is te danken aan de Nederlandse uitgeverij Scratch. De fantastisch mooie cover van Het geheim van Donkerburcht (de enigszins bizarre vertaling van Le château maudit) siert ook dit prachtig uitgegeven boekwerk.
Eddy Paape is een beetje een verguisd striptekenaar, die slechts een matig succes kende met zijn eigen reeksen Flip Flink en Luc Orient. Het feit dat hij slechts drie albums tekende van Jan Kordaat is het gevolg van twee zaken. Ten eerste de Franse censuurcommissie die uit België afkomstige strips tegenwerkte uit protectionistische redenen. Ze legde zoals in deze integrale editie zeer boeiend beschreven een bespottelijke censuur op. Iets wat uitgever Charles Dupuis, die toch per album 50.000 Franstalige exemplaren en 5000 Nederlandstalige verkocht, aanzette om een preventieve censuur te voeren tegen geweld, wapens op de voorgrond, griezelige afbeeldingen enzovoort.
Verminking van stripplaten
De voorbeelden in dit boek zijn stuitend. Verminking van stripplaten is een eufemisme. Dupuis was sowieso al geen grote fan van Jan Kordaat en nog minder van striptekenaar Eddy Paape. Ten tweede besloot Jijé, die in de ogen van Dupuis onfeilbaar leek, de reeks plots terug aan zich te trekken. Zo kon het dat De Zwarte Zon sedert 1980 als nummer één geldt, maar eigenlijk het zesde album in de reeks is (op dertien). Het was het eerste min of meer degelijke Jan Kordaat-verhaal van Jijé’s hand. Het dateert van 1956.
In 1984 tekende de Brusselse striptekenaar René Follet, die op 14 maart van dit jaar overleed, een album van Jan Kordaat naar een scenario van de pas overleden André-Paul Duchâteau (bekend van Rik Ringers). Follet die vooral in Nederland veel succes kende met zijn reeks Steven Severijn bevond zich toen op het toppunt van zijn roem. Zijn zeer aparte tekenstijl sloeg echter niet aan en het bleef bij twee slecht ontvangen albums. Tussen die twee albums verscheen album 16 met een middelmatig verhaal van Jijé en Guy Mouminoux. Het laatste album dat verscheen was een verhaal uit 1950 van Eddy Paape naar een scenario van Yvan Delporte. Met dit laatste album opent Jan Kordaat integraal 3. Het is eigenlijk een jeugdzonde en enkel boeiend als tijdsdocument.
Te perfecte en dus doodsaaie held
Jan Kordaat is de typische stripdetective zonder gebreken. Dat maakt de verhalen van Jijé ontzettend gedateerd en ook het album dat Paape met Delporte maakte is een draak van jewelste.
Deze integrale editie is echter onmisbaar in de stripverzameling van elke zichzelf respecterende stripliefhebber. Het geheim van de Donkerburcht is zonder twijfel het beste album van de hele reeks. Zowel qua scenario, met een van de eerste scenario’s van de zeer productieve Jean-Michel Charlier (bekend van Buck Danny, Tanguy en Laverdure en de Beverpatroelje), als qua tekeningen van de jonge Eddy Paape. De historische duiding die te lezen staat in deze bundel is bovendien van fenomenale meerwaarde.
Charlier geeft Jan Kordaat (Jean Valhardi in het Frans) een sidekick die met humor de saaie perfectie van het titelpersonage moet uitbalanceren. Het zou later een kenmerk van Charliers scenario’s worden (met Sonny Tucson, Tapir en Ernest Laverdure in de reeds vermelde succesreeksen van Charlier). De verhalen zijn realistischer en filmischer. Alleen al die zaken vormen mijlpalen in de evolutie van de strip van kinderlijk vermaak in de jaren 1940 tot degelijke strips voor alle leeftijden in de jaren 1950-1960. De Super-gamma-straal en de bevrijding van prof Stagmus zijn degelijke albums en wie nu kan lezen hoe die verhalen door de Franse censuur veel van hun oorspronkelijkheid verloren, kan zich troosten met de prachtige tekeningen. Paape leverde later nog wel goede strips af, maar deze drie albums behoren tot zijn sterkste werk.
De prehistorie van de Franco-Belgische strip
De sublieme zwart-wit-tekeningen van Paape vormen de tweede reden waarom dit bundel zo bijzonder is. Paape begint nog met vijf stroken per pagina, maar vanaf pagina 144 reduceert hij dit tot 4 stroken en komt zijn tekenwerk in grotere vakjes (cases) steeds beter tot zijn recht. De lelijke inkleuring uit de jaren 1950 is misschien een kleine belemmering voor het echte voluit genieten, maar de geïnkte pagina’s en covers zonder kleur die in de begeleidende teksten werden gereproduceerd, illustreren perfect hoe briljant die soms zijn. Paape inkte, zo leert de lezer, ook het werk van collega’s zoals Victor Hubinon (Surcouf en Buck Danny).
Dat de verhalen door de Franse censuur enige authentieke tijdsgeest uit de Koude Oorlog missen is jammer en dat de stroken nog een zeer primitieve bladspiegel tonen, die maar af en toe los komt van het zeer repetitief tonen van twaalf even grote vakjes (cases) in vier stroken van drie vakjes doet oubollig aan. 1950-1954 is dan ook de prehistorie van de Franco-Belgische strip. Leg deze stripverhalen naast Amerikaanse klassiekers zoals die van Milton Caniff en plots zal duidelijk worden welk een talent de jonge Eddy Paape destijds was.
Lode Goukens is master in de journalistiek. Zijn masterproef behandelde de journalistieke cartografie. Voordien was hij jaren beroepsjournalist en schrijver. Begonnen als officieel IBM multimedia developer in 1992 en één van de eerste professionele ontwikkelaars van DVD’s (dvd-authoring) schreef hij ook het eerste Belgische boek over het Internet in 1994. Hij behaalde ook al een master in de kunstwetenschappen en archeologie en een master filmstudies en visuele cultuur.
De klimaatmiljarden gaan blijkbaar niet altijd naar klimaatadaptie. Verdwijnen ze in de foute zakken?